Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 245] [p. 245] De luiden lach en andere verzen Voor Fifi I. De luiden lach Ik lach, - mijn luide schaters hangen aan de luchten, als vluchten donk're vogels een herfst'gen dag bijwijlen aan de heem'len staan aan herfst'ge heem'len waarlangs de gril'ge wolken varen, als snelle, rank-gebouwde barken, door blanke zeilen hoor ik de wilde winden gierend gaan, de luide winden, die de roestig-gele blaren in vreemde tochten jagen langs mijn ramen, de wegen over, langs landen: dood'lijk eenzamen, waar in de zomer-uren wij tesamen doolden de dagen door in donk're droomen - Ik lach - ik zie de klanken blijven trillen aan de verijlde toppen neveliger boomen, die tegen verre hemel-zoomen verrijzen doen hun fijn en stille dag-verstorv'ne schimmen - ik zie met 't wijken van den dag de vogel-tochten mijner lach langs hoóge heem'len klimmen, voorbij de wegen: ster-ombloeid. [pagina 246] [p. 246] voorbij de nacht-stille waat'ren, waarlangs de witte mane-boot zoo blank-verpuurd heur reize roeit, voorbij den zaal'gen zegen van veler sterren bloesem-pracht, die dragen hun verklaard geheim boven den lichten zoeten zwijm van dezen stillen nacht. Ik lach, - een felle 'erinnering flitst aan de einders van mijn weten - ik lach,.... ik làch, de schaters gaan - ik wil vergeten wat eèns gebeurde dien sterken dag! Amsterdam 23-11-'20 Vorige Volgende