Dat durft gy wel doen, want gy spot somtyds met het onweer.
Dat hoop ik niet van Eduard, Zusje, 't is kwaad 'er bang voor te weezen, maar 't is verfoeylyk 'er geene eerbied voor te toonen. Geef my de hand ik zal u geleiden.
Wy gingen hier op in huis. Het weer dreef ras over, en ik zach wel dat Karel gelyk had, dat de donder nuttig is, want alles scheen in onzen Tuin verfrischt.
Gy weet, Mama lief! dat ik mede bang voor zulk weder plagt te weezen; maar ik zal voortaan redelyker zyn, en het aanzien als eene goedheid die God aan de Aarde bewyst.
Ik danke u duizendmaal, lieve Mama voor het geld, dat gy my gezonden hebt. Gy zegt het is weinig; neen, lieve Moeder, ik achte het zeer veel; zie daar myne aanmerking dieswegen: gy zyt niet ryk; gy geeft my een geschenk van twee Ducaaten; dit is dan meer, als wanneer eene