Gedenkschrift ter huldiging van de oprechte Vaderlandsche Societeiten
(1788)–M.G. de Cambon-van der Werken– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Gedenkschrift ter huldiging van de Oprechte Vaderlandsche Societeit.Vaderland! welk een naam in den mond van een denkend weezen! De Liefde tot het Land, waar in men gebooren is, is byna alle volkeren eigen; en men ziet in de heilige bladeren, dat dezelve van de eerste tyden der scheppinge onder het menschdom heeft plaats gehad: ja! die zucht was by de eerstgeboornen der aarde noch vry sterker dan in de laatere dagen. Maar op welke grondbeginsels moet dezelve gevestigt zyn, om recht edelaadig te weezen? De wilde volkeren zyn verknocht aan hunne woeste landstreeken, en men heeft menigwerf gezien, dat zy, in beschaafder waerelddeelen overgebragt zynde, zeer te onvreeden waaren over hunne standverwisseling, alhoewel zy tot hunnend een allerelendigst leeven doorstaan. - Zie daar de gewoonte en onweetenheid; maar geenzins de rede, die hen verbind. Gants anders is het gelegen met den gelukkigen Nederlander: deeze heeft het leeven verworven in een Land, dat zyne liefde waardig is; in een Land waar hy den waaren God heeft mogen leeren kennen; in een Land waar hy het geluk had van een Christen te mogen worden; in een Land door het Opperweezen gezegent; waar aan de natuur haare beste schatten mededeelt; waar een aangenaam luchtgestel de aarde van vruchtbaarheid doet overvloeyen. - En is het bezef van dit alles genoeg? Neen 'er behoort meer om ons, door God bemindde vaderland lief te hebben, - men moet deszelfs opkomst kennen; men dient te weeten wat men aan die kloekmoedigen, die het als uit niet tot een bewoonbaar Land gevormt hebben, te danken heeft; men moet | |
[pagina 2]
| |
weeten door wie, en hoe, het van trap tot trap den tegenwoordigen geluk-staat gebragt is, om het naar behooren te eerbiedigen. De onkunde in de geschiedenissen des Lands is een ongelukkig verzuim der opvoeding onder beschaafde volkeren, dat niet dan al te algemeen is. Welk een ruim veld zoude 'er voor ons open zyn, indien wy hier eene uitvoerige schildery van onze schoone Landstreeken wilden voorstellen! ons kleen bestek misgunt ons die eer; veel minder laat hetzelve ons toe om in de verduisterde eeuwen te rug te treden, om eene uitgebreidde beschryving te doen van derzelver eerste en waarschynelykste opkomt. - Wy zullen hier slechts eene flaauwe schetse geeven van vollediger tafereelen, en vraagen ons wonderland, eertyds een kleen Moeras, dat, door een getrouw en eendragtig volk als uit de zee opgedolven, thans tot een magtigen staat is aangegroeit, om vergeeving, indien wy aan desselfs luister te kort doen! Als uit de zee opgedolven, zegge ik: een groot aantal historie-schryvers overtuigen ons, door veele bewyzen, dat dit thans zoo vruchtbaar Land eertyds niet anders dan zee geweest is, en wy kunnen ons niet verzekeren, dat het niet eens weder tot zyn voorigen stand zal wederkeeren, te meer, daar deeze standverwisselingen van eeuw tot eeuw hebben plaats gehad; zoo als zulks blykt uit Genesis XIV. Vers 3. waar wy zien, dat een deel der aarde, 't welk ten tyde van Abraham eene woestenye was, in laater tyd in zee is verkeert geworden, van 't welk, in min verwyderde dagen, de zuider-zee, die weleer volgens baarblykelyke getuigschriften een schoon landschap is geweest, waar in de alöude Friesche koningen zich met de jagt vermaakten, insgelyks een voorbeeld strekt. Dus werkt een almagtig Opperweezen: hier worden geheele eilanden uit de diepte der zee opgeworpen: daar worden weder de landen door de wateren verzwolgen - aardbeevingen, overstroomingen, winde, zyn hem gehoorzaam, ter aanvoering dier verschynsels. En mogen wy ons thans zoo luisterryk vaderland niet met recht een wonderland heeten - 't was zee, 't was eene wildernis, en het is de schoonste aardstreek geworden. Moeten wy teffens niet met eerbied te rug zien op de eerste bevolkers, die, om zoo te spreeken door hun zweet en arbeid, en door hunne nederige behoeftigheid onzen overvloed en grootheid gekocht hebben. - Wie waaren zy? ongelukkige zwervelingen, die, door binnenlandsche beroerten en onlusten uit het oude Germanien verdreeven zynde, zich een plekje lands gingen zoeken om zich neder te zetten; de juiste tyd van dee- | |
[pagina 3]
| |
zen aftocht schynt in de vergeetenheid begraaven; zeker is het dat men dezelve lang voor Christus geboorte moet stellen; dewyl men reeds daar van in de schriften van Julius Cesar gewag ziet maaken, die een geruimen tyd voor de geboorte des Zaligmaakers geschreeven zyn. De Middel-eeuw heeft ons veele gebeurtenissen onttrokken; doch hoe zeer ook de eerste tyden met duisternissen omheeven zyn, zoo mogen wy, zonder vrees van te dwaalen, volgens de overleveringen der oude geleerde schryveren, waar van wy alleenlyk Tacitus zullen noemen, de oorsprong der bevolkers en grondvesters van ons vaderland brengen tot zekere volken Katten genaamt, uit de Asiatische Scyten gesprooten, welker afkomst tot op Jafet wordt gebragt. Deeze Katten in het vervolg den naam van Batavers of Batavieren voerende, een naam waarin noch heden de Nederlander zyn eer stelt, verkoozen zich, volgens Hooft en Vondel, den Koninglyken Prins Bato, een kloekmoedig en rechtvaerdig man, zoo men wil door de wreedheid zyner Schoonmoeder Penta een balling geworden zynde, tot Bevelhebber en Leidsman, en werdt hy dus ook de Prins der Katten geheeten - Guicardyn en Junius in hunne beschryving van Holland, en de Raadsheer Heemskerk in zyne Batavische Arcadia beweeren insgelyks, dat Bato de eerste Grondlegger van onze volkstaat zy geweest, waarom dan ook de naam van Batavia aan het nieuwe bevolkte eiland, en die van Batavers aan de bevolkers zoude gegeeven zyn; doch het gebrek van klaare en volledige bewyzen, doet zulks by veelen in twyffel trekken; en sommigen willen, dat de naam van Batavia veeleer afkomstig zy van de Betauwe of Betuwe, en dat dezelve te saam gestelt is uit de woorden Bat en Auwe welke, byéén gevoegt zynde, beduiden goede vruchtbaare Hoeve, zoo als ook heden het beste deel van de Provintie Gelderland noch de Betuwe geheeten wordt. Wat hier ook voor en tegen zy; het blyft in het onzekere, en 'er is geene minder waarschynlykheid in, gelyk Hooft zegt, dat de Batavers hunnen naam aan Bato verschuldigt zyn, als dat de Latynen den hunnen afleiden van Latinus. De naam van Belgen is ondertusschen op vaster grond gesteunt, dewyl men in de aantekeningen van Tacitus vind, dat de Batavers een gedeelte van het vaste Land van het Belgisch Gallie hebben bezeten. Dan wy laaten de duisterheden dier verwyderde eeuwen, die toch nimmer ten vollen zullen opgeheldert worden, aan eens ieders denkbeeldige begrippen over. - De Batavers of Belgen naamen dan bezit van hun kleen eiland, en waaren in deezen tocht, onder het geleide van hun verkoozen Opperhooft, | |
[pagina 4]
| |
gelukkiger dan de overige Germaanen, die hunne verplaatsingen veelal met stroomen bloeds betaalden: ten voorbeelde hier van de Cimberche Duitschers, die ten getale van over de tweemaal hondert en vyftig duizend naar Italien aftrekkende, door C. Marius in drie onderscheidene veldslagen werden afgemaakt. Zie daar dan onze voorvaders op hun kleen eiland, 't welk zy Batavia heeten, dat thans als het Land onzer inwooning den naam Holland draagt, bevestigt. Niemant belette hen om 'er zich meester van te maaken; misschien om dat het aan niemant benydenswaardig scheen; misschien om dat de aangrenzende volken geene magt hadden om hen de toeëigening te beletten - 't was onbewoont - 't was, gelyk wy gezegt hebben, onbebouwt, woest en onaanzienlyk, het scheen te veracht om iemant toe te behooren, de Batavers waaren de eersten, die 'er eene aanspraak op maakten - en die tytel van eerste toeëigenaars, bevestigde het recht dat zy 'er van de natuur op verkregen hadden: daarom zegt. H. de Groot met redenGa naar voetnoot(*) dat dit eiland hun rechtmaatig eigendom werdt naar de heilige wet der natuur, waar door alle de goederen, die geen eigenaar hebben, het billyk verkregen deel worden, van hem, die ze eerst aanvaard; en dat dus de inneeming van dit gewest eene waare grondvesting van eene vrije beheersching uitmaakte, als zynde gelegd door een vry volk, in een Land zonder meester. De oude historieschryvers leeren ons daar en booven, dat 'er geen volk waardiger konde gevonden worden, dan onze Batavers tot deeze grondvesting; de Groot roemt hen als de braafsten der Duitschen: een iegelyk weet dat zy vermaart waaren, door hunnen moed en heldhaftigheid: zy waaren in oordeel en beleid verre booven alle anderen Germaanen verheeven, en gaaven algemeenlyk dikwerf blyken, dat zy hunne hartstochten wisten te betoomen. 't Geluk was in hun oog niet dan eene uitwerking van 't geval; maar de kloekmoedigheid werdt by hun als een der eerste en loffelykste eertytels gehouden; doch de onversaagtheid en krygsmoed, eene hunner uitstekendste eigenschappen, verdoofde nochthans in hun de vredelievenheid niet; nimmer was 'er een volk, dat zoo verknocht en getrouw aan elkander was, als de Batavers; zy leefden in eene waare broederschap, lieten elkander in den nood nimmer hulpeloos, en offerden gewillig hun leeven op tot elkanders bystand. Hunne goederen waaren, om zoo te | |
[pagina 5]
| |
spreeken gemeen, zy verdeelden zelfs hunne landeryen onder elkander, welken beurtelings door hun bebouwt en beärbeid werden, zonder, dat daar uit ooit eenige merkelyke twist of oneenigheid ontstond. Deeze onderlinge behulpzaamheid was een natuurlyk gevolg van hunne eigenaardige belangeloosheid; de minste schyn van eigenbaat werdt door die uitmuntende zielen voor eene misdaad gehouden. De gastvryheid was by hun een der eerste pligten; een iegelyk zelfs, de onbekendde, de vreemdeling, werdt met alle tekens van vriendlykheid onder hun huisdak ontfangen, en konde aldaar vertoeven zoo lang het hem goeddacht, wordende noch daarenbooven dikwerf met weldaaden overlaaden, zonder dieswegen ooit eenig verwyt te ondergaan; want de goede Batavers noemden dit een recht, eene verpligtinge, welken de natuur aan het menschdom bedeelt en oplegt. - En was zulk eene weldaadigheid en broederliefde eene eigenschap van menschen, die geene Christenen waaren; hoe moeten dan die trekken de volken deezer eeuw doen bloozen, die, in plaats van elkander wel te doen, de een den ander te vuur en te zwaart vervolgen? De oude Batavers waaren ryk in hunne armoede; de tegenwoordige Nederlanders zyn arm in hunnen rykdom: de oude Batavers waaren groot in hunne laage eenvoudigheid, de tegenwoordige zyn laaghartig in hunne grootheid. De goede trouw en rechtvaerdigheid waaren deeze onze voorvaders eigen, en Tacitus zegt van hun, dat de zeden by hun meer vermogten, dan by andere, meer beschaafde, volken de wetten. De verlichting van den geest heeft dus de harten verbastert in plaats van dezelve te verbeteren. De Batavers, welken de Groot verzekert dat zich reeds eenige eeuwen voor Christus geboorte van de Landen, die wy thans bewoonen, hebben meester gemaakt, waaren heidenen, en hadden het geluk niet den waaren God te kennen; zy aanbaden de zon, de maan en het vuur Tacitus spreekt ons daar en boven van eenen afgod Tuïsto genaamt, welke door de inwooners van geheel Germanien als hun oudste god zoude zyn geëerdt, deeze werdt doorgaans verbeeld in een kleed van dierenvellen, staande op een hoogen voetstal met een scepter in de rechte hand. - Dog men leest by denzelfden schryver, dat de oude Duitschers een grooten afkeer hadden van het aanbidden van goden na de gelykenis van eenig menschelyk weezen gemaakt; en meer andere getuigen dat de Jupiter, de Juno en Minerva der Romeinen, by onze eerste Batavers versmaad werden, waarom het dan meer waarschynlyk is, dat de gezegde Tuïsto, in die tyden veelëer door hun geëert is gewor- | |
[pagina 6]
| |
den, als een opgerecht teken voor den geenen waar van zy volgens den bovengenoemden schryver zeiden afkomstig te weezen; zynde het na veeler gevoelen niet dan sedert dat zy, ten tyde der regeering van Kajus Julius Caesar, met den Romeinen in verbond traden, dat zy door hunne gemeenschap met deeze volken, veelen van derzelver afgoden, waar onder ook Mercurius, hebben beginnen te aanbidden. Het bouwen van tempels ter aanbiddinge hunner goden, was in de eerste eeuwen by hun in geen gebruik, dewyl zy geloofden, dat zulke groote weezens te verheeven waaren, om tusschen muuren beslooten te worden: 't was in de bosschen dat zy hunnen eerdienst aan dezelve gingen wyden, de open lucht alleen mogt hun verwelfsel zyn: wy vinden in veele oude schrijveren van deeze bosch-tempels gewag gemaakt. Wat nu eigenlyk den aard der wetten betreft, welken onze voorvaders zich by de aankomst op hun eiland gevormt hebben; dieswegen is niets met zekerheid te zeggen: de aangebooren zucht tot vryheid van deeze volken, hebben veelen doen onderstellen, dat zy hunne regeeringsvorm hadden ingericht op den voet van een vry gemeenebest, het welk door de meestgeachtste onder hun, en volgens goedkeuring van het algemeen bestuurt werdt; doch G. van Loon leert ons, in zyne Alöude Hollandsche Historie, dat de Batavers zich een Ryk gesticht hebben, dat door Koningen werdt geregeert. - Dit gevoelen werdt veeläl aangenoomen, zonder echter te beweeren, dat deeze beheerschers een willekeurig gezach zouden gevoert hebben, als strydig met den eigen aard des volks, waar van wy spreeken: daarom zegt ook de Groot, in zyne Oudheid der Batavieren, dat dezelve waaren, Koningen van naam; maar in den grond niet anders dan voornaamsten onder de treffelyksten: het welk insgelyks door Tacitus wordt geboekstaaft, daar hy zegt, dat de Koningen der Germaanen in de Vergaderingen gehoort werden, veel eer met achtbaarheid om raad te geeven, dan met magt om te gebieden; waarom zy ook dikwerf slechts den tytel voerden van Heirtochtleider of Veldoverste. - Hoe het zy, men ontdekt hier uit niet te min, dat de oude Batavers, wier eerste tytel was vry te zyn, en die veeleer hun leeven dan hunne vryheid zouden afgestaan hebben, een gezachhebbend opperhooft noodzaakelyk en nuttig vonden, zonder, dat men ergens eenige blyken vind, dat zy immer eenige drift hebben getoont om tot eene onbeteugelde volksregeering over te slaan; terwyl men integendeel uit verscheide overleveringen ziet, dat zy | |
[pagina 7]
| |
aan hunne gekooren opperhoofden, die zy als hunne waare beschermers hielden, eene hooge eerbied, en trouw betoonden; en de oude Batavische trouw was van geen kleen belang. Zy volgden deze bevelhebbers in den stryd; zy waaren aan dezelve gehoorzaam; niet uit nooddwang; maar uit eene algemeene verkiezing, die geene de minste inbreuk deed om hunne vryheid: daarom zegt Tacitus te recht van hun: dat zy over hun stelden, die zy verkooren hadden, en gehoorzaamden, die zy over hun hadden gestelt. En het geen de Drossaart Hooft aan een der Katten, in zyn Treurspel Bato, in den mond legt, strekt hun niet min tot eer, en tot bewys hunner trouw: Het zy, dat gy te Land zoekt uw geluk, of 't zy
Dat gy te waater hebt uw reis te doen beslooten;
