Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 247] [p. 247] II. Liedje De dagen gaan, en grauwe luchten tijgen over der aarde vale troostloosheid, daar is alleen een onheilspellend zwijgen, dat angstig drukt over deez' eenzaamheid. Maar fèl leeft nog in heel mijn weten den eersten zomer dat we elkander vonden,... een sterke zon,... ik ben je niet vergeten, - hoe smart'lijk schrijnt deez' oude wonde. - De dagen gaan... waar is hun horizon? De nachten: stil van ongesproken lijden, ik wilde wel dat weer die oude tijden kwamen, toen ik voor jou een enkel liedje zong, dat zacht je handen gleden door mijn haren, en legden aan mijn hoofd hun koelen brand,... ik wilde wel, dat we weer samen waren in 't eigen, oude, blonde land. - De tijd vergaat - ik wil vergèten, ik wil alleen meer zien wat komen gaat... maar God, diep in mijn innigst wezen zie ik joùw lief gelaat. Amsterdam 26-11-'20 Vorige Volgende