Stichtelycke rymen(1624)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende III. Over Psalm. 25. Zang. Frogs Gaillarde. Pag. 24. ALs een herder zijne schapen in een groen landouwe weydt, En, om haer den dorst te laven, na de versche beken leydt: Zoo is oock de Heer mijn hoeder. En om dat de Heer my hoedt, Zal voor 't lijf noch spijs ontbreken noch verquicking voor 't gemoedt. [pagina 61] [p. 61] Doe ick, als een dolend schaepken, afgegaen van 't rechte padt, Ongewisse gangen dede en verkeerde wegen tradt: Bracht hy als een trouwe herder, bracht hy mijne voeten we'er Op des levens rechte straten, om zijns naems hoogh-waerde eer. 2 Of ick schoon (gelijck een kudde die in doodts perijckel staet, En somwijlen langs der heyde tot een prooy der wolven gaet) Wand'len moest op zulcke wegen daermen eyndt noch uytkomst ziet, En geen mensch in 't nare doncker zich tot leydtsman aen en biedt: Iae in zulcke nooden raeckte daer de doodt voor oogen stondt, En de ziel by geene menschen hoop' van troost noch hulpe vondt: Noch en zoud' ick niet vertsagen, nu ghy helpt, en by my zijt Als een herder die zijn schapen trouw'lijck met zijn staf bevrijdt. 3 Ghy bereydt my voor de oogen van mijn vyandt een bancket: Daer zoo wordt my overvloedigh alle spijze voorgezet: Daer zoo druypt mijn hooft van oly, en mijn beker vloeyt van wijn: Dit vervult mijn geest met vreuchde en mijn vyandts hert met pijn. All' de dagen die ick leve (en daer op vertrouw' ick my) Blijft my Godes rijcke gunste en zijn milde goedtheydt by. All' de dagen die ick leve (des ben ick in 't hert gewis) Zal ick blijven in de wooning daer de Heer mijn Godt in is. Vorige Volgende