Gedenkschrift ter huldiging van de oprechte Vaderlandsche Societeiten
(1788)–M.G. de Cambon-van der Werken– AuteursrechtvrijBericht aangaande de Oprechting eener waare Vaderlandsche Societeit, in den Dorpe van Loosduinen en het verdere voorgevallene aldaar.‘'t Was de Heer Maclaine, Griffier van den Raad van Braband, en mede voorstander der Maatschappy in 's Hage, die met eene edelen iever bezielt, het eerste de goede geneigtheid van de weldenkende ingezetenen in het gemelde dorp heeft aangespoort, tot de grondvesting hunner vaderlandsche broederschap: dus wierden op den 28 April 1787, zekeren Pieter Bal en Adrianus van der Gaag, van wier loffelyke trouw men reden had verzekert te zyn, dieswegen door gemelde heer onderhouden, ten einde te onderzoeken of 'er geene gelegenheid zoude weezen tot het oprechten eener Oprechte Vaderlandsche Societeit, tot het welk zy beiden zich ten hoogsten genegen toonden, waarop welhaast een groot gedeelte van de voornaamste burgers hier van onderricht, zich vervoegden ten huize van den voornoemden Adrianus van der Gaag, kastelein in het waapen van den Prins van Orange, met begeerte om in die oprechting deel te neemen. - Zoo dat de Heer Maclaine in de daar aan volgende week zich meede aldaar liet vinden, als wanneer de geenen, die zich voor die nuttige zaak genegen toonden, tot Commissarissen verkoozen Anthony van den Berg; Pieter Bal; Philips Schneyder en Adrianus van der Gaag, onder wier opzicht dan ook op den 5 Mey 1787, de Oprechte Vaderlandsche Societeit van Loosduinen werdt opgerecht, welke by het tekenen van het bekende Request door 113 tekenaaren begunstigt werdt; waarby men als iets aanmerkelyk moet voegen, dat zich niet meer dan een enkele Roomsgezinden bevond. Het geen ondertusschen dit goede werk in den beginne zeer benadeelde was: dat zekere Hendrik de Zoete, toen ten tyde Koster, en Schoolmeester van Loosduinen, zich met de Roomsgezindden vereenigt hebbende, een genootschap oprichtte, waar van hy het eenigste Lid was, dat tot de Gereformeerde gemeente behoorde. In den eersten gedroegen zich de beide partyen zeer geschikt; doch de vreedzaame, moesten eerlang de allersterkste beledigingen en hoon ondergaan, en byzonderlyk des Zondags, wanneer het Genootschap excerseerde, (zelfs onder den Kerkdienst,) dewyl als dan de lieden, die uit de Kerk kwamen, zoo door het gezegde Genootschap, als door eene menigte toegevloeide Hagenaars belet, naauwelyk tot hunne huizen konden komen; wordende dien woesten hoop doorgaans geassisteert door den schout en dienaars van 's Hage, als mede door den drost van der Meer, die zelfs de vermeetenheid had om de boeken der geenen, die uit de Kerk kwaamen, te visenteeren, en 'er de Orange- | |
[pagina 155]
| |
lintjes uit te rukken. - En dus groeiden dagelyks de geweldenary en onrechtvaerdigheid aan. Op den 16 Augustus bestond Antony Schravenmade, broodbakker van het Dorp (by gelegenheid dat aldaar de brandspuit werdt geprobeert, en de rekening daar van gedaan) van een opgeruidden hoop verzelt, twee of meer brandmeesters af te zetten; doch dit werdt cordaat te keer gegaan; waarop de voornoemde een request vervaardigde; maar hetzelve is nooit ingeleevert. Niet lang daarna werden 'er door de oproerige cabaal geconstitueerden benoemt, naamenlyk Bastiaan van der Ruit, en de Heer Geersma, welken te Monster by het gerecht verzochten, om de regeering te veranderen, en den braaven Antony van den Berg, en Nicolaas van Breemen te removeeren (gemerkt Loosduinen ten halven onder het rechtsgebied van Monster behoort;) dan zy werden uitgestelt, en hebben geen antwoord gekreegen voor de gelukkige omwending die 'er welhaast volgde. Op den 4 September, des morgens ten half 5 uuren kwam een detachement van ruim 120 mannen; zy maakten zich