Uytbreyding over De Psalmen des propheten Davids
(1630)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen– AuteursrechtvrijDen lxxxiiij. Psalm.1 WAt is uw’ huys, heyr-scharen Heer, Ga naar margenoot+
Der soetheydt voll’! Ach! over-seer Ga naar margenoot+
Verlangt my na des Heeren zalen.
Met vreuchd is ziel en lijff door-drenckt
Als ’thert aen ’slevens Heer gedenct
En voelt Gods hooght sijn diept bestralen.
Een vogel spoort sijn nestjen naer: Ga naar margenoot+
Een vrome ziel soeckt Godts altaer:
2 Soeckt uw’ altaer, Heer Sebaoth,
Mijn Koning en mijn eenigh Godt.
| |
[pagina 234]
| |
O! saligh die uw’ huys bewoonen. Ga naar margenoot+
Haer tong draeght altijdts uwen loff.
Geluckigh, die vertrouwens stoff Ga naar margenoot+
Schept uyt de kracht die ghy kondt toonen.
De lessen staen in sijn gemoedt;
Die wegen zijn ten hooghsten Goedt.
3 Dies hy, gegaen door’t dorre dal Ga naar margenoot+
De frische drenck-bron vinden sal.
O! segen-rijck die ’tvolck soo leeren!
Haer kracht (tot dats’ in Sion zijn Ga naar margenoot+
Daer sich der Goden Godts aenschijn
Aenschouwen laet) sal steeds vermeeren.
Godt Sebaoth, verhoor mijn be’e; Ga naar margenoot+
Godt Iacobs, guns’ in ’therte ste’e.
4 Godt, onse schildt (daer wy op staen) Ga naar margenoot+
Siet uws gesalfden aenschijn aen.
O! beter is in uwen Tempel Ga naar margenoot+
Een dagh dan elders duysendt jaer.
Soo my de keur gegeven waer;
Off wacht te houden op Godts drempel,
Off in des boosen huys om seerst
Geacht te zijn; ick koos’ het eerst.
5 Want Godes glans is ons een Son, Ga naar margenoot+
Sijn kracht een schildt, sijn gunst een bron
Die alle heyl en eer kan geven.
Hy weert hun geenderhande Goedt
Die, onverslimt in haer gemoedt,
Recht-padigh zijn in all’ haer leven.
Heyr-rijcke Heer, veel-saligh hy Ga naar margenoot+
Die sijn vertrouwen set op dy.
|
|