Doesje zal nu zeker goed verzorgd worden en in het groote, witte huis aan den straatweg van Zutfen naar Deventer zullen 's avonds om tien uur de deuren prompt gesloten worden.
Mevrouw Eveline van Raalte gaat naar boven. Door de ruime hal met het zachte tapijt en langs den buigenden portier, die den piccolo toesnauwt:
- Kamer negen!
Over den weeken, dikken looper op de breede trap gaat zij langzaam achter den kwieken, kleinen jongen aan, parmantig en stram in zijn groene livrei.
Hij zwaait de deur voor haar open, draait het licht aan, trekt de zware overgordijnen dicht.
- Wenscht Mevrouw nog iets?
- Dank je wel, jongetje, dank je wel...
Mevrouw Eveline van Raalte wenscht wèl iets, maar dat kan ze moeilijk aan den kleinen piccolo zeggen. Mevrouw Eveline van Raalte wil vreeselijk graag, dat hij haar schoenen uittrekt, en haar die zwart-satijnen schoentjes aandoet. Dan zou zij zich niet hoeven te bukken.
Nu is zij genoodzaakt dat alles zelf te doen. Zij legt haar handtaschje neer op tafel, staat op en gaat naar de hooge spiegelkast, bukt naar de zwart-satijnen schoentjes...
- Als ik terug ben in Gorssel, spreekt zij met zichzelf af, zal ik dat dieet van dokter Huygens