meester van het Dorp, bezette het aan alle wegen en toegangen tot op den afstand van byna een kwartier uur van de Hage; wordende toen alle de burgers genoodzaakt hunne deuren en vensters geslooten te houden, onder het aanhoudend geschreeuw: de deur toe! terwyl de overweldigers hen bedreigden met hunne zabels en handgeweeren. Middelerwyl kwam ook het Dorpgenootschap in de waapenen: de bevelhebbers van het vliegend leeger drongen in de Vaderlandsche Societeit, maakten zich meester van de papieren, en gingen by de Commissarissen om van dezelven insgelyks de papieren en boeken op te eisschen, welken men gedwongen was te berde te brengen, beneffens het gefourneerde geld vorderende dat men hun eene exacte rekening zoude doen; zoo dat alle de documenten werden gerooft, onder eene menigte mishandelingen. - Ondertusschen begaf zich de overige hoop naar alle die lieden, die men dacht het Huis van Orange voor te staan, haalende met alle bedenkelyke geweldenary hunne jachtgeweeren op, die men vervolgens weg voerde, zonder, dat 'er ooit een enkele is weder gegeeven: by welke ophaaling vooral uitmuntte zekeren Laurens van der Lans, Heer van Directie, benevens van der Heiden toen tabak-verkooper in 's Hage. In 't kort alle beminnaars van Orange werden op de allerwreedste en baldaadigste wyze aangevallen. Reinier van Alkemade werdt gedwongen om by het genootschap op te komen, beschuldigt zynde, dat hy papieren onder zich had berustende, ter oorzaake, dat hy benoemt was als mede Commissaris der Societeit, en indien zyne gebuuren hunnen zin hadden gehad, zouden zy hem op het kanon gebonden hebben: dit lot bejegende zeker kleermaakers baas, met naame Geerlof Sook, om dat hy eenige orange bloemen voor een raam binnen zyn huis had de pronk durven zetten; doch welken hy daarna op aanrading in een tuin verborgen had, van waar men dezelve weg haalden, en hem daarop aan het kanon gebonden zynde, met den zabel den dood dreigde. Deeze woeste ben- | |
[pagina 156]
| |
de, na zich dus aan de allersnoodste baldadigheden te hebben overgegeeven, vertrok des namiddags, onder een aller ysselykst gevloek en geschreeuw, weder naar hun kamp, het welk toen te Naaldwyk lag; terwyl de elendige Loosduinsche Dorpelingen slechts zaten af te wachten, wat het einde dier wreedheid zoude weezen. - Dan des Zondags avonds des 16 September vernaamen zy dat de Stad Utrecht tot den Prins was overgegaan. Op den volgenden dag zach men noch een gedeelte van het genootschap de wacht te Hondsholredyk betrekken, en des Dingsdag zagen zy de Oranje-vlag van den Haagschen tooren waajen, waarop zy des avonds het Genootschap in minder dan een half uur ontwaapenden, stellende alles in het werk, dat tot hunne eigene veiligheid en die van hunne vyanden konde dienen, en bewaarende dus manmoedig hun Dorp voor plundering. - Op de volgende dagen trokken eenigen der Leden hunner Societeit, met een Detachement Dragonders naar Wateringen, Kwintheul, Poeldyk, Naaldwyk, Monster, enz., en ontwaapende het gantsche Westland; waarna zy, toen alles door Gods goedheid dus wel was afgeloopen, tot hunne algemeene veiligheid, aan beide de gerechten verlof verzochten, tot het oprechten van eene Burger wachtdoende Compagnie; het welk gunstig werdt toegestaan; waar op verkooren werden: tot Capitein Philip Schneyder; tot Capitein Luitenant Adrianus van der Gaag, en tot Luitenants Hermanus van Warmenhooven, en A. Westmaas, voorts tot Secretaris Pieter Bal, en aldus waakten zy met 70 gewaapende mannen voor de algemeene rust en veiligheid.’ Op deeze wyze ging het byna in alle de Hollandsche Dorpen en gehuchten, - en men mag de hier ontleedde gebeurtenissen van Ryswyk en Loosduinen om zoo te spreeken, als een algemeene schetse aanmerken van de oprechtingen der Vaderlandsche Societeiten, die 'er in de overige Dorpen hebben plaats gehad. Het perk waarin dit Gedenkschrift dient te blyven, laat niet toe de loffelyke trouw en iever, die 'er van plaats tot plaats, ter bevordering der wenschelyke maatschappy in de harten der weldenkenden heeft uitgeblonken, gedachtig te zyn; men ziet, uit de weinige voorbeelden, hier aangehaalt, dat de aard van Neêrlands volk, hoe zeer een heerschzuchtig eedgespan van geweldenaren, denzelven heeft getracht te verbasteren, noch niet verlooren was. - Het meerendeel der bewooners van ons gewest heeft getoont, dat zy noch den naam van Batavers waardig waaren; geene beloften; geene bedreigingen; geene wreede verguizingen, waaren in staat hen te doen wankelen. Het heeft ondertusschen sommigen dikwerf verwondert, dat deeze braave burgerschaaren, met zoo veel trouw en vaderland-liefde bezielt, niet algemeenlyk getracht hebben om den bystand van hunnen Doorluchtigen Erfstadhouder in de rechtvaerdige eisschen op de herstelling der oude constitutie in te roepen, als hebbende die eisschen niet min het welzyn, ja het volstrekt behoud der Republiek ten doelwit als het persoonelyk belang van den vorst en van zyn doorluchtig huis. - Maar men moet onderstellen, dat, schoon hier over alomme zeer ernstig gedacht zy, het al te geduldig, zachtaardig, en | |
[pagina 157]
| |
toegeevent caracter van dien lydzaamen verdrukten (zoo hoog door zyne vrienden geeerbiedigt) die poging onder de meeste schutters en burgers in de steden heeft tegen gehouden; of men moet gelooven, dat zulks, gelyk alle anderen goede onderneemingen door eenigen bedekten list is veriedelt geworden; dit weet men, dat dezelfde getrouwe Stad Rotterdam, die de eerste was in het stichten eener Oprechte Vaderlandsche Societeit, en dus ook de eerste, waarin zich de waare Volkstem dorst laaten hooren, de eenigste is, waarin men een voorstel om 's princen medewerking, in de aanspraak op de herstelling zyner duur bezwooren Erf-rechten te verzoeken, heeft ontworpen; doch het welk het geluk niet had om in handen van zyne Hoogheid te mogen komen; dewyl gevalliglyk de veeren, en alle middelen ter verzending op den volgenden morgen onvoorziens geslooten waaren.Ga naar voetnoot(*) - Wy achten dit stuk te vaderlands, om het hier niet als een cieraad van dit Gedenkschrift te doen verstrekken. | |
Aan zyne doorluchtige hoogheid den heere Prince van Orange en Nassauw, Erfstadhouder, Capitein, Admiraal, Generaal, der vereenigde Nederlanden. enz. enz. enz.Doorluchtigste vorst en heere!
‘Waaren uwe Doorluchtigste Hoogheids voorvaders, Hoogloffelyker Memorie, naast God, weleer het oogpunt van Nederlands vooruitgezicht; waaren die voortreffelyke Helden de middelen in Gods hand, waar door het zieltogend vaderland, telkens van den oever van deszelfs ondergang werd terug gebragt en herstelt in een staat van welvaart en magt, waarop gantsch Europa met verbaazing nederzag. - Hoe billyk, hoe volkomen rechtmaatig, doorluchtigste Vorst! zyt gy thans in het nypen van den nood, in het branden der gevaaren, wederom onzen toevlugt, daar een burger oorlog, en alle desselfs ysselyke gevolgen, met een donderende stem ons toegrimt; daar onze vierschaaren voor ons ontoeganglyk worden gemaakt, en het geroep van verdrukte onschuldigen onder ons reeds tot God is opgeklommen; daar wy de vrye oeffening van onze Godsdienst (men bedekke vry het oogmerk zoo | |
[pagina 158]
| |
