Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 237] [p. 237] De arend en de mol Vermijdt de kudde klein, vlucht van haar dampen heen, leeft als die stoicijn de arend op zijn steen. Der meeng'te bonte zee brengt voort en voedt den haat; hij houdt zijn hooge steê in ongeschonden staat. Als warm gestald en snel de kudde een schuilplaats won, zeilt boven stormen fel hij in het licht der zon. Als voor des arends vlucht uw kracht niet is bestemd, schuwt dan der schapen lucht en houdt u afgewend. Van blaam en van getier wenscht gij uw ziel ontdaan leeft als het molledier een ondergrondsch bestaan. En ga daar enkel om met wortels en gesteent, met waat'ren aan hun bron en het ontzield gebeent. elinor wylie (1887-1928) Vorige Volgende