Voert ons te Lande meed', of voert ons op uw vlooten,
Al waar 't ter waereld uit; in 't Noorden ongezond,
Daar 't grondelooze diep, leid als een hoogen grond,
Gestaapelt door den Vorst. -
Dus spraaken omtrent onze voorvaders, die de vryheid booven het leeven stelden, voerende, eeven gelyk alle andere Germanische volken; ten merkteken van onafhanglykheid, een Kat in hunne vaandels, als zynde dit een dier dat byzonderlyk zyne vryheid bemind, van welk merkteken men acht, dat eigenlyk de naam van Katten, dien zy droegen, zoude herkomstig geweest zyn. - Onder de gezegde Heïrtochtleiders of Opperhoofden, waar van ons de Latynen en Grieken spreeken, vind men onder anderen eenen Kariovalda, die voor Germanikus ten stryd trekkende, tegen de Cheruscen, zich een onsterffelyken naam heeft verworven; en de beroemde Claudius Civilis de hersteller der Batavische Vryheid. Onze voorouders hebben lang in den staat der onweetenheid geleeft, want het was, volgens de geloofwaardigste schryvers eerst ruim zeven hondert jaaren, na de geboorte des Zaligmakers, dat zy, na verscheiden mislukte pogingen van ieverige zendelingen, waar onder de Bisschop Willebrord eene der voornaamste is geweest, het Christelyk geloof hebben beginnen aan te neemen. Even eenvoudig van zeden de Batavers waaren, even eenvoudig was hunne kleding: de pracht, het verderf der meeste Landen, was by hun onbekent. - Zy waaren groote liefhebbers van de jagt, en kunstige boogschieters: de dieren, welken zy tot buit maakten, dienden hun tot voedzel en tot kleäadje: de gemeene krygslieden waaren, volgens Tacitus, alleenlyk van een boovenrok voorzien, | |
[pagina 8]
| |
en voor 't overige geheel naakt: de rykste en edelste koozen de schoonste dieren uit, en besprengelde de afgehaalde vellen derzelven met gekoleurde vochten, welken zy vervolgens met een gesp, of meesten deel met een doorn, om het lyf vast maakten: het gewaad der vrouwen was van dat der mannen byna niet onderscheiden, dan door een dun linnen hooftdeksel: van andere kledingen hadden zy geene kundigheid, dewyl zy geene koopmanschap dreeven, welke eerst lang naderhand en by trappen onder hun stand heeft heeft beginnen te krygen: rykdommen waaren by hun in geene de minste achting; een moedig paard, een forsse spiets, waar door hunne heldhaftigheid verhemelt werdt, waaren hunne grootste schatten: de geldwinst en woeker was by hun onbekent. - Wanneer wy de ligtheid hunner kleding in aanmerking neemen, moeten wy zonder twyffeling besluiten, dat zy sterker van gestelheid zyn geweest, dan onze hedendaagsche landaard: de weelde en pracht hebben, door eene overboodige koestering de gesteltenissen verzwakt; Hoe meer wy van de natuur afwyken hoe meer wy onze behoeftens verzwaaren - het zoude de Nederlander deezer eeuw vry moeijelyk vallen om zich aan de harde leevenswyze der oude Belgen te gewennen. - Hunne woningen zullen aan de volken van den nieuwen tyd niet bevalliger voorkomen, dan hunne kledingen - zy bouwden zich niet dan laage Hutten van ruwe boomen met daken van stroo overdekt, op heuvels, of verheeven plaatsen, om zich voor de overstroomingen, waaraan het Land was bloot gestelt te beveiligen. - Hoe weinig zoude de slechtheid dier verblyven strooken met onze eerzucht en zelfsliefde als wy ons voorstellen, dat thans in ons gewest een gering kluisje der armoede, noch meer aanziens heeft, dan de woning eens edelen der oude Batavers? - Even zoo was het gelegen met hunne voedselmiddelen: melk, kaas, boter, wilde moeskruiden, het vleesch der dieren hunner jagt, zie daar hun eenvoudig tafelgerecht: en lugtig kooksel van garst was hun drank. Maar welk een deftigheid was 'er in hunne echtverbintenissen! de wederzydsche geneigdheid was by hun vry van alle laage belangen: 't geschenk van een onveranderlyk en standvastig hart, was meer by hun, dan alle wisselvallige bezittingen; 't zynde de beschaafde eeuwen, welken de nieuwe volken het huwelyks verbond tot eene soort van koophandel leerden maaken. De Batavers namen in hunne verëenigingen vooral de gelykheid der jaaren, evenredigheid van gestalte en caracters in acht, en trouwden niet voor dat ze zekere jaaren bereikt hadden. - De huwelyks giften bestonden niet in blinkende beuzelingen, of weidsche tooisels; de bruidegom beschonk zyne bruid met een koppel ossen, een wel toegestelt paard, een schild met een spiets en zydgeweer, waar op zy, van haare zyde den bruidegom | |
[pagina 9]
| |
insgelyks met eenige krygswaapens vereerde: deeze giften waaren heilig, en als hunne huisgoden geacht. - De kuischheid werdt in het echtverbond als het eenige middel om gelukkig te zyn, en teffens als de allernoodzaakelykste deugt gehouden, wordende de ontrouw als eene onvergeeffelyke schenddaad onmiddelyk gestraft, zonder dat 'er vergiffenis op verleent werdt; de doodslag kost somtyds geboed worden; maar voor de echtbreuk was geene genade. - Van alle de volken der onbeschaafde eeuwen waaren de Batavieren byna de eenigen, die zich aan eene enkele vrouw verbonden, en aan deeze bleeven zy getrouw tot aan den laatsten hunner dagen. Claudius Civilis zelve en meer anderen hunner opperhoofden, had niet meer dan eene bedgenoote - waar by noch aanmerkelyk is, dat deeze volken zich nimmer met uitheemsche natien in echt vereenigden, het welk die gelukkige gelykheid van aard in hun te wege bragt, welke dikwerf in hun geroemt wordt. De vrouwen waaren den naam van moeder waardig: zy zoogden haare kinders zelve: dit belette alle verbastering der zeden, en dat de gemoedsgesteltenis niet door den kwaaden aard der voedstervrouwen bedorven wierd, van welke verbastering de Keizer Kaligula weleer ten voorbeeld strekte, die, schoon de zoon zynde van den zachtaardigen Germanicus, alle de barbaarsheid zyner onmenschelyke minne overërvende, de wreedste aller dwingelanden mogt genaamt worden Voor 't overige werden de oude Batavers door eene strenge en harde opvoeding en leefwyze tot sterke en kloekmoedige menschen gevormt: zy werden, van hunne eerste jeucht af, aan de ongemakken en moeijelykheden des leevens gewoon gemaakt; dit bragt meerendendeel die onverschrokkenheid en moed voort, waarin zy booven alle andere natien hebben uitgemunt. - Onze voorouders waaren min geleert, min vernuftig, zy bezaten zelfs de kunst van leezen noch schryven, het geen zy naderhand, door hunne gemeenschap met den Romeinen van deezen geleert hebben; maar zy hadden meer gezond oordeel dan hunne nakomelingen, en zy waaren oprechter. De vrouwen vergezeldden hunne mannen tot naby het leger; zy moedigden dezelve aan ten stryde, en zagen hunne wonden met eene teder liefde en mededoogen, doch zonder verschrikking: 't was dan, dat zy door het bevorderen der geneezing en het verzachten derzelven, het meest haare vriendelyke verknochtheid deeden blyken: zy spraken haare ten stryd gaande echtgenooten den moed in, door hun de eer der overwinning, en de verachtelykheid van den nederlaag voor oogen te stellen; terwyl de hedendaagsche vrouwen, door haare klaagstem en vrees den mannen tot lafhartigen maaken. Doch laatere dagen leveren ons ten tyde der Spaansche oorlogen noch voorbeelden op van dergelyke heldinnen, die onze eerste moeders in heldhaftigheid niet behoeven te wyken. - De Ridder Hooft telt ons, | |
[pagina 10]
| |
in zyne Nederlandsche, historie over de drie hondert Haarlemsche vrouwen op, die, onder eene Kenauw Hasselaar, zelve, met de waapens in de vuist, de vyanden te keer gingen. Dezelfde schryver vereeuwigt de heldinnen van Alkmaar, die haare mannen, in de felste bestormingen van de Spanjaarden op die stad, bystonden, en de belegeraars van de wallen weerden. De waapens der Batavers waaren van minder belang, dan men zich van een zoo strydbaar volk zoude verbeelden, zy bedienden zich slechts van een speer; Framey genaamt: hun schild was van sterk in één gevlochten teen; hetzelve was met pylen, blixems, en zwaarden beschildert. Zy gebruikten daarenboven werpschichten, welken zy zeer handig wisten te bestuuren: men vond 'er somtyds in eene geheele bende niet meer dan drie of vier, onder de voornaamsten, die van een helm voorzien waaren; met recht mag men zeggen, dat de moed hun beste waapenrusting was. Het opwerpen van sterktens of batteryen was by hun in geen gebruik: sy hadden geene bemuurde steden; de dapperheid en eendrachtige sterkte der krygslieden waaren hunne beste en zekerste bolwerken om den vyand af te wenden, en de moedige Batavers konden met recht het zelfde zeggen, als de Koning Agesilaus, die, wanneer men hem vraagde, waarom zyne landen onbemuurt waaren, daadelyk zyne burgers in slagörde deed stellen, en, op dezelve wyzende, ten antwoord gaf: deeze zyn de onoverwinbaare muuren der Lacedemoniaanen; 't was booven dien de natuur zelve, die, om zoo te spreeken, ons oud Batavia gewaapend had tegen de aanvallen der vyanden, door de onderscheidene rivieren en stroomen, waar door het omringt wordt. De juiste begintyd der stedebouwing in ons gewest is zeer duister; volgens Tacitus moet men gelooven, dat de Romeinen de eerste zyn geweest in het oprechten van sterktens en bemuuringen hier te lande, ten tyd, dat ze, met de Batavers in verbondschap zynde, hier hunne winterlegers verkoozen, na 't welk deezen, in het vervolg met hun in oorlog zynde, die bemuuring denkelyk meer en meer tot stand hebben gebragt. Zeker is het dat ons vaderland, in zyn beginsel met geene bebouwde steden is voorzien geweest, en dat het eerst, onder de regeering der Graaven van Holland, omtrent de elfde eeuw was, dat het aanleggen van steden recht een aanvang genoomen hebbe, onder welken Batavodorum thans Wyk te Duurstede, Dordrecht en Lugdunum, thans Leiden, als de eersten gesteld worden. - In zulk eene nederige grootheid en zonder verschansingen of bebolwerkte legerplaatsen, wisten onze doorluchtige en dappere voorvaders, zich, alleen door hunne eendrachtigheid en te saamen veréénde waapenkracht, te verdedigen, en als een onverwinbaar volk hun verkreegen land te beveiligen. | |
[pagina 11]
| |
In hunne begraaffenissen naamen zy geene de minste plegtigheid in acht: zy brachten in 't algemeen de lyken der afgestorvenen slecht op een geruimen afstand van hunne verblyfplaats, alwaar dezelve met een treffend geween, doch zonder veel gerucht, onder de aarde bedolven werden. - Die der grooten en edelen werden somtyds op den houtstaapel verbrand, wordende als dan ook dikwerf hun paard en waapentuigen insgelyks aan het vuur opgeoffert De overwinningen en veldtriumphen werden by hun eeven als by meer andere Germanische volken verheerlykt, door openbaare zangen en gedichten, welken zy Bardites noemden: men wil dat deeze naam afkomstig is van het oude duitsche woord baaren, het welk groot gejuich maaken betekent: zulke zangen dienden ook ter opwekking van den moed der strydende helden. Tacitus tekent aan, dat by den veldslag van Claudius Civilis, tegen Munius Luperkus de lucht weergalmde van het gehuil der vrouwen, en van het zingen der mannen. Door wie eigenlyk eerst deeze zangen gemaakt of ingevoert zyn, is zeer duister: Diodoor schryft van dichters, die van de oudste tyden af onder de Katten bestaan hebben, en door hun Barders geheeten werden. - Wy zullen 'er hier een zes regelig voorbeeld van geeven, het welk men zegt in de oude gedenkschriften te Keulen te zyn gevonden, en omtrent den jaare 1100. moet gedicht zyn; (een teken, dat dat soort van zangen verscheiden eeuwen in gebruik is geweest) het zelve zal mogelyk aan het keurig gehoor van deezen tyd vry onbevallig voorkomen; doch zal denkelyk in de dagen, waar van wyspreeken, niet min schoon en geestig gevonden zyn, als heden de verfynde dichtkust onzer eeuw:
Wie hoorten je dikke singen
Von alten dingen
Wie snelle HelideGa naar voetnoot(*) vruchten
Wie sie veste burge brechen
Wie sie lieb in vuiniscefteGa naar voetnoot(†) Schieden
Wie riche kunige al zegienge -
Met recht mag men zeggen, dat het verschil der taal de bevolkers en stichters van ons Batavia (zynde eigenlyk het oud Saxisch) met die der tegenwoordige Nederlanderen eeven groot is als het onderscheid hunner zeden en gewoonten. De verbintenissen der Batavers met den Romeinen, deed van trap tot trap hun | |
[pagina 12]
| |
gewest meer aanziens verkrygen, en men gelooft vry algemeenlyk, dat zy door deezen in het bezit kwamen van een gedeelte van het Belgisch Gallie, waar door zy den naam van Belgen moeten hebben verkregen; maar die verbintenissen met een volk, dat zich, door geduurige overwinningen op de overige Germaanen de magtigste der aarde begosten te maaken, en 't welk de Batavers als deszelfs dapperste hulpbenden onophoudelyk in den kryg inwikkelde, waaren voor onze voorvaderen niet min gevaarlyk, als zynde, om zoo te spreeken de eerste beweegreden van hunne laatere onderwerping aan het Roomsche Ryk: ten anderen, de gemeenschap met deeze gesleepene bondgenooten, deed de oprechte inwooners van Batavia veel van hunnen eigen aard en zeden verliezen. 't Was echer niet eer dan met het begin des Christendoms, onder de Regeering van Keizer Tiberius, die een magtige vloot op hun eiland afzond, dat zy aan dat Ryk onderhoorig werden, als wanneer zy onophoudelyk gelegenheid hadden, om hunne drift tot krygsoeffening, ten dienste hunner bondgenooten, den teugel te vieren; doch welke krygsbedryven, hoe zeer ook tot roem hunner heldhaftigheid strekkende, ons bestek ons niet toelaat in het breede op te haalen. - Wy laaten zulks aan 's Lands kundige geschicht-schryveren, ons vergenoegende, met alleenlyk eene kleene schetse te geeven van het gebeurde ten tyde van den beruchten claudius civilis, de Hersteller der Vryheid. Hy was de bevelhebber eener Batavische hulpbende, die, na dat eerst zyn broeder Julius Paulus, om valsche beschuldiging van muitery was omgebragt, door Keizer Nero in de gevangenis werdt gezet; eene ongehoorde wreedheid tegen een getrouw bondgenoot des Ryks - overeenkomstig met den aard van een geweldenaar, die, geduurende zyne regeering alle de volkeren der overige wingewesten de grootste onrechtvaardigheden en verdrukkingen deed bezuuren. Dan deeze verdrukkingen leidden den eersten grondslag voor de oude Germaanen om het juk af te werpen; van welke zucht naar onafhanglykheid Cajus Julius Vindex de eerste aandryver was. Deeze bragt het welhaast zoo ver, dat de Germaanen algemeenlyk beslooten tot den afval van het Roomsche Ryk. Nero hier van onderrecht, gebruikte de Batavische hulpbenden, die noch aan hunne verbintenissen getrouw bleeven, (eene getrouwheid, die men tot lof van deeze onze voorvaderen mag zeggen, dat hun by uitzondering van alle volken eigen was) om tegen Cajus Julius Videx op te trekken; by welke gelegenheid ook deeze strydbaare en moedige krygshelden weer nieuwe blyken gaaven van hunne heldhaftigheid; want aan hun kwam de meeste eer toe, dat de opgestaane Galliers gestuit werden. - Doch eerlang kreegen de Batavers insgelyks een afkeer van onder het bedwang een's snooden Tirans te staan; waar van Nero niet eer de lucht had, | |
[pagina 13]
| |
