Uytbreyding over De Psalmen des propheten Davids
(1630)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen– AuteursrechtvrijDen Cviij. Psalm.1 LOff-vaerdigh, Godt, staet mijn gemoedt. Ga naar margenoot+
Dies sich de keel ten eer-sang spoet.
Wel op mijn luyt, mijn tempel-eer. Ga naar margenoot+
Vroech wil ick op. en na en veer, Ga naar margenoot+
Den volcken met danck-rijcken mondt
Vw’ eere, Heere,
| |
[pagina 302]
| |
maken kondt.
Vw’ gunst en trouw (wie sou’ niet loven?) Ga naar margenoot+
Stijght aller heem’len hooght te boven.
2 Dat dan uw’ glory sich verbrey’ Ga naar margenoot+
En, hemel-hoogh, haer glans versprey,
Versprey’ op alle menschen-kindt.
Ontslaeftse, Godt, die ghy bemint. Ga naar margenoot+
Verhoor, en breng in goeden standt
Door kracht van uwe rechter-handt.
De be’e heeft sne’e. Godt sprack een reden Ga naar margenoot+
By ’twaer-pandt sijner heylicheden:
3 Hy sprack: (des ben ick bly) Ick sal
’tHeel Sichems landt en Suchots dal
Gaen deylen en u meten toe
Met onbekrompen meters roe.
’kHeb Gilhad en Manass’ in macht. Ga naar margenoot+
Eph’rim, mijns hoofdts verkoren kracht.
Iehuda sal mijn Wet voor-lesen.
En Moab moet mijn wasch-pot wesen. Ga naar margenoot+
4 ’kAcht Edom voor mijn voete-wisch.
Nu juygh (terwijl der reden is)
Iuygh over my o Philistijn.
Wel aen, wie wil mijn leyder zijn Ga naar margenoot+
(Tot Edom toe) ter vaster stadt?
Zijt ghy’t niet, Godt? die, onser zat, Ga naar margenoot+
Vervreemden, en, als in voor-tijde,
Voor aen ons heyr niet gingt ten strijde?
5 In noodt koom ons met hulpe by. Ga naar margenoot+
Wat’s menschen-troost? Bedriegery.
Dies gaen w’om krachten Godwaerts heen, Ga naar margenoot+
Die ons benauwers sal vertre’en.
|
|