| |
LXII. Brief.
Willem aan zyne Moeder den 4 October.
Zie hier nu, myne geërde Mama, het vervolg op myn voorigen.
En gy hebt een geschil met den jongen Stenly gehad?
Myn Hemel! hoe weet gy dat Papa?
Dat is het zelfde; gy zoud dit voor my verzweegen hebben?
| |
| |
Ja, Papa! maar ik geloove dat ik kwalyk hebbe gedaan; een zoon moet niets voor een voorzichtigen Vader verzwygen; gy zyt een andre ik zelve, en by gevolg behoeve ik nooit iets voor u geheim te houden. - Maar, lieve Papa! het geval was tot schande van Stenly: hy deed my belooven het te verzwygen, en ik nam voor om myn best te doen om het zelf te vergeeten. - Zult gy my vergeeven?
Ja, myn Vriendje! ik pryze u; gy hebt zeer wel gedaan: en een geval te willen vergeeten, dat u zoo zeer tot eer, als uw tegenparty tot schand, strekt, is een teken van uwe edelmoedigheid, waarom ik my verheuge.
Maar, lieve Papa mag ik niet weeten hoe dat geval u is ter ooren gekomen?
De Heer Bartlet heeft het, zonder dat gy het wist, aangehoort: ik weet alles, wat 'er tusschen u en Stenly is voorgevallen, - Gy hebt u gedraagen, met al de omzichtigheid, die ik in u wensche. Hy zocht krakeel onder het
| |
| |
kaartspel; gy hebt het met eene zachte bezadigtheid beantwoord: dat was verstandig van u.
Zyne twistgierigheid was myne stoornis niet waardig, dacht my, Papa.
Wel gedacht, myn Lieve! Maar merkte gy, toen gy met hem naar buiten ging, dat zyn oogmerk was om u den degen te doen trekken?
Ja wel, Papa! want hy sloeg zyne hand op het gevest van den zynen, en zach my aan met eene groote boosaardigheid.
Maar waarom zette gy uw geweer af, eer gy met hem ging?
Ik wilde hem toonen, dat ik weinig bevreest was voor zyn zwetsen, en teffens dat ik niet begeerde te vechten.
Maar nu, wat zoud gy gedaan hebben, indien die zwetser de onbeschoftheid had gehad u een souflet te geeven, gelyk hy dreigde?
| |
| |
Voorwaar, Papa! dan had myn geduld ten einde geweest: ik zou naar binnen zyn gegaan, en had in het volle gezelschap verzocht of iemant de goedheid wilde hebben my een Stalknecht te leenen, om aan een Edelman een souflet weer te geeven dien ik van hem ontfangen had.
Braaf! Met vuisten te vechten voegde ook beter een Stalknecht dan u, - doch die verachting, schoon hy ze verdiende, zou hem noch des te oploopener gemaakt hebben, en hy zou niet hebben nagelaaten, u op nieuw uit te eischen. Wat dan?
Ik zou hem geweigert hebben, want iemant, die verraderlyk een klap durft geeven, zou ook verraderlyk een doodsteek durven toebrengen, en zoo een zou my vooral niet waardig zyn, om myn leeven, en myn eeuwig geluk, in de waagschaal te stellen.
