Sonnetten voor Cynara(1942)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] IX Hierop ben ik dan voortaan aangewezen: dit klein bestek van bed en kabinet, het duister waarin niemand op mij let en ik alleen ben met mijn vreugde en vreezen. Als met den nacht de sterren zijn gerezen, de maan zich aan den hemelkoepel zet, begint de samenspraak, die onverlet voortduurt en mij voor even doet genezen Sterren en duister en de stille woorden tot de gedroomde aan mijn rechterzij, een teederheid die zij zelfs niet verstoorde, want die geen tweede aanwezigheid verdraagt, totdat de dag zich gruwlijk wreekt aan mij, mijn Schikgodin, die in het Oosten daagt. Vorige Volgende