listig als men kan) in een klaarblykelyk gevaar zien; daar het schenden onzer heiligdommen, ten aanhooren van veele getuigen, byna onverschillig wordt aangezien, en de God-onteerende laster en leugentaal vry worden toegelaaten. Genoodzaakt door alle deeze rampen, en door het zien verdrukken en bespotten van alle poogingen, wenden wy, allen burgers en ingezetenen der Stad Rotterdam, ons, byna hoopenloos tot Uwe Doorluchtigste Hoogheid, en leggen onze ootmoedige Bede voor uwe Hoogheid neder. Onze Wensch en Bede Doorluchtigste Vorst! is, dat het uwe Hoogheid behaagen moge, al zulke doorwerkende middelen ter hand te neemen waardoor het verregaande geweld binnen onze Stad, en verder in andere steden behoorlyk worde paalen gesteld, het waapenen van eenigen uit de Burgeryen, ter onderdrukking van anderen volkoomen worde belet; onze gereformeerde Godsdienst behoorlyk worde gehandhaaft; geene bedieningen binnen onze Stad, in Regeeringe, Schuttery, of anderzins worden vergeeven of vervult als aan- en door gebooren Burgers onzer stad, Ledemaaten der publieke Kerk; de, door geweld in de Regeering gedrongen, persoonen, beneevens alle die geenen, welken door daaden hebben beweezen, het toe te leggen op de omkeeringe van onze vastgestelde Regeeringsvorm, als verbreekers van hunnen Eed, werkdadiglyk van de Regeering worden ontzet en geweert. Wy laaten aan Uwe Doorlugtige Hoogheid volkomen over de wyze, volgens welke Uwe Hoogheid goedvinden zal deeze onze ootmoedige Bede ter uitvoeringe te brengen; en voegen by het bovengemelde alleenlyk deezen onzen wensch, dat 'er zoo spoedig mogelyk zoodanige order worde gestelt, dat de waare Volkstem zich met gerustheid kan doen hooren booven eenigen onder ons, welken zich door geweld van waapenen over ons hebben gestelt, met verwaarloozing van hun beroep en Neering, waardoor de stads inkomsten, op eene onverantwoordelyke wyze worden verspilt en verteert, uit welke handelingen eene algemeene armoede, en ondergang van onze stad en van ons geheele Vaderland te wagten is. Uwe Doorlugtige Hoogheid gelieve, ten dien einde aan te wenden de erffelyke opgedraagen macht en gezach, biedende wy onze persoonen en bezittingen, Uwe Doorlugtige Hoogheid ter dispositie aan, om zoo veel mogelyk te dienen, en helpen uitvoeren de middelen en maatregelen, welken uwe Hoogheid zal achten nodig te zyn, tot herstelling der rust en veiligheid binnen onze stad en Vaderland. Uwe Doorluchtigste Hoogheid vergunne ons van het laatste te mogen betuigen, dat wy, door deeze onze poogingen niet anders wenschen en verlangen, als die Regeeringsvorm, waar door wy nu zoo veele jaaren een gelukkig, en door God gezegend Land, in vreede en welvaart hebben mogen bewoonen, bevestigt en voor alle geweld beveiligt te zien, en booven, alles onze duurgekochte Godsdienst en Vryheid worde verzekert, ten minsten strekken deeze poogingen dan onze nakomelingen ten spreekende bewyzen, dat wy het verliezen van zulke, alles overtreffende, zegeningen | |
[pagina 159]
| |
en voorrechten, niet stilzwygend hebben aangezien: Hoe zoude het Nageslagt met recht tegen ons, hunne Vaderen, getuigen, indien dag, waar in de Rechter van Hemel en Aarde, alle de volkeren der waereld rechten zal, als zy ons alsdan op Heidensche natien weezen, welken in afgoden-tempels voor hunne altaaren, al strydende gestoven zyn, indien wy noch langer zweegen? Neen! Doorluchtige Vorst! eer vergeete ons eigen hart zich zelve! eer verstyve ons bloed en verdwynen onze leevensgeesten, dan dat wy ons Vaderland, onzen Godsdienst, en Vryheid, en de weldaaden, door Uwe Doorluchtige Voorvaderen aan ons beweezen niet gedenken, beschermen, en waardeeren zouden. Wy wenschen, dat de Godheid onze Bede verhooren zal en Uwe Doorluchtige Hoogheid doen voorkomen, alle de nodige middelen ter herstelling van onze rust: ter vernieuwinge van den band der eendragt; zoo gaa het uwe Doorluchtigste Hoogheid, de uitmuntende Vorstin Uwer Hoogheids Koninglyke Gemalin, de Vorstelyke Spruiten, Neerlands hoop en verwachtinge; zoo gaa het met ons Vaderland, en een ieder onzer, in deezen tyd en in eeuwigheid wel!’
Rotterdam 26 Mey 1787.
