Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 107] [p. 107] Het lied van den wijn Ik treed naar buiten op 't balcon en adem in den winternacht, nog staat de tafel achter mij gevuld met d'uitverkoren vracht van spijzen kostelijk bereid, der vruchten kleur'gen overvloed en restend in een enkel glas wat wijn ròod als ons bloed. Zij gingen heen - hun harde tred ver-echoot door de leege straat; de zwarte nacht gelijkt een stolp die over 't kleine leven staat, waarbinnen het begrensde spel, òns leven, veilig wordt behoed, tot aan den tijd dat plotsling staakt de maatzang van ons bloed. De wind vlaagt over mijn gelaat en koud en later wordt het uur, ik treed weer binnen het vertrek en zet mij zwijgend naast het vuur en denk aan het voorbije feest van vriendschap en van overmoed - ik glimlach om de volle vreugd' van 't jong en krachtig bloed. Dàn, met een lang-gewend gebaar heb ik het ledig glas gevat en uit een grauw-bestoven flesch schenk ik het oud en nobel nat, dat in het helder lamplicht wint een diepe kleur, een donkren gloed - zòo werd eenmaal dit ledig lijf gevuld met stroomend bloed. [pagina 108] [p. 108] Ik hef het fonkelend kristal tegen het witte licht omhoog, opdat ik goed en algeheel voortaan oprecht beseffen moog' hoe deze dunne, glazen schaal, ontstegen aan den vasten voet, het onnaspeurbaar raadsel bergt van 't eigen, brandend bloed. En dalend trager naar mijn mond zie ik als in een diepen droom bevangen door een snelle roes, bedwelmd door 't edele aroom, een glooiend landschap waar de zon de jonge trossen rijpen doet totdat ten langen lest zij zijn zwaar van een bronstig bloed. De donkre bruiden van dit land met donkre oogen, donker haar, ik zie hoe dat hun rappe hand berooft den knoestgen druivelaar als speelden zij een vluchtig spel; zij hebben nimmer dìt vermoed: al bleef ik ver en vreemd van hen zij zinderen doen mijn bloed. - De droom vergaat en aan mijn mond breng ik het glas met zeekre hand, in dit verkoren oogenblik doorslaat mij bliksemend een brand, een helder vuur, een snelle vlam, en plotsling ken ik nu voorgòed 't verrukken vlagend van den wijn, zijn ziel, zijn bloèd! Vorige Volgende