Stichtelijcke rijmen(1660)–Dirk Rafaelsz. Camphuysen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 425] [p. 425] Volgen de Psalmen zonder Hoofd-opschrift. Psalm. IV. GOdt die my placht te troosten, als ick in droefheydt was, En van mijn onschuldt weet: Weest dit-mael oock genadigh, en laet uw ooren ras Tot hooren zijn gereedt. Hoe lang, verwaende menschen, past ghy niet op mijn leer? Wat is 't dat u belet? De ydelheydt, en leugen, daer hebt ghy al te zeer Uw zinnen op-gezet. Wordt wijs, en merck eens over: Hoe Godt die stuurt en leydt. Die hy verkoren heeft. Roep ick hem aen, tot hooren is hy terstont bereyt, Die troost in lijden geeft. Schrickt dan, en hebt de zonden niet langer tot uw Heer: Maer 's nachts, op 't bedt in stilt, Spreeckt dan met uw gedachten (en keertze heen, en we'er) Hoe dat ghy leven wilt. Wilt ghy een offer slachten: daer Godt zich in verheught, 't En is geen vleesch of bloedt, Geen vleesch, of bloet van beesten: maer ongevalschte deughdt, Uyt een oprecht gemoedt. Die zulck een offer offert, magh wel vrymoedigh gaen, En hopen vast op Godt: Of schoon het dwaze volcksken geen acht daer op wil slaen, En dickwils daer me'e spot. Geeft ghy my slechts t'aenschouwen uw lieffelijck gelaet, Zoo voelt het hert geen pijn. [pagina 426] [p. 426] Wilt ghy mijn vriendt slechts wezen; dat is den hooghsten staet, Daer ick in wensch te zijn. Een ander magh zijn kamers verzien van Koorn en Kost, In 't hert bezorght, en bang. Een ander magh zijn Kelders verzien met Wijn en Most, En zorgen ver en lang: Maer ick wil zonder zorgen (want Godt die zorgt voor my) Gaen slapen met een lust, Gaen rusten zonder duchten (want Godt die is my by) Een zoet', en diepe rust. Vorige Volgende