Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] Zwervers-liefde Gij waart mij immer vreemd en nooit-genegen, enkel het hooren Uwer tred was een solaes voor mij, armzalig hert, dat hunkerend en dwaas, zijn liefden spilt langs nachtelijke wegen. Zoovele steden zwierf ik - achter het waas, waarmee zij uit de koele kimmen stegen, wist ik de schat der pleinen, strak-gelegen onder de zon, midden der dagen luid geraas. O stad, gij duistre, die heim'lijke weelden tot relequieën in heur schrijnen werft; voor mij, die zooveel wrange vreugden deelde, wiens wreede hart in menig leven kerft, waart ge een tijdlijk schoon, dat alreê sterft: balseme kort voor wond, die nimmer heelde. Vorige Volgende