Dit loffelyk declaratoir werdt uit aanmerking der dagelyks toeneemende geweldadigheden, tegen alle de geene, die eenig middel tot herstelling durfden in aanmerking brengen, niet openbaarlyk ter tekening gelegt zoo als uit het volgende stukje blykt.
De opstellers dezes
‘Voorneemens zynde zich te adresseeren aan Zyne Doorlugtige Hoogheid, den Heere Prince van Orange, ten einde, zoo voor zich zelve, als ook uit naam van een groot aantal medeburgers, de adsistentie van Hooggedachten Vorst te soliciteeren, tegen alle misbruik en overheersching, en ter weder verkryging van onze geschondene burgerlyke en Godsdienstige voorrechten, dan naadien de Opstellers voornoemt verkoren hebben (tot voorkoming van Conbustie of in het oog loopende bewegingen) eene publieke tekening te vermyden, en alleen maar verkoren hebben gebruik te maaken van een zeker bewysteken van toestemming, zoo worden de geenen, die tot dit heilzaam oogmerk gelieven mede te werken verzogt op de vertooning van dit Declaratoir hunne namen te tekenen op een kaartje gekenmerkt met een Cachet, welk Cachet dienen zal om deeze teekening tot een lichaam te maaken - Waartoe de God van Nederland zynen genaderyken zegen verleene!’
De Opstellers dezes.
Rotterdam den 21 July 1787.
Gelukkig Land dat op zulke kinders mag roemen! | |
[pagina 160]
| |
't Is billyk hier noch eene kleine bespiegeling by te voegen, wegens de nuttigheid deezer Societeiten, die, na den gelukkigen ommekeer, welken de zaaken genoomen hebben, van minder belang schynen als men rede had te verwachten; - 't Heeft de God van Nederland behaagt ('t is waar) een volk, dat hy lief had, op eene onverwachtte en wonderbaare wyze voor den naderenden val te bevryden, en een lang gehoonden vorst in zyn wettig Erfrecht te herstellen, zonder de medewerking dier Maatschappyen; maar derzelver oogmerk blyft niet te min groot en Vaderlandsch; en schoon de almagt, om eigenlyk te spreeken veeleer de vyanden en verdervers door hunne eigene buitenspoorigheden en razerny zelve heeft doen dienen, om alle hunne heillooze ontwerpen van verraad te veriedelen, zoo mag men met eerbied onderstellen, dat het haar behaagt heeft; om alvoorens de waare Volkstem te doen verheffen. - De Oprechte Vaderlandsche Societeiten schynen als de weegschaale in haare hand geweest te zyn, om de rechtvaerdigheid op het onrecht te doen overweegen. - Zy had de taal der eendracht, zachtzinnigheid en vredelievenheid doen spreeken, door het voortbrengen van nederige en eerbiedige smeekschriften om herstel; dezelve had geene kracht op heerschzuchtige harten, - zy liet haaren donder hooren, - zy riep den wreekenden arm eens magtigen koning op, en verhefte daar door het strafzwaart niet ter verdelging - maar - ter bedreiging. - Dan 't was deeze onvoorziene redding niet, die men konde en moest verwachten ten tyde van de oprechting der gezegde Societeiten; de dagelyks toeneemende genootschappen van gewaapende Landverderveren maakten eene te saamvereeniging van Landbevryders noodzaakelyk ten einde des noods het geweld met geweld te keer te gaan en de dwingelandy te beteugelen: het geen gewisselyk geschied zoude zyn indien het de hemel niet behaagt had het verschrikkelyk tydstip voor te komen, waar in het getrouwe en braave deel des volks de waapens, of de kluisters zoude hebben moeten verkiezen. - Ja, 't was in dat tydstip, in dien uitersten nood, in welken het meerdergetal der Nederlanderen, wier lydzaamheid men zoo lang getergt had, zich aan hunne wreede landsgenooten zouden hebben moeten onderwerpen, of vergaan, dat de meeste leden der Maatschappyën, zich zouden in de bresse gesteld hebben om den algemeenen vyand te ontwaapenen, en dat men zoude hebben doen zien dat 'er niet minder krygstuig gesmeed was voor den arm der rechtvaerdigheid, dan voor dien der dwingelandy, - in welken iever