Stichtelycke rymen(1624)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende V. Zang: Als op 't voorgaende. oock Questa dolce Sirena. Pag. 8. HEt best heb ick verkoren, Dies is mijn hert verblijdt: Veel lust is hem geboren Die zijn Quel-lust is quijt. Geen tonge, die de zoetheydt En vreuchd' ooyt sprack of riedt, Die om en in 't gemoedt leyt Daer die keur recht geschiedt. 2 Maer met wat vreuchden-stroomen Wordt na de ziel vervult, Die van Deuchd ingenomen En innerlijck door-zult't, Van quaedt en zondt gescheyden, Nu een is met haer Godt, En door geweldt noch vleyden Aftreedt van zijn gebodt. [pagina 23] [p. 23] 3 Wat vreuchdt zie ick my moeten Nu ick ben op het padt Dat toe end' a'n de voeten Recht brengt na Godes stadt! Van 't Aerdtsch ben ick ontbonden; Mijn godt en ick zijn een: Sterf ick maer steedts der zonde, De bandt kan nooyt ontween. 4 O dubbel, dubbel-zaligh Die zoo hier is gepaert! Wat tong is zoo schoon-taligh Die immer na zijn waerdt, Kan na zijn waerdt uytspreken De zoetheydt van dien bandt Die ons, voor vrees van breken, Godts geest laet tot een pandt? 5 Mijn Godt, die, mijns gedachtigh, Voor eerst my hier verkleent, En na met u zoo krachtigh Hebt door uw woordt vereent, Maeck dezen grooten zegen Geduerzaem over my, Tot dat ick, opgestegen, In wezen by u zy. 6 Wilt, Heyligh Godt, my toonen En doen bemercken klaer Of yet in my moght woonen Dat u noch tegenwaer: Noch waer, of worden konde; Op dat ick 't flux uyt-roê, En geener zonden wonde Bedeckt in 't hert en voê. Vorige Volgende