Uytbreyding over De Psalmen des propheten Davids
(1630)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen– AuteursrechtvrijDen liiij. Psalm.1 GOdt, dien’t noyt feyld’ aen macht off sterckt, Ga naar margenoot+
Verschaff my hulp, en richt rechtveerdigh.
Ontfangh mijn be’e, en achtse waerdigh
Dat ghy aendachtigh op haer merckt. Ga naar margenoot+
Want vreemde maken hun party; Ga naar margenoot+
En trotse, die na Godt niet geven,
Staen, bloedt-begeerigh, na mijn leven:
En noch is Godt met hulpe by.
2 Hy stut mijn ziel. ’tberaemde quaedt Ga naar margenoot+
Sal hy op ’svyandts hoofdt vergelden.
O soo! verstoortse die my quelden,
En toont uw’ trouw door klare daedt.
Soo salder heyligh offer schien Ga naar margenoot+
Vw’ naem ter eer, die mijne oogen,
(Hulp-rijck in noodt) spijt menschen-poogen, Ga naar margenoot+
Haer lust doet aen mijn vyandt sien.
|
|