Volg altyd die wyze van denken, myn Zoon! Ontwyk zoo veel gy kunt het haatelyk tweegevecht - Men heeft veel-al een verkeert begrip van
| |
| |
't punt van eer: men waant het een schande te zyn, indien men niet op de geringste belediging terstond den degen trekt om zich te wreeken; en wanneer men dien behoorde te gebruiken, om zynen eevenmensch uit een dringenden nood te redden, ontvlugt men het gevaar; van waar komt die dwaaling? uit eene woestheid van aard; de zucht tot wraak is eene redeloosheid, een uitwerksel van een onberedeneerden toorn, waar aan men, om 'er de snoodheid van te bedekken, de schoone naamen van eer en moed heeft gegeeven; doch zy, die 'er zich door laaten vervoeren, stellen zich gelyk met verstandelooze dieren, - Wat is 'er, dat ligter geraakt is dan deezen? - Beschouw, by voorbeeld een Hond; hy wordt niet eer door een andren hond aangeblaft, of hy zet den muil tegen hem op en wreekt zich door een beet; is dat eer? neen, want hy weet niet wat eer is: is het moed? geensints! want een klein kind dreigt hem niet eer met een stokje of hy vreest en kruipt lafhartig voor zyne voeten; 't is dan niet meer dan kwaadaardigheid. - Een mensch, die op den geringsten hoon, die hem door een twistzoeker wordt aangedaan, ter-
| |
| |
stond in toorn uitbarst, ja wel in zulk een toorn, van zyn eigen leeven, en dat van zyn belediger te waagen, is dus ten vollen gelyk aan dit verstandeloos dier, - Neen; te kunnen vergeeven eischt grootheid van ziel, en hier door stelt men zich booven de redelooze weezens; wat zegge ik? men wordt aan 't Opperweezen gelyk, aan dien God, die dagelyks zoo veele beledigingen en hoon van zyne geringe schepsels verdraagt, zonder zich te wreeken: dit is de rechte eer, en deeze kunnen wy niet verzuimen, indien wy den tytel van Mensch willen verdienen.
Dit was ook altyd myn gevoelen, Papa, en ik ben bly, dat het zoo wel met het uwe overeenstemt, - maar 't is eeven wel hart zich te zien beledigen.
Ik beken het! maar, myn lieve Karel! het leetweezen, dat wy daar over gevoelen, is een teken van onze onvolmaaktheid. Hoe zoud gy u gedraagen, by voorbeeld, indien een zinneloos mensch u eenigen smaad aan deed?
| |
| |
Ik zou 'er my niet aan stooren, en ik zou hem beklagen.
Iemand, die twist zoekt zonder reden, en ons een onverdienden hoon aan doet, is niet meer dan een zinnelooze.
Dat is waar Papa; maar men wordt dikwyls gehoont in een gezelschap door eene laffe spotterny.
Eene laffe spotterny is noch veel minder uwen toorn waardig; het beste is die met stilzwygen te beantwoorden: en dan zal het geheele gezelschap u pryzen en den spotter verachten; maar geloof my men haalt zich doorgaans zelf eerst dergelyke spotternyen op den hals - Gedraag u altyd, indien gy u ongelukkiglyk in het byzyn van zulk een laffen snoever bevind, met de grootste ingetogenheid, en voorzichtigheid; een onwellevende spotter verkiest meest al tot zyn voorwerp iemant, die hy belagchelyk kan maaken, een gek, of een losbol, gelyk hy zelve is: indien gy nu toont door uw bescheiden gedrag en verstandige redeneeringen, dat gy geen van
| |
| |
die zyt, zal hy zelf bevreest zyn om u aan te doen. 't Is des eene groote noodzaaklykheid, op zyn hoede te zyn, en niet te doen, noch te zeggen 't geen berispelyk zy; nooit te krakeelen met een dwarsdryver, al had hy ongelyk; maar hem aan zyne verwaantheid over te laaten. Een man van verstand met beleeftheid van eene dwaling te overtuigen is dikwerf een pligt; maar een zot tegen te spreeken is eene gekheid, die het gantsche gezelschap verveelt en waar door hy hoe langer hoe hoofdiger wordt. Overdenk eerst wat gy gaat zeggen: een woord dat eens uitgesprooken is, is niet weer te herroepen, en het berouwt dikwyls als het te laat is. 't Is beter een weinig te ernstig dan te schersende te zyn, want uit een onschuldige scherts komt somtyds een onaangenaame twist voort, voor al in het gezelschap van zulk een zwetser, als waar van wy zoo eeven spraaken: 'er behoort zeer veel kunst om met bevalligheid te schertsen; en wat is het dan? iemant, die altyd gekscheert, vermaakt; maar hy wordt zelden bemint, - Voor 't overige; wees altoos voorzichtig in de verkiezing uwer ver-
| |
| |
keeringen: ontvliê het byzyn van losbandige knaapen; gy zult in den omgang van deugtsaame en welleevende jongelingen zeldsaam gevaar loopen van gehoont of getergt te worden: een man van eer beledigt niemant. Tracht nooit in verstand of wetenschappen boven andren uit-te munten; maar doe veel eer uw best om de hunne te doen uitblinken laaten uwe uitdrukkingen beschaaft en zedig zyn; vooral in het byzyn der Dames. - Zie daar! de eenige middelen om alle onaangenaamheden in de saamenleeving te ontwyken.
