Sonnetten voor Cynara(1942)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] VI Hart heb geduld, het zal straks anders keeren. Nog altijd rest ons adem voor het lied dat, onbekommerd zingend, balsem biedt en teerspijs is voor wie veel moest ontberen. Laat de euvelen met euvlen moed regeeren over 't beperkt en ondermaansch gebied, hun slinksch en bar bedrijf, het raakt ons niet, hun looze lagen kunnen ons niet deren. Als tusschen morgendauw en avondrood het leven sleet de platgetreden paden stijgt met de sterren te bestemder stade het eerste woord, gebiedend als de dood. Vrij is het lied dat, los en onberaden, zingt tusschen avonddauw en morgenrood. Vorige Volgende