Verzamelde gedichten (1922-1943)

[p. 70]

Kwatrijnen

I

Eens kreeg ik al uw gunsten zonder òoit te smeeken,
voor ik mijn hand nog strekte, gaaft gij reeds een teeken,
en nu ik voor het eerst met ziel en bloed begeer,
kiest gij het oogenblik om u voorgòed te wreken.

II

Aldus heeft Hij beschikt al naar Zijn Goddelijk bestel,
de dagen en de nachten zijn van dit verborgen Spel
het witt'-en-zwarte bord; wìj zijn de stukken -
laat af te gissen hunnen loop - de Spèler weet het wel.

naar Omar Khayam.

III

Zij riepen om de jaren die vergleden,
zij klaagden om het leed door hen geleden,
d'onnoozelen. - Elk jaar en elke harde pijn
is naar de eeuwigheid een zekere schrede!