geene plaats meerder krachtdadig heeft uitgemunt, dan ons vorstelyk 's Gravenhage, alwaar een groot aantal der ingezetenen bereid waaren, om onder het geleide van veele geoeffende en kloekmoedige officieren in dienst der Republiek (die in de laatste zoo verschrikkelyke en bange dagen, vrywillig in het huis van den Edelen beschermer der Societeit, met de getrouwe schutters tegen het oproer bleeven waaken) hun lyf en leeven ter redding van het vaderland op te offeren. - Maar de algoedheid heeft, gelyk, wy zoo eeven zeiden, dien bitteren nooddwang verhoed, - het bloed van schuldigen en schuldeloozen is bewaart gebleeven - en de Republiek is behouden! | |
[pagina 161]
| |
Men moet ook niet min met dankbaarheid erkennen, dat het de eendrachtige Leden deezer burger Maatschappyën zyn, waaraan men grootendeels te danken had, dat de plundering, die 'er door de wraaklust van een lang verdrukt volk by de gezegende verlossing begost uit te barsten, in haar beginsel gestuit werdt. - Deeze edelmoedigen beschermden in die dagen hunne snoodste vyanden, die hen dikwerf niet dan smaad, verguizing, en de allerwreedste mishandelingen, hadden doen ondergaan. - 't Was deftig, waarlyk! dat zy, die zich korts te vooren op eene onwettige en hoonende wyze door hunne besnaphaande vervolgers de waapens ter verweering hadden zien betwisten, met die zelfde waapens, die zelfde vervolgers beveiligden. - Zy bewaarden hunne goederen en persoonen; en zulks wel zonder zelfsbelangGa naar voetnoot(*) trouwens zy hadden in hunne pogingen tot het herstellen der rust, en het beteugelen der wederwraak een schoon voorbeeld in het Hooft hunner Societeit den Graave van Rhoon, die, zoo als wy reeds meer hebben aangedacht, alle zyne vermogens in het werk steldde, om de driftige gemoederen tot bedaaren te brengen. - Welke vlyt de achting en toegenegenheid, die hy zich by het algemeen verkregen had, zeer sterk vermeerderde; derwyze, dat men een man, die zoo veel vermogt op de harten der ingezetenen, allerbekwaamst meende te zyn, tot algemeene Rechtsbeschermer en beveiliger van den burgerstaat. - 't Was dus in de maand September 1787, kort na de gezegende omwending, dat men in de Societeit in de Hofstraat, zynde de tweede klasse, onder de te saam vergaderde Leden voorsteldde, om de verkiezing van den Heer Graaf tot Bailluw en Hooftschout van 's Graavenhage, by ootmoedige smeekschrift, aan zyne Doorluchtigste Hoogheid voor te draagen; een voorstel, 't welk men wel kan begrypen, dat volgens het bekent vaderlands Caracter van den Graaf, met eene algemeene toejuiching werdt aangenomen, - De nagenoemde Commissarissen hadden dan denzelfden avond de eer, om, ter gehoor van zyne Hoogheid toegelaaten zynde, hun Request, uit aller naamen aan te bieden, waarvan hier het afschrift: | |
Aan zyne doorluchtigste hoogheid den heere Prince van Orange en Nassau Erfstadhouder, Capitein, Admiraal Generaal der Vereenigde Nederlanden.‘Geeven aller ootmoedigst, en teffens aller blymoedigst te kennen: Jacobus Reyvers; David Pino, Senior; Wouter van der Horst; David Pino, Junior; Ferdinand Meza; | |
[pagina 162]
| |
P. Felkers; en Jan Hendrik du Croissi, allen Schutters en Burgers, mitsgaders Commissarissen en Secretaris van de oprechte Vaderlandsche Societeit in de Goude Leeuw in de Hofstraat, alhier in 's Gravenhage: dat de Supplianten, tot hunne groote vreugde en blydschap verneemen, hoe gaarne dat de Burgers en Schutters van 's Gravenhage, als mede de Leden van de voorzeide Societeit, en andere mede Leden van de oprechte Vaderlandsche Societeit alhier, verlangden, dat tot Bailluw en Schout van 's Gavenhage wierde aangestelt den Vaderlandlievenden, zeer bemindden, en getrouwen, Willem Gustaaf Frederick Graave van Bentinck Heere van Rhoon. Dat in een opheden by Supplianten beleide en gehouden Convocatie, door