of hy stak zich zelve, een onlust in zyne eigen boosheid krygende, den strot af. Galba zyn opvolger, ontsloeg daadelyk den gevangen Claudius Civilis, uit vreeze voor den bedreigden opstand zyner Batavische landgenooten; welker neiging tot onafhanglykheid ook, na den dood van Galba, onder Otto en Vitellius, die beiden byna op den zelfden tyd tot Keizer verkooren werden, begon uit te breeken. De Batavische Ruiterbenden werden by den Romeinen afgedankt, waarop van langsaamerhand de Batavers, onder welken de zusters zoon van Claudius Civilus, Julius Briganticus zeer uitmunte, en de overige Germaanen elkander begosten te ondersteunen, om zich tegen de Romers te verzetten. - Claudius Civilis, dien het schoon stond om zich over den dood zyn's broeders en over zyn eigen geleden hoon te wreeken, bediende zich van het gemor der Batavers, zyne landsgenooten, welken men hier tot den Roomschen krygsdienst begon te pressen. - Hy neemt de kans waar, en roept, in schyn van een maaltyd te doen aanrechten, de kloeksten en wysten by één, in het zoogenaamde heilige woud, thans, zoo men meent het Haagsche Bosch, om hen tegen het Roomsche Ryk op te maaken, stellende hun, met zyne gewoone welspreekenheid, de verdrukkingen, die zy, veeleer als slaaven, dan als bondgenoten van dat Ryk, ondergingen, op de leevendigste wyze voor oogen. - Niets behaagde de vryheidlievende Belgen meer, dan de redenvoering van Civlis. - Zy bezweerden hem hunnen bystand met den ouden vaderlandschen vloek; waarna Civilis de Kanifaaten, Friesen, en andere volken in zyne belangens overhaalden, om den oorlog te helpen steunen. De Burgten en Sterktens, welken de Romeinen hier te lande hadden gesticht, werden dus wel haast in brand gestooken; deeze Burgten diende hun, naar men gelooft, tot waapenhuizen. Civilis trok dus, als Hooftleider der afgevallen Batavers, met hun, en de Kanifaaten, en Friesen, na hen door eene treffende heldenspraak te hebben aangemoedigt, op de Roomsche legers aan, die niet verre van den Rhynstroom verschanst lagen, en bemagtigde de gantsche vloot, die meer dan twintig zwaare scheepen sterk was. Deeze doorluchtige overwinning mogt met recht als eene der glorierykste geroemt worden. De Germaanen, niet min begeerig om het juk van hunne halzen te werpen, verëenigden zich met Civilis, waarop de Romeinen een Leger, onder den Stedehouder Mumius Lupercus op hun afzonden. - Hier volgde Civilis de oude gewoonte der Batavers: hy stelde zyne moeder en zusters en de huisvrouwen en kinders der andere krygslieden aan de achterhoede van zyn leger: de mans verheften het krygsgezang, terwyl de vrouwen door haar gehuil (geen gehuil van lafhartigheid om den moed te verbaazen; maar een galm, die niet anders betekende | |
[pagina 14]
| |
dan: vegt voor ons, voor uwe kinders, voor uw Land!) den algemeenen moed opwakkerden, en de volkomen overwinning was 'er het gevolg van. De gelukkige vorderingen van Civilis hadden ten uitslag, dat men te Rome tot een sterker wederstand begost uit te rusten: het opperbevel van het leger werdt nu aan eenen Petilius Cerialis gegeeven; dezelve trok met allen magt op Civilis en den zynen aan, het welk van dat gevolg was, dat eindelyk Civilis door het verraad en afvallen van eenige zyner partyen, nu eéns overwinnaar, dan weder overwonnen, geslagen, en in het behaalen van de zege, die hy zich belooft had, gestuit werdt, na dat hy alvoorens de stad der Batavieren, waar door algemeenlyk Wyk te Duurstede verstaan wordt, die denkelyk de eenigste stad was, welke toen ten tyde in ons Batavien bestond, in den brand had gestooken, dewyl hy geen kans zag om ze door de waapens te verdedigen, en na dat hy reeds een ontelbaar aantal van de dapperste Romeinen had doen sneuvelen, zynde niet min de Hersteller der Batavische Vryheid, alzoo hy, door een treffelyk verdrag wist te bewerken, dat het verbond tusschen de Batavers en het Roomsche Ryk op een vasten en voordeeligen voet voor zyne landsgenooten werdt gestelt: een verbond, waarby zy den tytel verkregen van: Broeders en Vrunden van 't Volk en 't Ryk van Rome: waar van onder anderen noch ten getuigen strekt een steen, in laater dagen te Leyden uit de aarde gegraaven, waar op dees tytel, in de navolgende latynsche woorden gesneden staat: Gens Batavorum Amici, Zie daar dan onze voorvaders voor de tweede maal een vry en onafhanglyk volk geworden. Zy bleeven geduuriglyk van tyd tot tyd den Romeinen, die hen om hunne trouw en dapperheid in hooge achting hielden op derzelver heirtochten vergezellen, zoo als zy ook, in het 86ste jaar na Christus geboorte, met hun den Brittannen hielpen overwinnen. De krygsdrift scheen derwyze eene hunner eigenschappen, dat zy zelden een merkelyken tyd in rust lieten verloopen. - Dikwerf kreegen zy in het vervolg gelegenheid, om ter verdediging van hun eigen gewest den oorlog te voeren, waar van hunnen kryg tegen den Franken, die hun wettig verkregen eiland dikwerf kwamen bestormen, en die ook vervolgens een gedeelte | |
[pagina 15]
| |
van het zelve, 't welk hun gewillig werdt afgestaan, een geruimen tyd in bezitting hebben gehad, wel verdient aangedacht te worden. Schoon ook in laater eeuwen de invallen der Deenen en Noormannen reeds onder het bestuur der Graaven hen niet minder bezig hielden. - In deeze afwisselende onrust van legertochten en krygsvoeringen, zyn zy altoos als een roemruchtig en dapper volk onder den naam van Batavers, Batavieren of Belgen by de waereld bekent gebleeven, tot aan den ondergang van het Westersch Keizerryk, als wanneer deeze volken, waar van 'er veelen in verscheidene oorlogen gesneuvelt, anderen onder de Romeinen verplaatst waaren, of wel onder de Friesen, Saxen en Franken, die zich op het eiland Batavia bevonden (doch welke laatsten wat laater door de Friesen weder verdreeven werden) vermengt zynde geworden, om zoo te spreeken hun ouden naam van Batavieren verlooren, en in het vervolg door dien van Friesen gekent werden, welke daar na, in het begin der graaffelyke regeering hier te lande, weder in dien van Hollanders of Nederlanders, die noch heden in gebruik is, verwisselt werdt; om welke reden gewisselyk ook Graaf Dirk de Vyfde, in den jaare 1061. zich noemt, by der gratie Gods Graave der Hollanderen. Waar uit eigenlyk de naam van Hollander of Holland oorspronglyk is, is zeer duister, sommigen meenen, dat dezelve moet afgeleid worden uit de laage gelegenheid der landstreeken; anderen beweeren, dat hy herkomstig zy van Holtland of Houtland, in aanmerking der menigvuldige bosschen; veelen willen, dat dit land eerst door de Deenen en Noormannen dus zoude genoemt zyn, terwyl dezelve hier bewind voerden, naar eene zekere plaats in hunne landstreek Olland genaamt; dan dit alles blyft alleenlyk op gissing gesteunt. De oude Batavers worden dan hier als aan ons gezicht ontrukt. - Wy hebben dezelve, geduurende ruim acht eeuwen langs duistere paden, op het geleide van de beste gedenkschriften gevolgt - thans gaan wy hen in een ander licht beschouwen, en wy zullen van trap tot trap hunne zeden en gewoonten, meer met die der tegenwoordige eeuw in vergelyking zien komen. De omgang met den Romeinen en andere uitheemsche volken, hadden nu onze vrye Friesen, de afstammelingen der oude Katten en grondleggers van ons vaderland, aan hunne eerste onbeschaaftheid (of liever eenvoudigheid) onttrokken: het land was door kundiger bebouwing vruchtbaarer gemaakt, de wooningen hadden door beter bouworde meer aanziens verkegen: de koophandel begost meer en meer te bloeyen, en met dezelve veele nutte kunsten en weetenschappen; men had reeds eene menigte oeffenschoolen ingericht - en 't geen meer is, de waare God had zich aan de harten bekent gemaakt: de altaaren en beelden der afgoden, door | |
[pagina 16]
| |
de onweetenheid opgerecht, waaren vergruist en omverregeworpen: de regeeringsvorm had insgelyks eene merkelyke verandering ondergaan: de tytel van Koning begon omtrent de negende eeuw hier in vergeetenheid te geraaken, de Landvoogden die thans het bewind voerden, werden meerendeel onder dien van Hertog benoemt; doch het gezach, het welk dezelve hadden, werdt door die naamsverwisseling niet vermindert, dus droeg het land der Friesen, het oud Batavia in de negende eeuw, wanneer het onder de wetten van Karel den Grooten vervallen was, byzonderlyk den naam van Hertogdom, ofschoon ook sommige Landvoogden, door de Frankische vorsten aangestelt, ook somtyds den tytel van Graaf droegen. Het was eerst onder Koning Karel den eenvoudigen, dat de vaderlandsche schryvers, met de aanstelling van Dirk den Eersten, den rechten aanvang der Graaffelyke regeering in dit gewest dagtekenen, als wanneer ook de Graaven allengs meerder gezach begosten te verkrygen, en minder afhangelyk van hunne Opperhoofden begosten te worden, weetende welhaast zich derwyze in het bezit hunner waardigheid te vestigen, dat zy dezelve voor hunne nazaaten erffelyk begosten te maaken. De toentydige regeeringsvorm was ondertusschen, gelyk aan een iegelyk genoegsaam bekent is, aan geduurige veranderingen en afwisselingen onderworpen; 't zy door de byzondere krygskrakeelen, tusschen de Vorsten en Heeren, welken zich het recht op het Graaflyk bewind toekendden, en 't welk zy somtyds ook door de waapens wisten te verkrygen, waar in de Bisschoppen van Utrecht, dikwerf geen gering deel hadden; 't zy door buitenlandsche oorzaaken, of wel door de nieuwe handvesten en privilegien door de opperhoofden aan de landen en steden verleent, welke laatstgenoemde allengs, met de meerdere vermogens deezer gewesten, die door een aanzienelyken koophandel meer en meer luister begosten te verkrygen, enkel in Holland tot een getal van een en dertig waaren geklommen. Ondertusschen blykt uit veele oude historieschryveren, dat de ingezeetenen deezer landen, toen noch Friesen genaamt, van de eerste tyden af, verdeelt zyn geweest in Edelen en Gemeentens, of wel vryen en onderhoorigen: deeze edelen waaren al vroeg in groot aanzien; zoo uit hoofde van derzelver geboorte, als door hunne erffelyke bezittingen, en door de waardigheden en ampten welken zy bekleeden; ook vind men in verscheidene gedenkschriften, dat de Graaven een soort van Raad, uit de Edelen bestaande, nevens hun, in het bewind deeden deelen; en de wezenlykheid van dit gezach blonk niet onduidelyk uit, wanneer in den jaare 1203. de Edelen zich het recht aanmaatigden, om aan de Gravinne Ada, gehuuwt met Lodewyk van Loon, het graaffelyk bewind te betwisten, en het zelve aan Graaf Willem den Eersten op te dragen; want schoon de kryg tusschen deezen en den Graave van Loon, de be- | |
[pagina 17]
| |
vestiging van Graaf Willem vertraagde; zoo bleek hier uit niet te min, dat het gezach der Edelen ten dien tyde meer en meer grootheid verkreeg. - Wy hebben alleenlyk dit hier nodig geacht aan te denken, om in het vervolg te beter te zien, in hoe verre de waare Staatsgesteltenis, welke, in de zestiende eeuw, by de wezenlyke bevestiging onzer vryheid een begin heeft genomen, met de grondwetten onzer alöude voorvaderen overeenkomstig zy. - Doch wy zullen hier het beloop der graaffelyke regeering met alle derzelver onlusten, onéénigheden, voor en tegenspoeden, voorbygaan: wy zullen den bitteren inlandschen twist, die door den tweespalt der heerschzucht tusschen moeder en zoon, berokkend werdt, bekent onder den naam van hoeksche en kabeljaauwsche beroertens, welke ons Nederland, naby zyn val, in deeze dagen duchtte te zien herleeven, in 'sLands geschichtboeken geslooten laaten, alwaar dezelve, van geslacht tot geslacht, den nazaat moet verbaazen. - Wy zullen, zegge ik, het beloop der graaffelyke regeering voorbygaan; tot daar dezelve in de zestiende eeuw uit het huis van Bourgondiën in dat van Oostenryk overgegaan zynde, ons vaderland onder de beheersching van Philips, den tweeden Koning van Spanje, onder het juk der slaverny deed bukken. Tot hier toe, naamenlyk tot aan de beheersching van Philips den II. was 'er noch iet van de alöude vryheid, schoon dezelve geduuriglyk in enger paalen begon beslooten te worden, in deeze landen overgebleeven; de regeerende graaven waaren tot hier toe meest inboorlingen en ingezetenen van dit gewest; de volken werden naar hunne ingestelde wetten geregeert; maar thans, onder de beheersching van eene vreemde magt komende, en wel onder een heerschzuchtig vorst, die terstond blyken gaf dat hy naar een willekeurig gezach stond, begon die edele vryheid een schynbeeld te worden. Hier moest de keten, waar aan van tyd tot tyd een nieuwe schaakel gesmeed was, door een wreeden bloeddorstigen Alva worden voltooit. De allergeweldigste verdrukkingen, de willekeurigste geweetensdwang; gingen den vryen Batavier tot een slaaf maaken. - Maar zien wy hier in onze verbeelding eenen Philips, een Granvelle, een Alva, een Requesens, met het zwaart der dwingelandy in de vuist, onze ongelukkige voorvaders door moord en tiranny vervolgen; wy zien teffens een doorluchtig held opstaan, die, door de magt van het Opperweezen gesterkt, de boeijen moest verbreeken; een Prins, die aan een der kloekmoedigste en edelste vorsten, en aan eene der wyste en grootste vrouwen, het leeven verschuldigt was: Ga naar voetnoot(*)een Prins, die van zyne vroege jaaren aan het | |
[pagina 18]
| |
deugtsaam hof van Keizer Karel den V. opgevoed, de allerloffelykste grondbeginsels had verkreegen, en die zich door zyne wysheid, zachtäardigheid en voorzichtigheid, en alle tekens van een onversaagden krygsmoed, welhaast tot een vriend en byzonderen vertrouweling van den gezegden Ryksmonarch had weeten te maaken, in zoo verre, dat dezelve dikwerf aan zyne eerste edelingen verklaarde, dat hy den raad van den jongen Prins in gewigtige zaaken in nam. - Voor zeker geen gering getuigenis van de wysheid en doorzicht van een doorluchtig jongeling. - Deeze, ja, deeze was de groote verlosser van ons lieve vaderland - deeze was de waare vader der vryheid - deeze was Willem de Eerste. Hoe diep zouden wy in de oude en met duisternis omsluyerde eeuwen moeten dringen, indien wy de eerste opkomst van het doorluchtig Huis van Nassauw wilden naspeuren! een ieder weet, dat die stam een der voornaamsten en edelsten is van het Duitsche Ryk: dus zach men ook in den jaare 1292. den graave Adolph van Nassauw tot de Keizerlyke waardigheid verheeven, ten bewyze, dat dit Stamhuis reeds van toen af een gewigtig deel in de historie der waereld heeft gehad. - En was dit Huis roemruchtig door zyne oudheid en beginsel, het was niet minder glorieryk door den aard, en door de verheeven deugden der grootmoedige Helden, die uit het zelve zyn voortgesprooten. Landsgenooten! hoe gaarne zoude ik hier de roemruchtige krygsbedryven van den grooten verlosser der Nederlanden eene billyke hulde bieden! hoe gaarne zoude ik hier de luisterryke daaden, die zynen naam vereeuwigen, gedenken; daar hy, noch geen twee en twintig jaaren bereikt hebbende, als opperbevelhebber van 's Keizers leger, in den kryg tegen den Franschen, zynen heldenmoed deed blyken; of daar hy in wat laater dagen, toen Karel de V. het ryksbestuur, met het gezach over de Nederlanden aan zyn zoon Philips den II. had afgestaan, deezen Koning op zyne legertochten vergezeldde? - Maar die herdenkingen zouden ons hier te ver afleiden; de dankbaarheid en erkentenis, die wy aan de nagedachtenis van den vader der vryheid verschuldigt zyn, roept ons tot eene vlugtige overweeging van treuriger toneelen. Philips was niet eer den troon zyns vaders beklommen; Philips had niet eer het bestuur van dit ons eertyds onafhanglyk vaderland in handen, of de oude vryheid ging ten eenemaal verlooren: de zachte wetten en voorrechten, van het oud Batavia, scheenen met den naam van Batavieren in de vergeetenheid weggezonken. De zachtäardige Willem de Eerste, uit naam des Spaanschen dwingelands, de waardigheid van Stadhouder over Holland, Zeeland, Vriesland en Utrecht bekleedende, wendde geduuriglyk zyne edelmoedige pogingen aan, om de | |
