Uytbreyding over De Psalmen des propheten Davids
(1630)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen– AuteursrechtvrijDen lx. Psalm.1 GOdt, die ons, scheurend’, hebt ververt, Ga naar margenoot+
Keer we’er tot ons ’tverbittert hert.
De aerdt hebt ghy door daver-smeet Ga naar margenoot+
Van een gesne’en. ach! heylt haer reet.
Want, siet, sy wanckt. Ghy hebt by dien Ga naar margenoot+
Vw’ volck een droevigh ding doen sien,
Een droessem-kelck ons dranck doen wesen,
Dan, noch getroostight die u vreesen. Ga naar margenoot+
2 Dien hebt ghy een banier gericht,
Op dat door’t sien van waerheydts licht
Het hert hun wass’ en laving vind?
Ontslaeftse, Heer, die ghy bemint. Ga naar margenoot+
Verhoor, en breng ten goeden standt
Door kracht van uwe rechterhandt.
| |
[pagina 168]
| |
De be’e heeft sne’e. Godt sprack een reden Ga naar margenoot+
By’twaer-pandt sijner heylicheden.
3 Hy sprack: (des ben ick bly) Ick sal
’tHeel Sichems landt en Suchots dal
Gaen deylen en u meten toe
Met onbekrompen meters-roe.
’kHeb Gilhad en Manass’ in macht: Ga naar margenoot+
Ephrim, mijns hoofds verkoren kracht:
Iehuda sal mijn Wet voor-lesen:
En Moab moet mijn wasch-pot wesen: Ga naar margenoot+
4 ’kAcht Edom voor mijn voete-wisch:
Nu juygh (terwijlder reden is)
Iuygh over my, o Philistijn.
Welaen, wie wil mijn leyder zijn Ga naar margenoot+
Ter vaster Stadt, tot Edom toe?
Zijt ghy’t niet, Godt, die, onser moe, Ga naar margenoot+
Vervreemden, en, als in voortijde,
Voor aen ons heyr niet gingt ten strijde?
5 In noodt, koom ons met hulpe by. Ga naar margenoot+
Wat’s menschen troost? Bedriegery.
Dies gaenw’ om kracht tot Godwaerts heen,
Die ons benauwers sal vertre’en.
|
|