ten. 'Er zyn hier in den omtrek weinige jonge luiden, wier gezelschap ons behaagt: zy zyn meest allen zoo wild, dat het onverdraaglyk is; de kleine Friendly is de eenigste, en die is thans juist met zyne Mama van Huïs. Wat zoud gy my raaden? Als ik in uwe plaats waare, antwoordde ik, zoude ik dat geld bewaaren; drie of vier uuren in zotte vrolykheid doorgebragt zyn ras voorby; gy kunt het nuttiger besteden, met wat voor uw vermaak te koopen. 't Zal u dan geen leed doen dat wy ons liever by ons zelven vrolyk maaken? hernam hy: neen zeker zeide ik, uw gezelschap is al wat ik wensche! Wel nu, sprak hy, ik zal dan myne neiging voldoen: en hier op spoeide hy naar beneden. Na het ontbyt bleeven wy met den Heer Grandisson alleen. Karel vatte zyn Vader de hand en zeide.
Mag ik u iets vraagen Papa? Is het u het zelfde wie van myne Vrienden ik onthaale?