[pagina 19]
| |
geweldige besluiten eens heerschzuchtigen Konings af te wenden, en door zyne zucht tot verdraagsaamheid de geweetensdwang te keer te gaan, en dus de rust te herstellen: men dacht gewisselyk in den beginne der verdrukkingen, zeer weinig om zich onafhanglyk te maaken; de geduldige Nederlander zoude zich veelligt onder een verdraaglyker juk vrywillig hebben blyven bukken; maar de wreedheid steeg welhaast tot een te hoogen top, om de harten niet tot oproerigheid te verwekken, de herwaardskomst van een ontmenschten Hertog van Alva, als Gouverneur Generaal aan het hooft van eene vreemde legermagt, maakte een begin aan geweldenaryen en verdrukkingen, die den volken, na menigvuldige bloedstortingen, noodzaakte zich 'er tegen te verzetten. De Prins van Orange had lang de komst van deezen tiran trachten te veriedelen; doch de nieuwe eed, welken de Hertogin van Parma, die toen als Gouvernante uit naam des Konings, de Nederlanden berechtte, afvorderde, en waar by de Raad van Staaten, Stadhouders, der Provintiën, Edelen, en Steden bezweeren moesten: dat zy den Koning van Spanje eene volstrekte gehoorzaamheid zouden bewyzen, en denzelven by staan tegen allen en een iegelyk, zonder uitzondering, met uitsluiting van alle de voorrechten en privilegiën des volks, deed ten klaarsten het noodlot dat men te wachten had, ontdekken, en bewoog den Prins, om, liever de aanzienelyke ampten, welken hy hier bekleedde, te verlaaten, en naar zyne duitsche Staaten te vertrekken, om van de elende eens volks, dat hy lief had, geen ooggetuigen te zyn, begrypende te recht, dat die eed volstrekt uitliep op een willekeurig en onbepaalt gezach, 't welk eene billyke gehoorzaamheid, ten eenemaal in eene slaafsche onderwerping zoude verkeeren, geheel strydig met den grondslag, waar op onze voorvaders hun Staatsgestel gevestigd hadden, en met de vryheid, die zy tegen zoo veele vorsten, met moed en voorzichtigheid hadden weeten te verdeedigen. - De uitkomst leerde, dat de Prins zich niet bedroogen had; want het leed niet lang na zyn vertrek uit deeze gewesten, of de bloeddorstige Alva kwam gewaapend in den Nederlanden, en met hem de hoogmoed en heerschzucht, brengende dus den moord, dwinglandy en oproerigheid in een Land, dat, volgens deszelfs wetten geregeert zynde, altyd de beste trouw en gehoorzaamheid aan zyne vorsten had beweezen, om het in een bloedbad te verkeeren, en het van zynen Heer afvallig te maaken. Welhaast zach men alom de houtstaapels, de moordschavotten opgericht, om den schuldeloozen tot slachtoffers der boosheid te doen strekken, en hen 't rampspoedig leeven in den allerschandelyksten dood te doen eindigen. Niets was veilig voor een tiran, die zyn grootsten roem steldde in het opéénstaapelen van lyken, en die veel- | |
[pagina 20]
| |
ëer met zyne woeste legermagt verscheen, om het geheele Land te verdelgen, dan om aan de waardigheid van Gouverneur Generaal te voldoen. - Trouwens zyne dwinglandy baart minder verwondering, als men in aanmerking neemt, dat Koning Philips, het gantsche lighaam des volks verklaart had, als schuldig aan de misdaad van gekwetste majesteit, en by gevolg doodwaardig. - Waar was hier die vryheid, waar op wy thans ons verheffen? - De Batavers, de Friesen, de Nederlanders, even vry in hunne opkomst als de luchtbewooners, waaren thans de slaaven der Kastiliaanen geworden - wat zegge ik, zy scheenen van het recht van het menschdom uitgeslooten, en werden slechts als redelooze dieren ter slachtbank gevoert - ja! de beulen toogen van plaats tot plaats om de weerlooze ingezeetenen aan de woede eens tirans op te offeren, onder welke rampspoedigen de Graaven van Egmond en Hoorne, en meer andere Edelen en Grooten, met traanen verdienen te worden aangedacht. - Wy kunnen niet nalaaten, by deeze gelegenheid ons de woorden van den Kardinaal Bentivoglio te herinneren: Ga naar voetnoot(*)De beulen zelve (zeide hy) werden in dat werk zodaanig vermoeit, of zat, ofte zoo verschrikt, dat zy 'er eindelyk met 'er haast een groot getal in den vloed, die door de stad loopt, verdronken, - ja, de verweezene ongelukkigen waaren zoo menigvuldig, dat het begon te verveelen ze ter galge te voeren. Maar 't bleef hier niet by; de Prins, die zoo veele gewichtige diensten aan het Huis van Oostenryk had beweezen: die liever verkoozen had om het beroerde Nederland te verlaaten, en van alle zyne hooge ampten, waardigheden, gekochte of verkreegen goederen verstooken te weezen, dan door een billyken wederstand, tegen de verdrukkingen eene inbreuk te doen op zyne getrouwheid voor den Koning, tot welken afval zyn mededogen voor een volk, dat hem dierbaar was, hem eerst heeft doen besluiten, na de komst van den Hertog van Alva, en by het invoeren van eene vreemde en alles verdelgende Legermagt, waar door Philips niet langer waardig konde geacht worden, om beheerscher deezer landen te heeten. De Prins zegge ik, bleef zelve in zyne erflanden, alwaar hy den vreede was gaan zoeken, niet vry, zoo wel als zyn broeder Graave Lodewyk van Nassau, voor de vervolging, en werdt door veele valsche beschuldigingen aangevallen, byzonderlyk: dat hy sedert lang getracht had zich met de waapens tegen het wettig gezach van den Koning te verzetten, om zich van het opperbewind meester te maaken, en zich tot een willekeurig Souverein op te werpen. Ga naar voetnoot(†)Men deed zyn oudsten zoon Philips | |
[pagina 21]
| |
van Nassau, Graave van Buuren, toen dertien jaaren oud, uit de hooge school te Leuven opligten, en gevangelyk naar Spanje voeren: 's Princen goederen in de Nederlanden werden in beslag genoomen - Dus werdt het recht der natuur en der volkeren geschonden. In 't kort, de geweldenary klom tot zulk een trap, dat het scheen als of de wreede Kastiliaan, 't rampspoedig Nederland had uitgekoozen tot een moordhol, om aan zyne onrechtvaerdigheid den ruimen teugel te vieren, en zyne bloeddorst te verzaaden. - Dus werpt men dikwerf het plan, dat men zich had voorgestelt, door eene al te groote doldriftigheid in het uitvoeren, in duigen, en de hemel laat somtyds de boosheid in haare verblinding voort woelen, op dat zy te spoediger haaren val bewerke.Ga naar voetnoot(*) De onbetembaare zucht van Philips om zyn gezach in dit gewest tot eene willekeurige dwinglandy te maaken, deed hem eindelyk al zyn gezach verliezen - 't geluk wordt niet zelden uit den allerzwaarsten ramp gebooren - het lyden moest onverdraaglyk gemaakt worden, op dat men recht zoude hebben om 'er zich tegen te verzetten - 't geduld raakte ten end - 't gemor begon de harten te overmeesteren, en Neêrlands volk, dat tot hier toe het hooft bukte onder eene gehaate tiranny, begon te neigen tot den afval van een Heer, die het bewind over een vry volk niet langer verdiende. De Edelen en Grooten, waar van 'er veelen ten lande uit waaren gevlugt, werden het onrecht moede en begosten op de verlossing des lands bedacht te weezen. - Maar wie, wie durfde - wie zoude dit onderneemen? wat magt, welk beleid zoude zulk eene omwenteling te weeg brengen? die glorie behoorde aan den eersten Willem van Orange: 't was deeze, welken de Godheid tot zulk een wonderwerk bestemt had. 't Was aan deezen, dat hy den blixem in de hand wilde stellen, om ons van de slaverny te verlossen, om ons vry en gelukkig te maaken, om eene nieuwe Republiek op te rechten, die den luister der bekendde waereld moest weezen. Nooit was ondertusschen een opstand billyker en wyzer dan die van Neerlands volk; 't was geene ongehoorzaamheid aan het wettig gezach van een rechtvaerdigen Souverein; 't was geene oproerigheid tegen een welgeregelt en deugtsaam Staatsbestuur; 't was eene onvermydelijke nooddwang; 't was eene onbetwistbaare aanspraak op het oud overgeërft recht der voorvaderen, een recht | |
[pagina 22]
| |
dat aan de Nazaaten der grondleggers van Batavia niet mogte ontzegt worden, terwyl zy thans zelfs dat, van als mensch te worden gehandelt, scheenen verlooren te hebben. - Een vorst, die zyne pligten verbreekt, verbreekt de pligten des volks. En was nu de opstand billyk; de wyze waar op dezelve werdt ingericht, was niet minder lofwaardig: 'sLands beschermer had niets onbepoeft gelaaten om Koning Philips door zachtzinnigheid te winnen; maar de heerschzucht van den geweldenaar was onverzettelyk en alle middelen ter afwending der elende waaren te vergeefs. - 'Er bleef dan niet anders over, dan de waapenen of de keetens: 't waaren de eerste die den vryen Nederlandren voegden, 't waaren ook deezen welken Orange verkoos om hen te verdedigen, - hy opent dus zyne eigen schatkist, en ontbloot zich van zyne kostbaarste goederen, ja zelfs van zyne hofçieraaden en kleinoodien, om aan het uitgeputte Land zyn bystand te bieden, verzaamelt een talryk leger, en trekt van zyne wettige erfgronden, daar hy een veilig en vreedzaam leeven mogt genieten, met zyne doorluchtige Broeders naar de Nederlanden, om dezelve tegen de verdrukking te beschermen. - Weinig voorzach toen dees grootmoedige vorst dat men na verloop van twee eeuwen zyn weldadig medelyden met een rampspoedig volk, door de allerondankbaarste en onrechtvaerdigste beledigingen en vervolgingen van zynen doorluchtigen Naneef, zoude beloonen. De aantocht van den Prins op de grenzen verbaasde den Kastiliaan, en hield geheel Europa in verwondering opgetoogen. - Groot was in den beginne de voortgang der Nassauwsche zegepraalen: de meeste steden van Holland verlieten wel haast de zyde der Spaanschen, om zich onder het Stadhouderschap van 's Lands beschermer te begeeven, in welke waardigheid hy door de algemeene Staaten herstelt was geworden, eeven gelyk hy te vooren door Koning Philips daar toe verkooren was geweest, - doch de herstelling der verlooren vryheid moest bloed kosten. - Men zach eerlang den Hertog van Alva, de plaatsen, die hem afgevallen waaren op nieuw met een talryke overmagt bestryden. - Veele voornaame Hollandsche steden welken van tyd tot tyd dees bloeddorstigen weder in handen kwamen, moesten het allerwreedste lot ondergaan, - de Prins moest meerder gevaaren doorstaan, op dat zyn triumph, en 's volks verpligting des te grooter zouden weezen. - De verslaagenheid en wanhoop was algemeen. - Eene groote meenigte persoonen van rang, en anderen, begost zich reeds met de vlugt aan de geweldenary te onttrekken. - 'sPrincen moed stond ondertusschen pal in alle deze omwentelingen; niets kon denzelven in zyn groot en kloekmoedig voorneemen doen wankelen. - Zyne groote ziel beäntwoordde altoos aan de zinspreuk, welke hy zich verkoozen had: | |
[pagina 23]
| |
Saevis tranquillus in undis De Spaansche Koning, wel ziende, dat Orange lyf noch leven ontzach om de overmagt het hooft te bieden, en dat deeze doorluchtige voorstander der verdrukte volken zyn laatsten drup bloed zoude waagen, om zyne geliefde Nederlanders vry te maaken, dacht voorzichtigst te zyn den barbaarschen uitvoerer zyner dwingelandy naar Spanje te rug te roepen. Het geheele Land juichte over het vertrek van dit monster-mensch: men dacht reeds van verre het licht der vrede-zon te aanschouwen. - Maar de natuur heeft meer dan een bastaart op dit ondermaansche voortgebragt. - Don Louïs de Requesens, als Gouverneur Generaal, naar dit gewest afgezonden, volgde niet min den Hertog van Alva op in zyne wreedheid, dan in zyne eerampten, en men zach wel haast, dat die verwisseling niet dan een list van de Spaansche zyde waare. - Het oorlogsvuur brandde heviger dan te vooren. - Orange betaalde de overwinningen, die hy van tyd tot tyd op de dwingelanden behaalde met het leeven van zyne beide geliefde broeders, de Graaven Lodewyk en Hendrik van Nassauw. - Hier kwam den vorst alle zyne moed en standvastigheid te stade: de nederlaag, welke deeze twee Helden op de Moker-heide ondergingen, bragt het Land tot op den rand van deszelfs ondergang. - Gewisselyk 't moest een Willem de Eerste zyn, die de dringende gevaaren, die zich van allomme ontdekten drost braveeren, om niet de waapens aan den voet des vyands neder te leggen. - Maar dees doorluchtige stond voor het recht van een onderdrukt volk. - Hy had zyn leeven ten prys der vryheid gezet. - Laaten wy ondertusschen hier met den roem van 's Lands Stadhouder ook de braafheid des volks aandenken. - De toentydige Nederlanders waaren zulk een beschermer waardig: men zach in hun de oude Batavers herbooren - de burgerliefde, de vaderlandsche trouw en eensgezintheid waaren de eigenschappen, waar op de zucht tot de vryheid gevestigt was: Eendracht maakt magt was het geheiligt kenmerk hunner blazoenen: met deezen verdienden zy een Veldheer, dien zy gehoorzaamden, dien zy vertrouwden, in het strydperk te volgen, - wie zullen wy, (om van meer anderen te zwygen) onder de verdedigers der gezegende vryheid den eersten lof beiden! de Haarlemsche burgerschaaren, die met hunne Heldinnen-rey aan 't hooft, door kloekmoedigheid en trouw hunnen naam vereeuwigt hebben, - of de standvastige Leidenaaren, die, wyl de krygstorm op hunne verzengde muuren donderde, en de Stad in een poel van zwavel dreigde te | |
[pagina 24]
| |
doen vergaan, met een verëenden moed den allerwreedsten hongersnood, en de gestrengste elende durfden verduuren om te sterven, of vry te weezen. De zucht voor 't algemeen belang; de liefde voor het vaderland bezielden in die dagen de harten van Neerlands volk: ja de kloekmoedige Rhynstad weigerde zich by verdrag aan haaren vyand over te geeven, om de nabuurige steden niet in haaren val mede te sleepen; deezen daar en tegen vreesden niet om haare vruchtbaare landeryen, door het doorsteeken der dyken aan den vloed over te geeven, om Leiden te ontzetten: de aanmoediging van een doorluchtigen beschermer was genoeg, om den belegerden tegen hoop te doen hoopen; zy vertrouwden op zyne belofte, van hen te zullen verlossen, en 't was ook op den derden October 1574., een dag, die een eeuwige gedenkdag zal blyven, dat zoo veele duizenden zielen, als door eene wonderdaad der Almagt zich bevryd zagenGa naar voetnoot(*) van hunnen overweldiger, die voor het met geweld aanbruischend water, met verlies van veel volks, de vlugt moest neemen. Eerlang vertoonde 'er zich weer een flaauw flikkerlicht van den vreede; maar op welk eene wyze zoude Philips den vreede aan zyne gekeetende slaaven toeslaan: de hervorming van den godsdienst, die onlangs na de bitterste verdeeltheden en verwarringen, was tot stand gebragt, zoude op nieuw voor de geweetens-dwang den grond hebben moeten ligten: geene genaade voor de geenen, die de Roomsch-Catholyke belydenis niet waaren toegedaan; 't zoude eene gunst voor dezulke gerekent worden, om als balling buiten hun vaderland te mogen zwerven - Zie daar dan op nieuw de boeyen geklonken voor een volk, dat de waapens heeft opgenoomen om zyn oude recht weder te eischen. Doch de zucht naar de onafhanglykheid, had reeds te veel vaderlands bloed gekost, om het Land slechts weder te brengen in denzelfden staat der dwingelandy, waar in het geweest was - gewisselyk, men verkoos veelëer zich te stellen onder de beheersching van een zachter Souverein.Ga naar voetnoot(†) Of wel de vriend en beschermer der Nederlanderen, zoude liever met hun als een tweede Bato naar onbekendde oorden zyn getoogen, alwaar zy, gelyk hunne voorvaders, zich tot een vry volk zouden hebben kunnen | |
