Sonnetten voor Cynara(1942)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] XV De rust die ik begeer, de onrust die mij drijft - ebbe en vloed die harts verval bepalen - wel altijd zal 'k door 't niemandsland hier dwalen, dat beurtelings door zee of land wordt ingelijfd en waar, hoe hoog de vloed ook loopt, niets achterblijft dan wrakhout, wieren, wat gebleekte schalen, terwijl het water - niet te achterhalen - wijkend de curven van zijn eeuwig keeren schrijft. Uitziende over zee en starend naar het land - o tweespalt waar ik niet aan kan ontkomen - benijdt de ziel, die jammerlijk hier is gestrand, den vrijen vogel, breidelloos als droomen, die uit zee wiekend onbelemmerd landwaarts keert en snel en souverein langs golf èn akker scheert. Vorige Volgende