Sonnetten voor Cynara(1942)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 9] [p. 9] III Steden der wereld, menigten, al wat ik zag: lentlijk Parijs, een avond langs de Seine-boorden of het droefgeestig roepen dat ik dikwijls hoorde langs d'Amsterdamsche grachten op een regendag - het spoelt als water weg, het breekt als spinnerag. Niets kan er zijn wat 't hart ooit heftiger bekoorde in mijn herinnering dan de zoo ongestoorde en warme rust in een klein dorp op dezen dag. Hier in dit onverganklijk land een wilde tuin, waar duindoorn en de hooge vlieren wassen, uitzicht op glooiend vroon en op 't begroeide duin en wat daar tiert aan landlijke gewassen, en daarin ademend naast mij zoo rank en bruin de lieflijkste die sluimert in de grassen. Vorige Volgende