[pagina 25]
| |
maaken. - De Godheid verhoedde die onheilen - de schielyke dood van don Louïs de Requesens, baarde eene onvoorziene omwenteling, die het Land voor zyn gedreigden val bevrydde. De bevrediging van Gent, die kort daar na door den P[r]ins (aan wien reeds te vooren door de Staaten, de hooge Overigheid was opgedraagen) werdt bevordert, en die men met rede hoopte, dat de rust in den Lande ging te rug brengen, baande den weg tot eene gelukkige uitkomst; dezelve moest echter voor afgegaan worden door nieuwe onlusten. De onverwachte komst van Don Jan van Oostenryk, als Gouverneur Generaal, baarde eene nieuwe verslaagenheid: de listige aard van deezen, scheen niet minder te duchten, als de wreedheid zyner voorgangeren: men voorzach dat het verdrag met den Spanjaarden van geenen duur zoude zyn, en de Prins, eeven voorzichtig als kloekmoedig, deed zyn best om alles in een goeden staat van teegenweer te stellen, doch de spoedige dood van Don Jan, liet aan deezen den tyd niet om veel verandering in de zaaken toe te brengen; en het scheen of hy zich alleenlyk in de Nederlanden was komen vertoonen, als een toevallig werktuig om de slinksche voorneemens van het Spaansche Hof te doen doorgronden. Ook had men geene reden zich over zyn dood te verblyden: want Alexander Farnese Prins van Parma, die door den Koning van Spanje tot zynen opvolger benoemt werdt, was een schrikverschynsel, dat welhaast meerder vrees baarde: deeze scheen voor het uiterlyke zeer zachtzinnig en rechtmaatig, maar wist het Land in eene verdeeltheid te houden, die het, zonder het staatkundig doorzicht van den Prins van Orange, in weinig tyds, onder het zelfde juk van slaverny zoude hebben gebragt, waar in het te vooren geweest was. De verwarringen en partyschappen van binnen; het oorlogs-vuur rookende op de grenzen; de elendige en geldelooze staat, waar in deeze Gewesten gesteld waaren, maakte het byna onmogelyk, om den kryg tegen een zoo magtig Ryk, als Spanje, uit te houden, en de onderlinge oneenigheden der Provintien had reeds, om zoo te spreeken, de Nederlanden aan het tydstip van hunnen ondergang gebragt. - Dan 't is hier ons niet vergunt, om by de beschouwing van die onlusten en tegenheden stil te staan; wy willen ons hier liever een oogenblik bezig houden met onzen grooten verdediger den grondslag te zien leggen tot deeze Republiek. - Een bestuur van wysheid en beleid, dat hem den eernaam van Vader des Vaderlands, Vader der Vryheid, tot in alle eeuwen heeft waardig ge[ma]akt. - Naamenlyk de bewerking der Unie van Utrecht. - Hier werdt de bundel pylen door den Oranje-band te saamen gestrengelt. - Hier nam dat gezeegent Bondgenootschap een begin, waar op de redding, de voortduuring, het bestaan, de | |
[pagina 26]
| |
welvaart deezer gewesten gebouwt is. - Hier begon de fiere Leeuw voor de rechten des volks te waaken. - Hier kreeg de gezegende zinspreuk: Eendracht maakt macht, haare rechte beteekenis. - Hier nam de schoone tytel van Vereenigde Nederlanden een begin. - In 't kort, hier ging het Land der oude Batavers een nieuwe Repubiek worden. - Hier leidde de Vorst eene altoos duurende verpligting op zyne tydgenooten en op den nakomeling; maar ook hier leidde hy den grondslag aan den wreeden en ontmenschten haat, die een Balthazar Gerards het moord-geweer in handen steldde, om hem af te maaken. - Landsgenooten! zouden wy ondankbaar genoeg kunnen zyn om dit alles te vergeeten, en zouden wy hier geen enk'len traan laaten vallen, in betaaling van het dierbaar bloed, dat hy voor onze vryheid gestort heeft! Maar de bevestiging van dit gezegent Bondgenoodschap, dat twee jaaren laater, naamenlyk in 1581. gevolgt werd door de volkomene afzweering van de onderhoorigheid aan het Spaansche Ryk, hersteldde de rust in deeze beroerde Landen niet. - De doorluchtige Vader Willem, mogt het genoegen niet hebben, om de Republiek, die hy gevormt had, de vruchten der onafhangelykheid te zien plukken, 't waaren zyne roemruchtige Zoonen, die bestemt scheenen, om de laatste hand te leggen aan de voltooijing der allerzegenrykste grondlegging. De afval der Nederlanden, thans, door den band der eendracht, door Willem den Eersten te saamen verkocht, stak Spanje te sterk in den krop, om denzelven ongewrooken te laaten. - Philippus had reeds verscheiden maalen getracht, om dien Vorst, onder de allerblinkendste beloften, over te haalen, om zich de Republiek te ontrekken, en zyne zyde te kiezen; maar 't was de zaak niet van den hersteller der oude vryheid, om uit eigenbelang te behaagen aan de begeerte een's dwingelands. - De allerschoonste voordeelen kosten zyne standvastigheid niet doen wankelen, en deeze getrouwheid aan een volk, dat hy uit het juk der slaverny verlost had, verbitterde te meer den haat dien de Kastiliaan hem reeds lange jaaren had toegedraagen. - 't Verraad had reeds meer dan eens het moord geweer tegen zyn dierbaar leeven gescherpt. - 't Was het Spaansche Hof niet genoeg den Ban tegen hem uit te spreeken, en zyn geliefden Zoon in hechtenis te houden; neen zyne dagen waaren getelt. - In den Jaare 1582. werd hy te Antwerpen door zek'ren Jongeling Jan Jaurequi genaamt, door het hooft geschooten, derwyze, dat de behouding van zyn leeven, in aanmerking van het gevaar, als een wonderwerk der Almagt mogt worden geacht. - De Prins gaf, by deeze geleegenheid de uitsteekendste blyken dier edelmoedigheid en grootheid van ziel, die hem in allen | |
[pagina 27]
| |
gevalle eigen was: want hy riep, schoon hy meende zyn sterfuur te voelen naderen, de vergiffenis uit van den boosdoender, die echter op de allersnoodste bekentenis, eenigen tyd daar na, te Antwerpen eerst geworgt, en vervolgens gevierendeelt werdt; doch de slag, die éénmaal het pas geredde Nederland moest treffen, scheen slechts voor eenigen tyd opgeheeven, en voor een gewisser hand bewaart te zyn. - 't Verraad zweefde geduuriglyk om hem heen, en 't was ruim twee jaaren laater, dat het den ontmenschten Bourgondier Balthazar Gerards, gelukte dien hemeltergenden moord ter uitvoer te brengen. Dees eerlooze booswigt, welke zich onder den naam van François Guion, door list in het hof van den Prins had weeten te dringen, en zich het voorwerp van 's Vorsten mildadigheid te maaken, dorst voor het geld, hem door denzelven, uit mededoogen geschonken, het moord-geweer koopen, waar mede hy den kogel door het menschlievend hart jaagde, dat voor het welzyn van Nederland gloeide. - Hier verloor het ontslaakt gewest zyn Redder, zyn Verlosser, zyn Beschermer: hier was maar een enkel oogenblik nodig, om een Hooft te vernietigen, dat in zoo veele veldslagen nimmer bezweeken was: in 't kort, hier viel Vader Willem in het graf, onder het uitstamelen deezer woorden (in de fransche taale:) Heere God zyt myne ziele genadig, ik ben zeer gekwetst! Heere God zyt myne ziele en uw arm volk genadig! en dus voerde de zucht voor dat volk, dat hy voor het bloed zyner drie Broeders, voor de vryheid zyn's Zoons, Philips Willem van Nassau, (dien hy uit hoofde van desselfs acht en twintig jaarige gevangen houding in Spanje, waar uit hy niet dan ruim twaalf jaaren na 's Vaders dood ontslaakt werdt, het genoegen niet had gehad weder zien:) voor zyne beste bezittingen, en eindelyk voor zyn dierbaar leeven had vry gekocht, hem ter eeuwigheid in; laatende twee Prinsen na, welken als de beërvers van 's Vaders uitmuntende en roemruchtige deugden, geschikt waaren, om zyn vroegtydig verlies aan het bedrukte Nederland te vergoeden; naamenlyk den jongen Maurits, een Vorst reeds in zyne ted're jeucht begaaft met de alleruitsteekendste hoedanigheden, en Fredrik Hendrik, dien hy weinige maanden, voor zyn smartelyk overlyden, uit zyne deugtsaame Gemalin Louïza de Coligny, had mogen zien gebooren werden. Welk een schoone en juiste vergelyking zouden wy hier nu kunnen maaken, tusschen het groot en edel caracter van deezen vader des Lands, en onzen tegenwoordigen Erfstadhouder? - Maar wy hebben alleenlyk de woorden van zynen historie-schryver aan te denken, en een iegelyk zal gemakkelyk de trekken der hoedaanigheden deezer beide vorsten overéén kunnen brengen. - ‘Willem de | |
[pagina 28]
| |
Eerste (zegt hy) was zeer goedaardig, en een volslaagen vyand van alle boosheid, wreedheid, onderdrukking en geweldenary: daar benevens zeer lydzaam en geduldig, om het kwaad, hem aangedaan, te verdraagen; geen wrok noch wraakzucht in zyn hart voedende; een klaar bewys van een verheeven geest en eene zuiv're deugt, altoos gerust in het midden zyner gevaarlykste vyanden; hier in gelyk met Julius Caesar, die gewoon was zeer gemeenzaam met een iegelyk om te gaan, en in het openbaar te verschynen zonder lyfwachten, niet onderhevig zynde aan de minste hovaardy of hoogmoed, vergeevende gaarne die hem beleedigden’. - Zie daar een schets van Willem den I. zie daar een schets van Willem den V. En moet men hier niet met schaamte bekennen, dat alle die blinkende deugden eeven min den grooten grondlegger onzer gezeegende en luisterryke Republiek beveiligt hebben voor de loogenspraak des lasters, als zynen doorluchtigen Naneef? Heeft men, laas! in deeze oproerige dagen niet noch getracht om het koud gebeente te ontrusten van hem, aan wien men de verlossing uit de boey der slaverny verschuldigt was. - 't Voldeed de muitzucht niet den band der Unie in flarden verschuldigt was. - 't Voldeed de muitzucht niet den band der Unie in flarden te rukken; men smaalde noch op de asch van hem die dezelve had vast gestrengelt! Heeft men in deeze wangunstige dagen, niet straffeloos in openbaare en alom rondloopende schimpschriften zyne nagedachtenis aangevallen, om zyne grootmoedige daaden te bevlekken, door den onkundigen in te boezemen, dat niets dan het zelf belang dien doorluchtigen had aangespoort tot de gewigtige diensten aan den lande beweezen; alhoewel alles ten klaarsten bewyst, dat hy door den opstand tegen de dwinglandy te ondersteunen, voor zich zelve de allergrootste tegenheden en gevaaren te wachten had. - Maar laaten wy hier zyne eigene woorden als eene vermaaning, door hem aan de Staaten Generaal uitgesprooken, vervat in zyne Appologie of verdediging tegen den Ban, door den geweldenaar afgekondigt, gedenken: - Een Ban, waar in hy zoo veel als vogelvry verklaart werdt voor alle booswichten en moordenaars, die het zouden durven waagen hem van het leeven te berooven; en deeze woorden, ja, deezen draagen het merk van zyne waarachtige liefde en trouw voor een verdrukt volk, en van zyne belangeloosheid; overweegze, waarde Landsgenooten! ‘Wy zeggen u, ja zeggen het zoo overluid en begeeren, dat niet alle zy, (de Spanjaards naamenlyk) maar ook de geheele waereld het hooren: onderhoud uwe Unie wel! bewaard uwe Unie wel! dog ziet neerstig toe, myne Heeren! dat gy niet alleen met woorden, ofte by geschrift, maar | |
[pagina 29]
| |
ook met 'er daad ter uitvoering brengt, ende in 't werk stelt, het geene dat het buldelken pylen, met eenen band te saamen geknoopt en gebonden, het welk gy in uw zegel voert, mede brengt en beduid, dat gy altyd in den mond hebt, en daar door te verstaan hebt willen geeven: dat geen lid in dit schoon lichaam en behoort aan te zien, het geene dat zyn eigen is; maar het geene “dat den gantschen lichaame toebehoort; en dat het eene deel deszelven lichaams niet tot hem waart en trekt de spyze, die voor het gantsche lichaam is toebereid enz.” En zoude het ons niet eeuwiglyk te verwyten staan; waare het, dat wy zulk een schoonen staat in handen hebbende, en daar toe zoo schoone middelen, door een rampsaalige gierigheid, en begeerte van eenig gemak ofte gerieflykheid, ten nadeele van onze mede Patriotten, trekkende om 't seerste, de een ééne zyde, en de andere over de andere zyde, ons in een oogenblik van onze doodvyanden, jammerlyk en moedwilliglyk lieten overvallen en onderdrukken?’ (En verders) ‘wat my aangaat, gy ziet dat het al meest om dit hooft te doen isGa naar voetnoot(*), en dat is het, 't geene zy voor alle dingen zoeken, dat zy op zulken hoogen prys hebben gestelt, en voor zoo groote somme gelds ter dood geschikt; indien myn dood ofte eeuwige ballingschap u een oprechte verlossing uit alle die kwaalen kon te weege brengen; hoe aangenaam zoude ons zoodaanige ban weezen, en hoe gaarne zouden wy zulken dood willen lydenGa naar voetnoot(†); want wat is de oorzaak, waarom dat wy alle onze goederen als tot een roof hebben gestelt? is het om ons daar meede te verryken? waarom hebben wy onze eigen Broeders verlooren, die ons liever waaren dan ons leeven? is het geweest om anderen terstond te vinden? waarom hebben wy zoo langen tyd onzen Zoone in hechtenis gelaaten? is het in uwe magt om ons een anderen weder te geeven? waarom hebben wy ons leeven zo dikwyls gewaagt? wat prys ofte loon is 'er van onze langduurige moeite en arbeid tot in onzen ouderdom toe, met verlies van alle onze goederen? konnen wy anders verwachten dan het geene wy begeeren, om zelfs met onze bloede, zo het nodig is, uwe vryheid te gewinnen en te koopen? - Zoo gy dan meent, myne Heeren, dat ons afweezen, ofte ook onze dood, u iets dienen kan, wy zyn bereid u gehoorzaam te weezen, send ons slechts heenen, en gebied ons tot aan het einde der waereld te gaan. Ziet daar ook ons hooft, over 't welk geen vorst magt heeft dan gy alleen, doet daar | |
[pagina 30]
| |
