Stichtelijcke rijmen(1660)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Psalm C. [O] Ghy alle, die d'Aerde met malkander Van 't een eynde bewoont tot aen het ander: [M]aeckt een vreugde-geluyd, roep op, ter eeren [Va]n den Machtigen Heer, den Heer der Heeren. [DI]ent dien Heere met aengename zeden, [En] een zuyvere geest vol vrolijckheden. [To]ont dien Heere, dat uw gemoed verheught is, [En] zijn Eere de oorzaeck van uw' vreugd is. [Ken]t dien Heere voor uwen Godt en Vader, [Uw]en schepper en eenigen goeddader. [Nie]t wy zelfe; maer hy heeft ons geschapen: [Nie]t wy zelve; maer hy heeft ons tot schapen [Va]n zijn weyde, (doe wy, als een verlooren [Kud]de, doolende gingen) uytverkooren. Maeckt uw' tonge gereed tot danck en loven, [Als] ghy binnen gaet in zijns Huys voorhoven. [Ma]eckt uw stemme gereed zijn lof te zingen, [Als] de voeten u in zijn poorten bringen [pagina 462] [p. 462] Zijne liefde moet u hert doen gloeyen, En danckzegginge van den mond doen vloeyen: Zijnen name daer hooghlijck geprezen, En onsterffelijk' eere zijn bewezen. Want hy vriendelijk, en in all's goeddadigh, En waerachtigh is, en daer toe genadigh. Zijn waerachtigheyt en genadigheden Dueren eeuwigh in aller eeuwigheden. Vorige Volgende