Verzamelde gedichten (1922-1943)
(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend
[pagina 239]
| |
Non sum qualis eram bonae sub regno cynaraeGa naar voetnoot*Die nacht, ach gisternacht, viel, Cynara, de schijn
van uwe schaduw tusschen haar en mij; verdoofd
van uwen adem kuste ik haar en dronk den wijn;
verlaten was 'k, door een oude passie overmand,
ja, 'k was verlaten en ik boog het hoofd:
ik ben u, Cynara, steeds trouw geweest! naar mijnen trant.
Al nacht'lijk op mijn hart voelde ik haar harte-bloed,
nachtlang lag ze in mijn arm in liefde en slaap gebed;
voorwaar de kus van haar gewelfden mond was zoet;
maar 'k was verlaten, door een oude passie overmand,
toen 'k zag dat grauw de dag had ingezet:
ik ben u, Cynara, steeds trouw geweest! naar mijnen trant.
Zoo luttel heugt mij nog! 't Ging met den wind te loor,
ik strooide rozen en weer rozen roekloos rond,
dansend dat ik vergat uw lelies die 'k verloor;
maar 'k was verlaten, door een oude passie overmand,
die nacht dat 't dansen schier geen einde vond!
ik ben u, Cynara, steeds trouw geweest! naar mijnen trant.
Ik riep om driftiger muziek en kopp'ger wijn,
maar als de lampen dooven, 't feest ten ende gaat,
daalt, Cynara, uw schaûw! de nacht is uw domein
verlaten ben 'k, door een oude passie overmand,
'k begeer den mond van die mij hong'ren laat!
ik ben u, Cynara, steeds trouw geweest! naar mijnen trant.
ernest dowson
(1867-1900) |
|