meede wat u gelieft, en tot welvaart van uwen Staat zy; doch is het, dat gy acht, dat wy eenige liefde den vaderlande zyn toedraagende, en dat wy eenigsints bekwaam zyn om goeden raad te geeven, zo gelooft vastelyk dat dit het eenige middel is (naamenlyk Spanje met alle magt te keer te gaan) om ons te bevryden en verlossen’. - Verdwaalde, misleide Landsgenooten! gy die alle uwe pogingen in het werk hebt gestelt, om de uitmuntende eigenschappen van den grondvester uw Republiek te bevlekken, zyn u deeze zyne redenen onbekent? of hebt gy met voordacht, die in vergeetenheid trachten te brengen, om uwen haat voor zynen doorluchtigen Naneef den teugel te vieren? - Nadert dan, om hem te leeren eerbiedigen, tot de graftombe, waar in het gebeente des Helds beslooten is; - maar nadert met ontzach! beschouwt dit prachtig gedenkteken, door de algemeene Staaten, de wettige Souvereinen van den Lande, voor hem opgerecht, om daar door de geheele waereld hunne dankbaarheid voor de vrymaaking van hun volk te doen blyken. - Leest het grafschrift, dat zy hem waardig kendden in deeze veel betekenende woorden: ter eer van God Almachtig, Vader des Vaderlands, die het welvaaren der Nederlanden (men merke hier op) meer geacht heeft dan zyne en zyner maagen eigen belangen; die tweemaal meest ten koste van zyne eigene middelen, magtige legers heeft geligt, en onder het gezach van de Staaten heeft te veld gebragt: die de onderdrukking van Spanje heeft afgekeert: den waaren Godsdienst en de oude wetten des Lands herstelt; eindelyk, die zelfs de vryheid, aan zyn Zoon Prins Maurits, de Erfgenaam van zyns Vaders deugden heeft overgelaaten, om die verder te bevestigen. - Een Held, waarlyk godvruchtig, voorzichtig, onoverwinnelyk, wien Philip de II. Koning van Spanje, de schrik van Europa, heeft gevreest, en niet heeft kunnen ten onder brengen noch verschrikken, maar die hem door de hand van een gehuurden moordenaar met bedrog heeft omgebragt. - De vereenigde Nederlanden, hebben dit ter eeuwige gedachtenis van zyne verdiensten doen stellen. Zie daar een getuigschrift van billyke erkentenis, dat (welk een vry gelei men ook aan den straffeloozen laster moge verleent hebben) te sterk was ingegraveert, om door de ondankbaarheid te worden uitgewischt. | |
[pagina 31]
| |
Slaat verders het gezicht op den Held zelve, zoo het anders u geoorlooft is, een oog door dwaalingen benevelt, op hem te laaten vallen. - Hy was eeven zachtaardig als Willem de V. en gy leest, naar 't schynt, de vergeeving uwer beledigingen in zyne minzaame trekken, mits gy tot inkeer komt. Leert bezeffen op het aanschouwen van hem, zonder wiens bystand gy moog'lyk niet dan kruipende slaaven zoud weezen, wat gy aan 't Huis van Orange verpligt zyt. - Maar neen dit treft geene verstaalde harten, veelen onder u zyn noch den ingekankerden wrok toegedaan; geene schreiende hemelgoodjes, aan welke gy de traantjes als over de wangen ziet vloeijen, en die de brandende toortsen over het graf zwaayen, om uwe zielen te verlichten, vertederen u. - Hier beschaamt u nog het afbeeldzel van een getrouwen Hond aan de voeten van zyn Heer geplaatst, die ten dank voor een weinig voedsel, zynen weldoener in den dood volgde. Zoude een redeloos schepsel meerder gevoelens van dankbaarheid hebben kunnen voeden, dan menschen? - Wat heeft ondertusschen in de dagen uwer overheersching belet, die eertombe, eeven als den roem des Helds, voor wien ze gesticht is, aan te vallen? - Konde uwe razerny de erntfeste faam verschoonen, die op dezelve, als op een enk'len stip, door haar kunstig evenwigt staande gehouden, door de lucht-bazuin den lof der afgestorvene Helden schynt te verkondigen? - Maar de verblyf-plaatzen der dooden zyn ontzachlyk, en de boozen genaakt die zelden zonder beeven: de stille en vreedsaame rust der afgestorvenen verschrikt den oproerige die het toekomende aan het tegenwoordige opoffert, en geene andere leidraad heeft dan zyne hartstochten. - Hier spreekt de eeuwigheid, en die hoort hy niet gaarne. - Gelukkig dat het moeijelyk, laat ons zeggen onmogelyk is, om op den duur eene waarachtige glorie te vernietigen. - De laster mogt een tyd lang, door den haat gevoed, de heldentrouw van den vry-vechter der Republiek, met den schyn van eigenbaat besluiëren, de rechtzinnigen gelooven niet dan de waarheid. Het aandenken der glorieryke bedryven van den eersten Willem van Orange, heeft ons hier een wyl met langsaame treeden doen voortgaan: wy hebben ons met eene dankbaare, erkentenis eenige oogenblikken by zyne doodsche rustplaats opgehouden. - Geen wonder! hy leefde en stierf voor ons! - Hy was de grondlegger onzer Republiek! - Hy vormde die beste Staats-gesteltenis, dat gezeegend Bondgenootschap, waar aan het zeevenlands gewest zyne grootheid te danken heeft! - In 't kort, hy was: de Vader van het Vaderland. | |
[pagina 32]
| |
Van het Vaderland, waar voor myn hart van iever gloeit. - Van het Vaderland, aan welks Oprechte Maatschappy ik dit Gedenkschrift toewyde, als aan een vry volk, dat noch den eernaam van Belgen of Batavers waardig is. Thans gaan wy onze stappen weder verdubbelen. De Kastiliaanen hadden naauwelyks door de gehuurde hand van een baldadig moordenaar, den onverwinbaaren in het graf doen vallen, of de vyandelykheden begosten van plaats tot plaats weder op te wakkeren. - De geweldigste Staats-Orkaanen vertoonden zich van allen zyde, en het lot der Nederlanden scheen op nieuw aan eene omwenteling te zyn bloot gestelt. - Van de eene kant uit naam van Philips door een arglistigen Parma bestookt; van den anderen in gevaar, om onder de opperheerschappy van Vrankryk of Engeland gebragt te worden, waar door de nieuwe Republiek, die haare velden noch van het bloed haarer voorvechters doorweekt zach, slechts de slaverny met de onderhoorigheid zoude verwisselt hebben. - Maar de Hemel verhoedde het, en liet in den jongen Maurits den Lande een moedig en krygskundig Held, die, met dezelfde deugden en hoedanigheden bezielt als zynen doorluchtigen Vader, het zelve ten beschermer mogt strekken. Deeze Vorst naauwelyks zeeventien jaaren bereikende, had dus reeds van zyne vroegste jeucht gelegenheid om blyken te geeven van de dapperheid, beleid, en trouw, die hem als ingeschaapen waaren. - Roemruchtig! was daadelyk het begin zyner krygsbedryven; en men kan met recht zeggen, dat nooit eenig Vorst met meerder glorie zynen leevensloop begonnen hebbe. - Aan hem was het, den schadelyken invloed van een heerschzuchtigen Leicester, die, onder den tytel van opperhooft der Engelschen hulpbenden, in de Nederlanden gezonden, dezelve, in schyn van bystand te bieden, door het aanmaatigen van een volstrekt willekeurig gezach, ten val zocht te brengen; doch met weinig vruchts, dewyl hy ruim twee jaaren laater zich genoodzaakt vond, om dat gezach af te staan en weder naar Engeland te vertrekken, na het verwekken van veele schadelyke onlusten en verwarringen, en na het smeeden van verscheiden aanslagen tegen den Prins, die midlerwyl door de algemeene Staaten tot Stadhouder Capitein Generaal Admiraal was aangestelt geworden, en door het vertrek van deeze arglistige tegenparty, de handen ruimer kreeg, in het voeren van den oorlog tegen den Spanjaarden, brengende eerlang, door zyn moed en krygskunde, een groot aantal Steden tot de zyde der Staaten over. - De gelukkige vorderingen van 'sPrinsen waapenen, waar door het opperhooft der Spaansche Legerknegten, Spinola, den moed voelde zakken, verbaasde Philips den III. en deeden hem neigen tot den vreede, maar op wat | |
[pagina 33]
| |
voet zoude men in onderhandeling treeden met dwingelanden? 't voegde geen kloekmoedigen Maurits het Land, door zynen vader vry gemaakt, weder onder de boey te zien brengen: 't geheugde hem gewisselyk, hoe die vader, by de vreede-handelingen te Breda, den Staaten van Holland en Zeeland had vermaant, om niet als kruipende slaaven, maar als een onafhangelyk volk hunne rechten en vryheid te handhaven. - Thans scheen de stem van 's lands verlosser noch weder ten graave uit te breeken, om hun de listigheden en het bedrog der Kastiliaanen voor oogen te stellen. - Gelukkig, dat de beschermer der vrygevochtenen, door zyn beleid en voorzichtigheid, den verkeertgezindden belette het harnas af te leggen, voor dat den Staat ten vollen bevestigt waare, terwyl de vergulde kluisters, die 'er op nieuw gesmeed werden, zyne oogen niet verblindden. - Het oorlogsvuur bleef dus smeulen onder de assche, om weder op nieuw te ontvlammen. - Onveiligheid en onzekerheid van buiten; tweespalt en partyschap van binnen, benevelde 's Prinsen geluk; terwyl noch daar en booven de boosheid, altyd werkzaam in het smeeden van wanbedryven, een toeleg maakte op zyn dierbaar leeven, en op dat van Prins Fredrik Hendrik, tot welke misdaad zich zekere Priester, Michiel Renichon, omgekocht, volgens zyne bekentenis, door den Graave van Barlaimont, had laaten gebruiken; wordende ook dees snoodaard, niet lang daar na, op vonnis van de algemeene Staaten, geworgt en vervolgens gevierendeelt. 't Bataafsch gewest was ondertusschen, niettegenstaande en voeren van een langduurigen en nadeeligen kryg; niettegenstaande alle afwisselende tegenheden, van trap tot trap aanmerkelyk in vermogen en grootheid toegenomen: de koophandel, die thans een der sterkste zuilen onzer Republiek is, maakte in het begin der zeeventiende eeuw eene merkwaardige vordering, door de oprechting eener Oostindische Maatschappy, welke eenige jaaren laater ook door die der Westindiën gevolgt werdt. De uitbreiding der zeevaart werdt dus van dag tot dag grooter, en met dezelve de vermeerdering van 's lands rykdommen; en met recht mag men zeggen, dat deeze oprechting een waardig kenmerk was van een vryen en onafhang'lyken Staat. - De Nederlanden begosten nu als op zich zelve te staan, en derzelver vriend- en bondgenootschap aan hunne nabuuren noodzaakelyk te maaken. - Niets faalde 'er thans, naar 't scheen, om den luister der Republiek te voltooijen, dan een geduurzaame vreede. - Een vreede, niet bezegelt door eene lafhartige onderdaanigheid; maar door de kracht der wappenen. - Dan dit gelukkig tydstip was noch verre af. - De Kastiliaan moest zich noch met meerder bloeds het verlies der zeeven vrye landen doen vergoeden. - De groote Maurits beleefde het niet, want de | |
[pagina 34]
| |
hemel, die meer dan eens het verraad, dat op het leeven van dien held toeleidde, had afgekeert, riep hem zelve ter eeuwigheid in, juist ten tyde, dat de Spaansche kryg, welke nu reeds omtrent eene halve eeuw geduurt had, weder meer en meer begon op te wakkeren. - Dees rampspoedige slag trof den Nederlanden, die door denzelven van hunnen dapperen veldheer en besten behoeder werden berooft, op den drie en twintigsten April 1625. - Wy zullen hier niet waagen om de verheeven deugden en hoedaanigheden van deezen wyzen en voorzichtigen staats-bestuurder, en kloekmoedigen krygsman te verheffen. - Dezelve blinken met gulde letteren in de geschichten. - Niet minder bekent is zyne getrouwe liefde voor het vaderland. - Hy gaf geen gering bewys van dezelve wanneer hy alle de aanmerkelyke verheffingen, heerlykheden en bezittingen, welken de vyand hem in Duitschland wilde bevorderen, (mits hy zyn hulp en bystand aan de Nederlanden wilde onttrekken) van de hand wees, om liever de Republiek, door zynen vader gevestigt, te blyven handhaaven en voorstaan. - En eeven zoo beäntwoordde hy de aanbiedingen der Aards-hertogen, die hem de volstrekte opperheerschappy van het vereenigt gewest beloofden, indien hy zich met hun vereenigde. Schoone proeven van belangeloosheid! Zyn doorluchtige broeder Fredrik Hendrik volgde hem op in zyne hooge waardigheden. De Nederlanden waaren, onder de stadhouderlyke regeering van deezen edelaardigen vorst, vry gelukkig, en de overwinningen, zoo ter zee als te land op den Spanjaarden, die den oorlog geduurig sleepende hielden, waaren aanmerkelyk, onder welken de verovering der ryk belaaden kielen, door den Admiraal Piet-Hein, om derzelver onschatbaare waarde de Zilver-vloot genaamt; de bemachtiging van het beste deel van Brazil; de glorieryke overwinning door den Admiraal Tromp op de Spaansche Vloot in Duins behaalt, eene luisterryke plaats in 's lands historie bladen, bekleeden, ook deeden alle deeze wenschelyke voordeelen, door de Nederlanders, onder het bestuur, en door het krygsbeleid van derzelver Stadhouder op Spanje verkreegen, dat Ryk welhaast, met meerder ernst neigen om den vereenigde Staaten zelve aan te zoeken tot den vreede, op eene wyze meer overéénkomstig dan te vooren, met de waardigheid van een vry volk. De onderhandelingen dieswegen namen dan te Munster een aanvang; doch dezelve werden in den beginnen zeer langsaam, onder tusschenkomende stribbelingen, voortgezet, en waaren het werk van verscheidene jaaren, geduurende dewelke Neêrlands getrouwe veldheer, niet min, als een voorzichtig en staatkundigh krygsheld, de waapens in handen bleef houden, terwyl hy gerust onder die waarborgen van 's lands veiligheid met verlangen | |
[pagina 35]
| |
den vreede te gemoed zach: leerende den fieren leeuw altoos op zyne hoede te zyn. - Getuigen zulks de meenigte zegepraalen, welke de vorst noch zelfs staande den vreedehandel aan zyne trofeën hechtte, waar onder de verovering van Hulst, Sas van Gent enz. al 't welk, om zoo te spreeken, den vyand de hoop op het weder verkrygen der veréénde Provintien voor altoos deed verliezen. Doch 't mogt de doorluchtige beschermer des vaderlands niet gebeuren, den vreede, dien hy door zyne waapens bewerkt had, tot stand te zien brengen. - Hy stierf één jaar, een enkel jaar te vroegGa naar voetnoot(*), om het roemruchtig staatsgebouw, door zynen vader gegrondvest; door hem en zynen broeder voltooit, in vollen luister te zien praalen; en echter mag men met recht zeggen, hy stierf met den oorlog, en de oorlog met hem, laatende den lande in zyne plaatse een beschermer in zynen zoon Willem de II. welke, toen ruim twee en twintig jaaren bereikende, in 1641. gehuwt met Maria dochter van Karel den I. hem in zyne hooge waardigheden opvolgde, en aan wien reeds in den jaare 1631. het recht dier opvolging door de algemeene Staaten was toegestaan. Eeven voorbeeldelyk 'svorsten leeven was geweest, eeven voorbeeldelyk was zyn dood: 't was byzonderlyk in zyne laatste oogenblikken, dat hy met al de blyken zyner vaderlandliefde aan zyn doorluchtige zoon die edele zucht tot vreede inboezemde, waar door hy zich by den volke zoo bemint had gemaakt, en die hem zelfs altoos tot op het krygsveld verzelt had. - Gewisselyk, 'er leefde nooit een vorst, die met meerder lof den helden-moed met de vreedelievendheid wist te vereenigen, dan Frederik Hendrik. 't Was eindelyk in den jaare 1648. dat de Spaansche Koning, den kryg, door zynen voorvader Philips de II. ontstooken, moede wordende, na verscheidene afgebrookene onderhandelingen, door het sluiten van een eeuwig vreede-verbond, den tachtig jaarigen oorlog ten einde bragt; - een vreede verbond, waarby hy het zeevenlands gewest ten allerplegtigste verklaarde te zyn: eene vrye en onafhanglyke Republiek, op welke hy niet eischte, noch nu, noch namaals, voor zig zelve, ofte voor zyne nazaaten en nakomelingen, nimmer iets zoude eisschen. En hier begon dan dat gezegend tydperk, waar in de vereenigde Staaten de Souvereiniteit, die zy aan Vader Willem verschuldigt waaren, begosten te dagtekenen; - ja - hier was het, Landsgenooten! dat uw geheilgt recht der vryheid, door zoo veel heldenbloed gekocht, ten eeuwigen dage bezegelt en bezwooren werdt - en hier was het dus ook, dat gy reeds het recht verkreegen hebt, om u als vrye onderhoori- | |
[pagina 36]
| |
