Sonnetten voor Cynara(1942)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 20] [p. 20] XIV Vloekb're Herinnering - o alsem en venijn - die mij jaar in, jaar uit, bij dag en nacht hanteert, mij in den rug aanvalt als 'k mij heb afgekeerd en dacht één oogenblik bevrijd te zijn. Mijd ik den hoofdweg eens, dat zij mij niet verschijn', op 't zijpad tref ik haar door vijandschap verteerd. ‘Ik ga met u’, spreekt zij en op het uit geteerd gelaat verscherpt haar lach tot alsem en venijn. Wat baat mij, arme, dan het lieflijks haar gewijd aan teedere muziek, der woorden innigheid en wat er trillen moog' in menschenoog en hand? Weest waakzaam dwazen, die aldus zijt aangeraakt, ik weet te goed dat zij achter het opgemaakt, beminlijk masker slechts van harde wraakzucht brandt. Vorige Volgende