den eersten Suppliant aan alle de prezent zynde menigte Schutters, Burgers en verdere Leden der gemelde Societeit, is gevraagt, wie dezelve gaarne zouden zien, dat tot Bailluw en Hooftschout van 's Graavenhage wierde aangestelt? dezelve vraag door allen, met een driemaal herhaalt Hoezée is beantwoord geworden: onze getrouwe Graaf Bentinck, onzen Rhoon onzen besten Graaf. Dat, op de vraag of men niet zoude goedvinden, ter bereiking van dat verlangen, dat men zich ten spoedigsten adresseerde aan Uwe Doorluchtigste Hoogheid? die vraag, door een gelyk driemaal Hoezée is beantwoord met ja, wanneer ook, ten gelyken tyd, de Supplianten, op derzelver aanbieding, door alle de tegenwoordige menigte zyn verzocht en gequalificeert het zelve verzoek mede ten naame van dezelve te willen uitvoeren. Redenen, waaromme de Supplianten, zoo voor zich zelve, als gequalificeerdens van de menigte Schutters en Burgers van 's Graavenhage, als verdere Leden van de oprechte Vaderlandsche Societeit, in de Hofstraat, alhier, zich aller ootmoedigst zyn keerende tot uwe Doorluchtigste Hoogheid; eerbiedig verzoekende, dat het uwe Doorluchtigste Hoogheid zal gelieven te behaagen van aan het verlangen van alle getrouwe Hagenaaren te voldoen, met den welmeenenden, getrouwen, en bemindden Graaf Willem, Gustaaf, Frederich, Graaf van Bentinck, Heere van Rhoon, aan te stellen als Bailluw en Hoofschout van het Vorstelyk 's Graavenhage!’
't Welk doende enz.
De aanstelling van den edelen Ridder in het gezegde Ampt, waar door dit Request dadelyk achtervolgt werdt, baarde aan alle weldenkende inwooners der Hofplaats, die denzelven met recht, als een vrede engel beschouwden, eene waare vergenoeging. Dan om voor een oogenblik weder te keeren tot het nut 't welk men zich van de grondvesting der Oprechte Vaderlandsche Societeiten, die niet dan de | |
[pagina 163]
| |
hoogste eer doed aan den aard een's volks, schynt te mogen belooven; hetzelve zal altoos van te meer of minder gewigt zyn naar gelang der toekomende omstandigheden en gebeurtenissen. - Thans heeft men 'er voor 't minst de waare Belgen door leeren kennen. - De Vaders des Lands, weeten hunne getrouwe kinders te onderscheiden: - de schoone grondregels, waar op de te saam verbintenis gevestigt is, zullen dezelve doen strekken tot beveiliging van de rust in den burgerstaat, in 't kort de voortduuring dezer Maatschappy kan niet dan wenschelyk weezen, om te helpen waaken tegen alle slinksche berokkeningen, die 'er verder door de noch woelende muitzucht zoude kunnen ondernomen worden. - De zwarte wolken van haat en partyschap benevelen noch van alomme de minnelyke straalen van het koesterend Zonnelicht, de tweedracht verheft somwylen noch den verlamden arm om hoog, en doet een gesmoorden kreet uit haaren kerker opryzenGa naar voetnoot(*) 't is tegen deezen, dat zich de vreedzaame Volkstem met eene zachtaardige en braave Burgerliefde moet doen hooren; en van waar kan dezelve zich met meerder kracht verheffen dan uit het midden van eene eendrachtige en welgezindde Maatschappy, wier eerste oogmerk en grondbeginsel was, om, onder eene billyke gehoorzaamheid aan wettige en wyze Overheden, te waaken voor den Godsdienst en voor de vryheid, die door het bloed onzer Voorvaderen zoo duur gekocht zyn geworden, - en voor al dankbaar te zyn aan het Doorluchtig Huis, waar aan de Republiek haare grootwording verschuldigt is. en - | |
Waarde landgenooten!Getrouwen onder Neêrlands volk! gy, die in bangste dagen der vervolging, op het gevaar van goed en leeven uwe stem voor de rechtvaerdigheid durfde verheffen! gy, die schoon gy Söms uw Vader, Broeder, Zoon, of lieven boezemvriend onschuldig ten kerker zaagt verwyzen, getrouw dorst blyven aan uwe pligten! gy, die door geene beledigingen of hoon, u door uwen wreeden mede-burger aangedaan, en door bedreiging noch belofte nooit hebt vergeeten, dat gy afstammelingen zyt der oude Batavers! - Gy, die niet vreesde om deel te neemen in eene te saam verbinding van getouwe voorstan- | |
