Sonnetten voor Cynara(1942)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] VIII Dit is mijn onrust en dit van mijn dagen de foltering en het invretend zuur; dit is de harde kwaal die op den duur mij sloopt omdat het hart 't niet kan verdragen. Dit van mijn moed het hopeloos versagen - dwars op mijn smallen weg de blinde muur - dit van mijn nachten kwellend uur op uur, waarin ik om harts zekerheid blijf vragen. Als straks mijn hand verdort op 't grove laken, mijn adem stokt en uitbreekt 't laatste zweet, sla dan met blindheid 't fonklend rechteroog, maar laat het linker ziende opdat ik weet, wanneer zij soms het sterfbed mocht genaken, of zij mij liefhad of dit schandlijk loog. Vorige Volgende