gen van wettige Overheden in eene Vaderlandsche Maatschappy te vereenigen om de waare Volksstem te doen spreeken. Het allerwenschelykst staatsgestel dus gevestigt zynde, scheen men te mogen hoopen, dat het land der Batavieren, van zyn beginsel af, altoos door zwaare en drukkende oorlogen beroert geweest zynde, eindelyk als tot den trap der volmaaktheid gesteegen, onder het gezegent bestuur, en in het genot der vryheid en onbedwongen godsdienst-oeffening, de kalmte en rust zoude mogen smaaken; maar het vuur des oorlogs was niet eer van buiten uitgeblust, of de tweedracht begost het hooft binnen de grenzen te verheffen. - De eerzucht, het zelfbelang, de ondankbaarheid, zyn dryfveeren, sterk genoeg, om alle voorledene weldaaden uit de geheugenis te wisschen. - Neêrland scheen (volgens het denkbeeld van sommigen) nu zyne meerderjaarigheid verkreegen te hebben, - en de vaderlyke zorg te kunnen ontbeeren; - 't gezach en beleid een's Stadhouders, scheen voor een Republiek, die nu op zich zelve kost staan, niet meer nodig, - en de onpartydigen, die in stille bezadigtheid het toekomende in het vooruitzicht beschouwden, zagen duidelyk den storm aanbruischen, die eerlang een schadelyken ommekeer moest bewerken. - De uitkomst heeft geleert welke nadeelige gevolgen het byzonder belang, op het welzyn van het algemeen te weeg brengt. - De onéénigheden onder de hoofden des lands, over het regelen van het krygs-weezen en andere staats-belangen, waaren de eerste beginsels der geluks-verstooringen. De Staaten van Holland oordeelden tegen het gevoelen der overige Provintiën, geraaden om een gedeelte van de jaarweddens der offiçieren te besnoeijen; doch de Prins van Orange, en de Raad van Staaten beweerden: ‘dat het billyk waare, acht te slaan, op de langduurige diensten, der geenen, die hun bloed en leeven, geduurende den oorlog, gewaagt hadden, en dat dezelve, in den tyd van vreede, daar voor verdienden de belooning te genieten’. - Ten tweede, wilde de gezegde Provintie, dat men een gedeelte van het vreemde krygsvolk, in dienst van den Staat zynde (namenlyk sestig compagniën) behoorde af te danken; waar tegen de Prins, als een oorlogskundig veldheer en krygsman betoogde, dat zulks van een zeer nadeeligen nasleep konde weezen, en den lande aan het grootste gevaar bloot moest stellen; dewyl de uitheemsche vorsten, nog gewaapend zynde, met magtige legers, de grenzen van de Republiek bleeven omçingelen. - Doch de Staaten van Holland, niet min in weerwil der algemeene Staaten, byzonderlyk tegen die van Zeeland, derzelver besluiten krachtdaadig willende doordringen; en de overige Provintiën, zoo wel als 's lands Stadhouder zich 'er tegen blyvende kanten, konde zulk niet dan de ernstig- | |
[pagina 37]
| |
ste moeijelykheden veroorzaaken. De Prins deed verscheidene voorzichtige en welberaadde voorslagen, ter bemiddeling dier verschillen; doch Holland op het stuk blyvende staan, en eindelyk tot eene afzonderlyke afdanking op zich zelven besluitende, beraamden Hun Hoog Mogende eene plegtige bezending aan de Steden dier Provintie, om dezelve voor te komen, als zynde zulk eene afzonderlyke afdanking een soort van inbreuk op het wenschelyk Bondgenootschap, en een middel om het Land weder onder het juk der Kastiliaanen te brengen. - Verzoekende en gelastende teffens zyne Hoogheid den Heer Stadhouder, om alle noodige ordre te stellen, en voorzieninge te doen, ten einde, dat alles in goede rust en vreede wierde bewaart, en inzonderheid gehandhaaft de Unie, met den gevolge en aankleeve van dien, en inteegendeel geweert en te gemoet getreden, alles dat tegen dezelve zoude mogen worden ondernomen. De Prins stelde zich dus aan het hooft der bezending aan de Steden van Holland; de meeste Steden stemden zyne vaderlyke voorzichtigheid in aanmerking te moeten neemen; doch Amsterdam, dat, als het groot magazyn van hollands rykdommen, meer dan eens deszelfs begeerte heeft weeten te doen gelden, weigerde den Vorst, als gemagtigde van Hun Hoog Mogende, gehoor te geeven; zoo dat hy genoodzaakt was, om, zonder iet verricht te hebben, en met reden zeer gestoort, over den hoon hem aangedaan, naar den Hage te rug te keeren. Zyne Hoogheid deed dus, na verscheidene onderhandelingen, die allen vruchteloos afliepen, volgens het gezach by de Unie aan de Stadhouders gegeeven, en volgens het besluit der Generaliteit, zes Heeren der gemachtigden van Holland in verzekering neemen en naar Loevestein brengen; doende kort daar op Graaf Willem van Nassauw, op Amsterdam, welke stad geduurig zyne voorslagen, ter bemiddeling, bleef dwarsboomen, aantrekken, alwaar de poorten voor deezen vorst daadelyk geslooten werden, terwyl men zich in staat van tegenweer steldde, twee der sluizen deed openen, en verscheiden polders deed doorsteeken, om door middel van het water den Graaf af te weeren; dan de Prins van Orange kreeg hier van niet eer in de Hage de tyding, of hy steeg te paard, vergezeld van eenige ruitery, om zelve de stad een kloekmoedig bezoek te doen, den last van Hun Hoog Mogenden te volvoeren, en de Unie te handhaaven; waar op die van Amsterdam, wel begrypende dat de Prins zyn wettig gezach niet zoude afstaan, eene bezending deeden, om een verdrag aan te bieden, waar by de Prins bedong, dat de staat van oorlog zoude geregelt worden, volgens zynen voorslag, en dat de beide Heeren Bickker van hunne ampten zouden ontzet worden; welke punten door de regeerders der stad werden toegestaan, bedingende zy van hunne zyde de ontslaaking der Loevesteinsche staatsgevangen; waar op de | |
[pagina 38]
| |
Heer Stadhouder, ten hove terug gekeert zynde, door de overige Provintiën vriendelyk bedankt werdt voor zyne gunstige zorge, en voor het behouden van Amsterdam by de Unie. De Prins overleefde deeze onaangenaamheden niet lang: men ondervond hier gevoeliglyk, dat de dood noch jeucht noch deugt, noch luister noch grootheid spaart; 't was in November deszelven jaars 1650., dat zyne Hoogheid, in het schoonste tydperk des leevens, en noch geene vyf en twintig jaaren bereikende aan de kinderziekte, den Nederlanden, welken zich zeer veel van zynen moed en krygsbeleid mogten belooven, ontrukt werdt. Deeze Prins bezat, volgens het getuigen onzer meest geloofwaardige historie-schryveren, een uitmuntenden geest, en eene geleertheid, aan weinige vorsten eigen: hy had zich geduurende zyn korten leevensloop geöeffent in de schoonste kunsten en weetenschappen, en muntte uit als dichter, historie-kundige, wis-kunstenaar, redenaar en wysgeer: hy was zeer minzaam, en weldaadig, en een groot krygsman. - Getuigen zyner onversaagtheid droeg reeds zyn eerste veldtocht, in welken hy noch geene 17 jaaren bereikt hebbende, op Don Cantelmo, by het dorp Breskate, de zege behaalde, waarby de voornaamste officiers, en omtrent neegen hondert gemeenen het leeven lieten. Zyn ontydig afsterven was een allerhevigsten slag voor zyne koninglyke en hoog zwangere Gemalin, en ongelukkige Schoonmoeder, van welker verschrikkelyke lotgevallen byna niemant onbewust is; te meer, dewyl het roemruchtig huis van Stuart, in eene zoo naauwe betrekking stond met deeze gewesten. Dan het behaagde de hemel, eenigermaate het verlies te vergoeden: de zon vertoonde zich naauwelyk ten achtste maale aan de oosterkim of een Phenix verrees uit de geheiligde assche des vaders, ter vertroosting van hun die het wel met het vaderland meenden. Hier trad een doorluchtig weezen, geschikt om éénmaal de kroon te draagen, op het toneel der waereld, in een hof met rouw behangen; zonder in de vaderlyke armen gedrukt te mogen worden; noch van hem den ted'ren welkomkus te ontfangen; in een land, door den tweespalt der hoofden in verwarring gebragt; omringt door de vrienden en vyanden een's vaders, welken de haat en partyschap reeds sedert lang had getracht in verdenking te brengen: een telg, die wel de deugden en uitmuntende hoedaanigheden, van dien doorluchtigen vader beërfde; maar geenzins deszelfs hooge waardigheden, die niet te min als aan zyn vorstelyk huis verknocht waaren. Ja! de dood van een Prins, op wiens arm en beleid de hoop van een pas gevormde Republiek gevestigt was, schoon smartelyk voor de getrouwen in den Lande, was het beweegpunt eener omwenteling in de staats-gesteltenis, die een onuitwisbaaren | |
[pagina 39]
| |
vlek in onze geschichten heeft toegebragt; zy was teffens de voorbode van oorlogsrampen en beroeringen, die den opkomenden bloeij en welvaart weder in den asch gingen leggen. De ongelukkige gevolgen van den kryg tegen de Portugeezen, en het verlies van Brazil, waardoor de west-indische koopvaardy een sterken schok onderging, was geene der minste tegenheden; doch van meerder belang was de noodlottige eerste engelsche oorlog tegen den dwingeland Oliver Cromwel, die, na den wreeden moord van Koning Karel den eersten, dat Ryk als Protector beheerschte, tot welken kryg de eerste aanleiding gegeeven werdt, door den britschen zeevoogt Blaake, die niet verre van Douvres den Admiraal Tromp, welke met een talryke vloot op de kusten van Engeland kruistte, onder voorwendsel, dat deeze voor den eerstgemelden de vlag niet wilde stryken, vyandelyk aantaste. Eindelyk tot een openbaaren stryd uitgeborsten, vielen 'er verscheiden zee-slagen voor, waar in de groote de Ruiter geen geringen roem behaalde, doch welken in het eind ten nadeele der Hollanderen keerende, en Tromp het leeven doende verliezen, de Republiek noodzaakte tot het sluiten van een vry schandelyken vreede, te schandelyker door de voorwaarde, die 'er by bedongen werdt. - 't Was hun, die zich door de stadhouderlooze regeering groot wilden maaken, niet genoeg den haat en partyschap, welken de heerschzucht tegen Prins Willem den II. berokkend had, op een vorstelyk kind, noch in den wieg te doen nederdaalen, en het zelve te berooven van die voorrechten, die als den hoeksteen uitmaakten, waar op de vryheid en het bestaan des Lands gegrondvest was; voorrechten aan de diensten zyner vaderen verschuldigt - 'er was niet meer nodig, dan een uitheemsche dwingeland, een vyand en vervolger van het huis van Stuart, en dus ook van dat van Orange, 't welk aan het zelve zoo naauw vermaagschapt was, om de ondankbaarheid ten hoogsten top te voeren, en door het omver werpen van het bezwooren staats-gestel het nieuw opkomend land ten val te brengen. - 'Er was niet meer nodig, dan een Cromwel, die eenige der hoofden op zyne zyde had weeten te trekken, om by het sluiten van den gezegden vreede de Staaten te doen bewilligen in die gedenkwaardige Acte van Seclusie, waar door de Prinsen van Orange, de afstammelingen van de vryvechters en beschermers van hun Land, die hen tot wettige Souvereinen hadden gemaakt, ten eeuwigen dage van het Stadhouderschap werden ontzet: eene acte, die dan ook (om weinige jaaren daar na met berouw weder te rug geroepen te worden) op den vierden Mey 1654. getekent en bezegelt werdt; by het welk aanmerkelyk is, dat de onéénigheden, tusschen den overledenen Heer Stadhouder en de Staaten van Holland, over de afzonderlyke afdanking van't krygsvolk | |
[pagina 40]
| |
ontstaan, en waar van wy hier boven gesprooken hebben, reeds waaren bemiddelt en als afgedaan moesten gehouden worden, waar door de geenen, die, met verzaaking van alle verpligting, een onrechtmaatige weerwraak deeden herleeven, des te meer schuldig moeten voorkomen. De Staaten dus, met uitzondering van Groningen, 't welk den Prins Erfstadhouder van Friesland Willem Frederik tot deszelfs Stadhouder had aangesteld, al het bewind in handen genoomen hebbende, regelde de punten van het krygsweezen der Regeeringen en der Unie naar hunnen goeddunken; - maar konde men hoopen de Unie te zullen handhaaven, door het omver rukken van een van derzelver beste steunpilaaren, dat is de tusschenkomst van het Stadhouderlyk gezach, 't welk als het waare middel schynt, om de te saam gestrengelde pylen in het eevenwigt te houden? Veele staatkundigen hebben begreepen, dat alle veranderingen in eene staats-gesteltenis, schoon zelfs ter verbetering strekkende, altoos gevaarlyk zyn, als strydende met den zin des volks, dat zich vast houd aan de oude en ingestelde wetten, waar aan het gewoon is; hoe veel te meer moest dan de omkeering te duchten zyn van eene regeerings-vorm, waar door men uit de ketens der slaverny van elendige slaaven, tot een vry volk was gemaakt. - De uitkomst heeft het geleert. - Gelukkig indien de verlosser des'Lands, de voorrechten, die hy met zyn bloed betaalt had, voor zyne nakomelingen op eene onverbreekbaare wyze had doen vaststellen en bezegelen; maar dees belangenlooze vorst begeerde geene andere waarborgen dan de erkentenis, die men hem verschuldigt was, en de verpligting voor zynen diensten den lande beweezen. De regeerwyze door de gemelde acte ingevoert, was dan nu geheel nieuw, en behaagde, wat moeite men ook deed om de gemoederen tegen het huis van Orange te verbitteren, de gemeente zeer weinig. - Deeze gewesten steldden zich van derzelver eerste grondbeginssel af, onder de bestuuring van een vorst of uitmuntend persoon, die als eerste bevelhebber aan het hooft van het bewind, de uitvoerende magt in handen had. - De oude Batavers verkoozen zich, zoo als wy te vooren hebben aangedacht, een opperhooft, aan wien zy, zonder hem echter een willekeurig gezach toe te kennen, bereidwillig gehoorzaamden, en deeze regeerwyze, onder welke zy van trap tot trap hun eiland in luister zagen toeneemen, had onder de verscheidene afwisselingen altoos stand gehouden, en het volk was daar aan gewoon gemaakt. - De Ridder William Temple, merkt aan, in zyn onderzoek over den aard der onderscheidene regeerings-vormen, dat het bestuur, gevoert door een enkel persoon, het natuurlykste en eerste of oudste is, en dat het gezach, het welk | |
[pagina 41]
| |
daar in meer dan in andere regeerwyzen plaats kan hebben, de grondslag is van alle veiligheid en ordreGa naar voetnoot(*), onderstellende zelfs, dat de Democratie of volks-regeering, zeer naby komt aan de Anarchie, of heerschloosheid. - Een republikaan, zal, volgens den eigen aard hem aangebooren, hier in niet wel stemmen. - De beslissching in hoe verre de gezegde schryver gelyk hebbe, voegt best aan de meest verlichtste staatkundigen; dan 't zy hier mede zoo 't wil; wy durven met nederigheid onderstellen, dat de regeerwyze, welke by de grondvesting van Neêrlands bondgenootschap is ingevoert, de beste en gezegendste is, die 'er in eenig land plaats heeft, en teffens de meest overéénkomstigste met die onzer eerste voorvaderen, welken het bewind stelden in handen van zulken, die zy de voornaamsten onder de treffelyksten noemden; persoonen, naamenlyk, die door hunnen rang en geboorte, zoo wel als door hunne staatkunde, moed en beleid, het beste geschikt waaren, om het hooft eens volks te zyn, en aan wie zy met een onwankelbaar vertrouwen het bestuur over hun durfden aanbeveelen; terwyl wy teffens by eene ernstige overweeging van de gebeurtenissen onzes lands leeren begrypen, dat het zelve niet wel in een behoorlyk eevenwigt kan blyven, zonder een verhevendst hooft, dat volgens zyne geboorte door den hemel bestemt schynt, om door zynen eevenmensch geëerbiedigt te worden; een staats-persoon, die uit hoofde der hooge waardigheden, die hem als met het leeven zyn toegeschikt, en die hy eenmaal moet bekleeden, van zyne eerst jeucht is opgeleid in staat- en krygskunde, en in alle die bekwaamheden en hoedaanigheden, die een volks-beschermer moeten eigen zyn; opdat hy in den Raad door zyne wysheid en beleid, en in het oorlogs-veld door zynen moed en heldhaftigheid het algemeen vertrouwen verdiene. - vertrouwen, waar op de rust, de welvaart, het geluk, ja het bestaan eens lands alleen gegrondvest kan zyn, en 't welk natuurlykerwyze sterker moet weezen ten zynen aanzien, als ten aanzien van hun, die als by geval en door onvoorziene gelegenheden tot het bewind geraaken; by geval zeggen wy: voorzeker! 't gebeurt niet zelden in veelhoofdige en republieksche regeeringen, dat persoonen tot het bewind verheven worden, die door hunne ouderen tot een gantsch anderen stand waaren geschikt; - 't gebeurt, en moet volgens den aard van een vry volk gebeuren, dat de zoon van een muziek-meester, zeer wel geöeffend om zyn vader in het onderwyzen dier kunst op te volgen, en niet in de schoole van staat en krygskunde, een deel van het bestuur in handen krygt. - | |
