Stichtelijcke rijmen
(1660)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen– AuteursrechtvrijKan gezongen worden op de wijze van Onze Vader in Hemelrijk. Of: La Serbande.I.
EEn Mostaardgreyn, van alle zaad
Het kleynste dat ter aarde gaat,
Maar evenwel, met aard bedekt,
De aldergeylste vrucht verwekt,
Is bitter en scherp in de mond,
Maar na de bitterheyd gezond.
II.
Dit Zaad gelijkt des Heeren Woord,
Dat in de Wereld word gehoort;
Kleyn, slecht, veracht, ja min dan niet,
Voor hem die maar ter loops aanziet;
't Schijnt dwaasheyd, en een yd'le wind
Voor hem die 't aardsch voor 't hemelsch mint.
III.
Maar die 't met aandacht gade slaat
En nederwaarts in 't herte laat,
In 't hert dat al des Werelds lust
En vleyschlijkheyd heeft uytgeblust,
Flux spruyt een Deugdenboom daar van,
Die wonder schijnt voor alle man.
IV.
Een Boom, die tegen al het quaad
Des Werelds onbeweech'lijk staat;
| |
[pagina 18]
| |
Die, als het nest der droeffenis
Daar op verga'art, blijft schoon en fris.
Hoe meerze lijd, hoe meerze bloeyt,
En tegen dank des Duyvels groeyt.
V.
Maar 't meeste wonder boven al,
Is dit, wanneer 's doods ongeval
De ziele van het Lichaam scheyd,
En 't lijf in d'aard is weggeleyt,
Dat dan nochtans dit God'lijk zaad
Noch kracht verliest, noch ondergaat.
VI.
't Verspreyd zijn kracht in 't doode stof,
En wekt het op met beter lof,
Met meer cieraad als oyt voorheen,
Met heerlijkheyd, die, onbestre'en
En onbevlekt van alle leyd,
Is, blijft, en duurt in eeuwigheyd.
VII.
Wel aan dan, of schoon d'eerste smaak
Van 't Godlijk woord, al ons vermaak,
Al 's Werelds lust, en al het zoet
Met bitterheyd verdwijnen doet:
En acht dit korte bitter niet, Maar altijd op de nasmaak ziet.
VIII.
Dees naasmaak is het die uw geest
Alleen kan maken onbevreest,
Die al uw zorg, uw tegenspoed,
En 't eerste zuur vergeten doet;
Die ziel en lichaam vrijd van quaad:
Neemt, smaakt, erkauwt dit Godlijk Zaad. |
|