Uytbreyding over De Psalmen des propheten Davids
(1630)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen– AuteursrechtvrijDen lxxxiij. Psalm.1 NIet meer soo stil. o! niet altoos, Ga naar margenoot+
Mijn God, soo woord- en dade-loos.
Vw’ vyandt is alom in roeren. Ga naar margenoot+
| |
[pagina 232]
| |
Mijn’ haters hebben’t hoofdt verheven Ga naar margenoot+
Haer donck’re raedt-slagh tast na ’tleven
Van die soo diep aen ’thert u roeren.
2 Op, seggens’. onse hand zy t’saem Ga naar margenoot+
’tEndt van haer wesen en haer naem.
Uyt heb Israel. Haer gedachten Ga naar margenoot+
Zijn eens in’t quaedt. haer t’samen-spannen
Geld’t dy. Daer komen Edoms mannen, Ga naar margenoot+
Met Ismaels en Loths geslachten:
3 Met Gebal, Hammon, Amaleck, Ga naar margenoot+
En ’tgantsche Philistijnen-reck,
En all’ die’t stroom-rijck Sor bewoonen.
Oock is haer Assur by-gevallen: Ga naar margenoot+
Dies streckt de sterckte van hun allen
Een arm aen Loths ontaerde Sonen.
4 Doet hun als voormaels Midian; Ga naar margenoot+
Als Sisera, den trotsen man;
Als Iabin; doemen Kisons beken Ga naar margenoot+
Soo bloedt-roodt sagh, en sy, verslagen,
Als snooden dreck in Hendor lagen.
Ach! op haer Groote wilt u wreken. Ga naar margenoot+
5 Haer’ hoogheyt dael’ en werd’ gering.
’tGa hun als’t Zeb en Horeb ging,
Als Salmunahs en Zebahs landen,
Die sich Godts tents besit vermaten. Ga naar margenoot+
Als wervels die sich draeyen laten, Ga naar margenoot+
Als kaff voor windt, maeck haer te schanden.
| |
[pagina 233]
| |
6 Het vuyr maeckt bosch en bergh tot asch: Ga naar margenoot+
Alsoo beloop’ en treff’ haer ras
De storm uws toorns, en werpse neder: Ga naar margenoot+
Niet anders als de hooge boomen,
Hoe vast van stam, ter aerde komen
Door’t schielijck woeden van’t onweder.
7 Haer hert heb schrick. verderff en schaemt Ga naar margenoot+
Haer eeuwigh deel. Door ramp gepraemt, Ga naar margenoot+
Herneem het hert, vol ongerustheydt, Ga naar margenoot+
(Ervindend’, Heere, dat de waerde
Vws grooten naems is ’thooghst’ op aerde)
Gedempte Godlijckheydts bewustheydt.
|
|