Ik danke u wel, Papa! voor de goedheid die gy hebt van my dus te onderrichten; maar, mag ik u nu noch iets vraagen? De jonge Stenly begeerde, gelyk gy weet, dat ik hem om verschooning zoude verzoeken, moest ik dat gedaan hebben?
Neen zeker! verschooning te verzoeken, is toestemmen, dat men schuldig is, en iemant, die niet misdaan heeft, kan zich niet schuldig verklaaren, of hy beledigt zich zelve. Men
| |
| |
moet zyne tegenparty door rede trachten te overtuigen van zyne dwaaling, en zoo dit niet kan helpen, moet men zich op zyne hoede houden, met koelzinnigheid en een bezadigden moed zyn aanval afwachten, en zich zelven verweeren, zonder op zyn leeven toe te leggen: indien gy u in een dergelyk ongelukkig geval dus gedraagt, zal uwe bedaartheid altoos veel vooruit hebben op zyne drift en woede, en 't zal u daar door ligt mogen gelukken om edelmoediglyk te overwinnen, naamenlyk door hem te ontwaapenen, en hem het leeven te schenken. - Doch ik hoope, dat de Hemel u altoos moge bewaaren voor dergelyk een gedwongen tweestryd. - Eïndlyk. myn Zoon! behou ten allen tyde die lofwaardige zachtzinnigheid, waar van gy in het geval van Stenly blyken hebt gegeeven: eerbiedig het leeven van uwen medemensch zoo wel als uw eigen. en bedenk, dat het u niet vry staat, noch het zyne, noch het uwe te waagen, als toebehoorende aan een Almagtig Opperweezen, die dezelve maar ter leen heeft gegeeven, en dat het uiteinde daar van alleen zal beslis-
| |
| |
schen over dat eeuwige dat u hier namaals te wachten staat,
Ik beeve, myn Papa! op 't geen gy daar zegt. - Het misdaadig uiteinde van een Duëllist kan hem dan niet anders dan straf in die eeuwigheid voorspellen! - Neen, 'k zal my wel bewaaren voor zulk een verschrikkelyk vooruitzicht. - Myn degen zal nooit uit de schee komen, dan in den hoogsten nood, en om my zelf te beveiligen, of myn medemensch by-te staan.
Wel gezegt! 't Is als dan den tyd om moed te toonen, ja! de eenigste gelegenheid, waar in het u vry staat uw leeven in gevaar te stellen is, wanneer gy het waagen durft om dat van een ongelukkigen te behouden.
Welke wyze lessen, myn lieve Mama! ik ben bly, dat ik die gehoort hebbe; ik zal ze altyd onthouden. Hoe menige zyn 'er ondertusschen, die om een enkel kwaad woord, dat zy een belediging noemen, terstond den degen trekken, gewis dit is geen punt van eer, gelyk de Heer Grandisson
| |
| |
zegt, maar eene boosaardigheid, die tot schand strekt. - Maar zou zulk een Snoever, die op de geringste tegenspraak, die men hem doet, opvliegt, om zyn valschen moed te toonen, wel durven onderneemen, 't geen een geringe Scheepvaarder in ons Holland dorst doen? Zou hy den braaven Woltemade wel hebben durven navolgen, die zich aan de woede van de Zee overgaf om veele van zyne medemenschen van den dood te redden? neen, dan zou al zyn moed in de schoenen zinken; maar dit zou iemant zoo menschlievend zoo onbevreest, als de kleine Karel, indien het in zyne magt waare, niet vreezen. -
Maar welk een lange brief is deeze. - Vaarwel, vaarwel myne geëerde Mama. - De eerste, dien ik nu weder schryve, zal uit Londen zyn.
|
|