Uytbreyding over De Psalmen des propheten Davids

Den Cxvij. Psalm.

1   GHy volcken, menigh van getal, ⁺
Ghy volcken over-overal;
Het zy ghy noch voor dese tijdt
Van Godts genade bastert zijt;
Het zy als uytverkoren kindt,
Met hooger gunst van hem bemint:

2   Ghy volcken, spreeckt des Heeren loff;
Ghy volcken spreeckt: want daer is stoff.
Sijn goedtheydt, over ons verspreydt; ⁺
Is op een stercken grondt geleyt.
Sijn trouw, bepaelt van uer noch dagh,
Duert eeuwighlijck. Halelu-Iah.

+ 1

+ 2