[pagina 164]
| |
deren der geheiligde wetten en voorrechten, u door Vader Willem verkreegen! - juicht in 's Lands zegepraal! - Het vierde Staatsherstel door twee vermogende Bondgenooten beveiligt is thans onverbreekelyk - De zegen des Hemels is by dat Staats herstel in uw Neêrland weer gekeert. - Onze altoos vruchtbaare akkers en weelige boomgaarden, die, geduurende de twee voorgaande jaaren, (waar in het eene wanbedryf het ander opvolgde) de verkeerdheid van een ondankbaar volk scheenen te betreuren, vloeijen thans over van den ryken oogst van gewassen en vruchten. - Orange heeft door zyn geduld en lydzaamheid de boosheid overwonnen. - Orange, in zyne eer en hooge waardigheden herstelt vind (op nieuw als 't hooft der Republiek in gehuldigt) de byna verbrooken Uniband door zyn Doorluchtigen Voorvader gevestigt, weder te saamen, en brengt met de herstelling der deugt de welvaart in het Land zyner geboorte mede. Hoe gelukkig kunnen wy zyn onder de bescherming van dien Lieveling des Hemels, en onder het zacht bestuur van wyze en rechtmatige Overheden! - Mogte slechts Neêrlands volk weder algemeenlyk met elkander vereenigt zyn! - Mogten die beklagenswaardigen, die door de listige en bedriegelyke aanslagen van doorsleepener heerschzuchtigen misleid zyn geworden, oprechtelyk van hunne dwaalingen zyn terug gekeert. - Daar zyn 'er gewisselyk, die overtuigt van het bedrog hunner looze aanvoerers en opstookers, thans eene ongeveinsde hulde aan de rechtvaerdigheid toebrengen; maar hoe veelen, helaas! die, met het zege teken van 's Lands verlossing verciert, noch den snooden haat en partyschap hunner zwarte zielen verbergen, onder het momkleed van berouw (en deezen zyn het meest te duchten) hoe veelen die openlyk noch hunne oproerigheid durven aan den dag leggen. - Mogte die zelfde Almagt, die hunne Land en volk verdervende ontwerpen veriedelt heeft in hunne verstaalde harten spreeken, op dat zy zich de vergeeving, die hun zoo menschlievend, is toegestaan waardig maaken - dan, ja dan! zoude de kalmte en eensgezindheid herleeven en de eertyds geëerbiedigde en thans vernederde Republiek weder in haaren ouden luister herstelt worden. En gy, braave Inwoonders van het Vorstelyk 's Gravenhage! gy, die u verheugen moogt in het geluk van uwen Doorluchtigen en beste medeburger, met zyn deugtsaam Huis, weder in uw midden te zien, houd u altoos verknocht aan zyne belangen; want zy zyn de belangen van uw Vaderland, Godsdienst en vryheid. De grondslag uwer Maatschappy is de bewerking der eendracht onder den Landsgenooten en de beteugeling van alle muitzuchtige beginsels; laat dezelve altoos onwrikbaar blyven - hen leert die zich durfden waapenen om 's Lands geheiligde Constitutie en ingestelde wetten te bestryden door het voorbeeld van zachtmoedige onderschikking, dat u by de geheele waereld als een braaf volk doet eeren, dat de eerste trap tot een willekeurige Volksregeering niet dan verwarring voortbrengt en op eene volstrekte heerschloosheid moet uitloopen, die niet dan een gewissen ondergang kan veroorzaaken - vry te zyn onder | |
[pagina 165]
| |
de gehoorzaamheid van een billyk en wettig Bestuur maakt een wenschelyk leevenslot uit. Bied in tyd van nood (waar voor wy hoopen dat de Algoedheid het lieve Vaderland behoede) altoos de Rechte Hand aan de bewaaring van het Staats-Stadhouderlyk- en Stads-Bestuur, op 't welk de geduurzaamheid uwer Republiek gevestigt is! Zoo worde het zinnebeeld van het Zegel uwer Broederschap bewaarheid! Beschermt, beveiligt als waare kinders van de vaderen des Lands het duur bezwooren Staatsgestel, en gedenkt altoos aan uwe zinspreuk: INCIDIT IN SCYLLAM |
|