[pagina 42]
| |
En zoude het wel mogelyk zyn, dat 'er in den kring van veele hoofden altoos eene onwrikbaare eensgezintheid plaats hebbe? men heeft ten minsten in ons vaderland meer dan eens het tegendeel gezien, en zulke dagen waaren altyd dagen vol gevaar en tegenheden: het Bondgenootschap miste by afwisseling niet eer het hooft, dat de verscheidene denkbeelden wist overéén te brengen, of het scheen op het punt van verbrooken te worden; - en laat men hier slechts de stadhouderlyke en stadhouderlooze tyden met elkander in vergelyking stellen, als wanneer ten klaarsten blykt, dat in de eerste deeze Republiek altoos in luister en vermogen heeft toegenomen, en dat ze in de laatste aan het kwynen geraakte: in de eerste vermeerderde de welvaart; de rykdommen groeiden aan; de landbouw, de koophandel, de kunsten en weetenschappen bloeiden; in de tweede werden 's lands schatkisten uitgeput; alles kwam in verval: de Nederlanden scheenen by de uitheemsche mogenheden hun aanzien te verliezen, die met de verwarringen en binnenlandsche twisten dachten haar voordeel te moeten doen, en welhaast het oorlogs-vuur op de grenzen bragten. - En moet men het denkbeeld, dat de algemeene Staaten zelve in 1579. dieswegen aan den dag leidden, gelooven; dan kunnen deeze landen volstrekt, zonder een Eminent Hooft of Stadhouder, niet gelukkig bestuurt worden, ; en 't geen in deezen noch aanmerkelyk is, is, dat de volkstem (dat is het grootste deel der Natie) altoos in alle gelegenheden op de zyde der stadhouderlyke Regeering is geweest. - Eene stem, die onder een vry volk een groot recht denkt verkreegen te hebben om gehoort te worden; en die ook volgens den boovengemelden Ridder Temple, den grondslag is, waar op alle regeering vast staat, ‘'t zy (voegt hy 'er by) dat dezelve voortkomt uit aanmerking van 't geen voorleeden is, door de eerbiedigheid aan eenen autoriteit, onder welke een volk, en desselfs voorvaders voor veele eeuwen gebooren en opgevoed zyn; of uit gevoelen en bevinding van het tegenwoordige, door de veiligheid en den voorspoed die zy genieten’; waarom hy ook met recht zegt, dat eeven weinig ons gewest, zonder een deugtsaam, wys, en gezachhebbend Hooft de boeij der dwingelandy zoude hebben kunnen verbreeken, noch zich tot eene Republiek vormen, eeven weinig het zelve, zonder zulk een hooft, in stand kan blyven. - Dan niets bewyst deeze waarheid beter, dan de aakelige gevolgen, welken de uitsluiting van het stadhouderschap en verandering van het staatsgestel gehad hebben. - De binnenlandsche beroertheden, door deezen buitenspoorigen stap veroorzaakt, bragten de Republiek op den rand des verderfs. - De vreede met Engeland duurde naauwelyks tien jaaren, of de kryg barste weder uit. - De tweedrachtige Nederlan- | |
[pagina 43]
| |
den zagen zich ter zeer door de Britten aangetast, en te land door den Bisschop van Munster; en schoon in 1667. de Republiek weder voor weinig tyds in rust geraakte, door het aangaan van den vreede die te Breda getekent werdt, nadat de groote de Ruiter, met weinig scheepen, veel glorie had behaalt, zoo was die vreede, om zoo te spreeken, slechts een kortstondige schaduw, die na vier jaaren verdween; als wanneer twee magtige Ryken, naamenlyk Vrankryk en Engeland, de verzwakte Republiek aantastten, die, schoon men den storm van verre genoeg had kunnen zien aannaderen, door een schadelyk verzuim en werkeloosheid, buiten staat van tegenweer was gesteld: 'er heerschte een schynbaare overvloed: de byzondere kisten waaren met goud gevult, en 's lands schatkist was ledig: de zee- en landmagt was vervallen. - De Fransche waapens, door die van Munster en Keulen gestyft, maakten dus daadelyk eene ontzachelyke vordering. - De Provintien van Gelderland, Overyssel, Utrecht en verscheidene hollandsche Steden, werden in weinig tyds verovert: men beefde welhaast voor het verlies van Amsterdam, en dus voor dat van geheel Holland. - En kwam het eindelyk zoo verre, dat by sommigen reeds beraadslaagt werdt, of men het wanhoopig besluit niet behoorde te neemen, om alles op te geeven, en aan den vyand ten prooy te laaten, dewyl men zich buiten staat zach van verdediging. - Elendige moedeloosheid van een volk, dat zich zoo kort te vooren van de ketens had zien bevryden! beklaaglyk uitwerksel van het afzweeren van zyne Bevryders! - De zaaken, door de verdeeltheden onder 's lands hoofden in verwarring gebragt zynde; had men door het gemor en door de beroeringen onder de gemeente, welke welhaast, door het bezef van de hachelyke omstandigheden, ten hoogsten top waaren op geklommen, bereids by den aanvang van den kryg een stuk van de onedele acte van uitsluiting moeten afscheuren, door den Prins van Orange tot Kapitein Generaal aan te stellen; mits zyne Hoogheid niet zoude staan naar het Stadhouderschap. Maar het gevaar, dat van allen zyden aandrong, deed eerlang zien, dat men den Stadhouder niet missen konde, en dus vond men zich genoodzaakt, om, alhoewel schoorvoetende, en by veelen tegen wil en dank het, voor achtien jaaren, bezwooren bederf van 't vaderland, of Eeuwig Edict, weder af te zweeren, en zyne Hoogheid te rug te roepen, tot alle die hooge waardigheden, die door zyne voorvaderen, 's lands verlossers en beschermers, bekleed waaren geweest, waar onder wel duidelyk het recht van het verleenen der Patenten is uitgedrukt; - en wordende daar en booven in 1674. het Stadhouderschap, door de Provincie Hol- | |
[pagina 44]
| |
land, voor 's Prinsen mannelyke nakomelingen, erffelyk verklaard, met alle de voorrechten daar aan verknocht; - eene hulde, welke het mogelyk de Republiek niet kwaalyk gestaan zoude hebben, reeds aan haaren grondlegger te hebben toegewyd. In 1675. werdt aan zyne Hoogheid de Hertogelyke regeering van Gelderland, onder den tytel van Hertoge van Gelder en Graave van Zutphen opgedraagen; doch dit werdt beide door denzelven afgeslagen; eene schoone belangenloosheid aan het Huis van Orange eigen. Zie daar dan het oude staats-gestel, dat door de heerschzucht, haat en partyschap was verbrooken geworden, weder opgebouwt, in spyt der geenen, die liever de Republiek onder de kluisters van eene uitheemsche mogenheid wilden zien, dan van hun bewerp afgaan, of het gezach met een beschermend opperhooft te deelen. - Heuglyk was ondertusschen deeze omwenteling voor de Ingezeetenen. - Terwyl het in Neêrland niet aan meer dan eenen Brutus mangelde, om de geenen, die zich verdacht hadden gemaakt, naar den hals te dingen. Zie daar dan het nieuw gestarnte, dat, flikkerende op de waapens, den vyanden verbaasde, uit het midden der stormen verreezen! - In 't kort, zie daar den Julius Caesar weder aan het hooft der Belgen, van wien men met recht ging zeggen: Hy kwam, hy zag, hy won: en die met den oorlogsblixem in de vuist, den vreede ging bevorderen, die ook kort daar na met Engeland, en voorts met Keulen en Munster geslooten werdt. De noodzaakelyke veranderingen, welke de Stadhouder daadelyk in het regeerings bestuur maakte, bragten nu eerlang de opschuddingen, die 'er van plaats tot plaats tegen hun, die 's Lands val hadden trachten te berokkenen, waaren uitgeborsten, aan het bedaaren; doch de gebroeders de Witt, moesten den haat, dien zy zich hadden op den hals geladen, aan de woede des volks ten duursten betaalen. De eerste bezorgtheid van den veldheer, was 's Lands sterktens en grens-plaatsen in staat van tegenweer te brengen, en het krygsweezen, zoo veel mogelyk, op een goeden voet te stellen. - Men zach niet eer den jeugdigen Mavors aan het hooft van het leger, en altoos in het heetste van 't gevecht, of den verflaauwden moed der knechten begon op te wakkeren. - Zoo veel vermag het voorbeeld! en schoon de Gaulen, zoo ter zee als te lande, noch oneindige nadeelen toebragten, en 'er noch veele Steden voor het geweld der overmagt moesten bukken; begon niet te min binnen het beloop van een jaar, dat is in 1673. het geluk der waapenen aan onze zyde over te slaan. - Orange bevond zich, als een wonder verschynsel overal. - 't Waaren de gevaarlykste posten, die hy voor zich uitkoos | |
[pagina 45]
| |
en 't was niet weinig voor een jong vorst in het strydperk te komen met een alom geduchten Turenne, die in het oorlogs-veld grys geworden was. De Steden, door Vrankryk gewonnen, werden dan eindelyk weder van stap tot stap ontruimt; maar kan men zonder eene heevige aandoening gedenken in welk een staat? - de eene ontmuurt, - de andere ledig geplondert, - die tot een puinhoop gemaakt, - deeze ontvolkt, terwyl de velden rookten van het bloed der arme mishandelde ingezetenen, die het slacht-offer der krygswoede; of laat ons liever zeggen der moordzucht, wreedheid en geweldenary waaren geweest. - Ja dus oorloogden niet de Turken; maar de Gaulen in de eeuw van Lodewyk den XIV. De handel over den vreede werdt ondertusschen verscheiden maalen begonnen en weder afgebrooken, en het liep aan tot in den jaare 1678. eer dezelve tot stand kwam; wordende toen te Nymegen getekent, juist wanneer zyne Hoogheid met zyne legermagt was uitgetrokken om Bergen in Henegouwen te ontzetten; by 't welk die moedige veldheer gelegenheid had, om noch een roemruchtig blaadje aan zyne reeds behaalde lauren te hechten, dewyl het hem gelukte, om, door het veroveren van eenige buiten-posten, den Hertog van Luxemburg, en zyne medestanders, uit zyne legerplaats te verdryven, en zyne tenten op het verwonnen slagveld op te slaan. - Doch waarby zyne Hoogheid, zich volgens zyne gewoonte te bloot geevende, byna het leeven verloor. Nimmer hadden de Nederlanden meer reden om over het treffen eens vreedes zo te juichen als toen. - Men zag de aftrekkende vyanden niet aan als geregelde oorlogsbenden; maar als tirannen, die den naam van moordenaaren en ontmenschte beulen verdienden, en men deed het verhaal der gepleegde wreedheden tot een schoolen lesboek vervaardigen, om den kinderen vroegtydig een af keer voor de Fransche Natie in te boezemen. - Weinig dacht men toen, dat men noch geene eeuw laater de Republiek zoude durven stellen onder de beslisschende staatsbeschikking van dat Ryk, tegens een ten onrecht betichten Vorst, door wiens voorzaat men van deszelfs vervolgingen in vroeger tyd bevryd was geworden. - Dus zyn de afwisselingen van dit ondermaansche ondoorgrondelyk! Doch laat ons hier een gordyn schuiven voor die aakelige toneelen van wreedheid, die een gevoelig hart verbaazen: 't was thans vreede, en het in veel plaatsen verwoeste Nederland mogt nu, in eene aangenaame kalmte en rust gebragt, geduurende een reeks van tien jaaren, onder de bescherming en het beleid van deszelfs doorluchtigen Erfstadhouder zich herstellen, om vervolgens door dat zelfde Ryk weder te worden aangevallen. | |
[pagina 46]
| |
Orange was reeds des jaars voor het sluiten van den gezegden Vreede in een gewenschten echt getreden met Maria, dochter van den Hertog van York, die kort daar na, voor weinig tyds, den scepter van Engeland in handen kreeg; en 't was juist dit huwelyks verbond dat de eerste steen des aanstoots was, waar door de nieuwe vreedebreuk veroorzaakt werdt. 't Is hier de plaats niet om te treden in alle de handelingen en oneenigheid welken 'er tusschen de Fransche en Engelsche Ryken over de verheffing, en weder onttrooning, van gemelden Hertog of liever Koning Jacobus heerschten, 't is genoeg hier aan te merken, dat deeze willekeurige vorst het Roomsch Catholyk geloof ten sterksten was toegedaan, en dat hy door het verdrukken van het Protestantendom zich den haat zyner onderdaanen op den halze haalde, eene verdrukking, die zoo verre ging, dat zy niet dan den ondergang van het gantsche koningryk moest na zich sleepen. - Wy laaten het herinneren dier twisten aan vollediger geschichten toebetrouwt, en naderen met meerder genoegen tot dat glorieryk tydstip, waarin de Nederlanden haaren doorluchtigen Veldheer, in de plaats van deezen eerzuchtigen, ten troon van het magtig Albion zagen klimmen, ingeroepen door de klaagende en vervolgde onderdaanen, van dat Ryk, om den waaren Godsdienst tegen de dwaalingen van het Pausdom, en tegen de ondermyning hunner wetten en voorrechten te beschermen, en hen te bevryden voor de dwingelandy van een vorst, eeven onwaardig om de vader des lands als de vader van Maria te weezen, en die door zyne onrechtvaerdigheid ten hoogsten verdiende om zich volgens de begeerte der geheele natie den scepter door zynen doorluchtigen schoonzoon, en dochter te zien ontwringen. De verlosser der Britten vertrok dus eerlang met zyne Koninglyke Gemaalin naar Engeland om de aangebode waardigheid te gaan bekleden. - Wy zullen den prachtigen aftocht deezer hooge personaadjen, die met eene talryke vloot en van eene aanzienelyke krygsmagt verzelt overstaaken niet beschryven. - De kusten der Nederlanden vervingen de traanen der Bataven by hun vertrek; het krytgebergte weergalmde van het gejuich der Britten by hunne aanlanding; het welk korten tyd daar na dat is in 1689. door de luisteryke krooning werdt gevolgt, en dus tilde de groote Willem de III. in de eene hand den scepter terwyl hy met de andere de pylen beveiligde. De onttroonde Koning Jacobus vlugtte naar Vrankryk alwaar hy met opene armen ontfangen werdt; en geen wonder! men had hier meer dan eene reden om hem de hand booven het hooft te houden; waar onder de wrok en naiever tegen Neerlands Erfstadhouder geene der minsten | |
[pagina 47]
| |
was, en dus berokkende de allerzegenrykste omwenteling voor Engeland, dat Lodewyk de XIV. daadelyk den staat der Republiek den oorlog deed verklaaren en vervolgens ook aan het duitsche Keizerryk, het welk met deezen Staat en andere Mogenheden in verbond trad. Deeze kryg duurde ruim acht jaaren; waar op in 1697. de vreede, schoon weder voor weinig tyds, geslooten werdt. - Intusschen had in 1691. de Republiek het geluk haaren koninglyken Vaderlander weer binnen haare muuren te zien; wordende zyne Majesteit met de sterkste tekens van eerbied, en met eene pracht zyner waardig, verwellekomt, en ingehaalt; maar de blydschap, het gejuich de genegenheid des volks, als de oprechte kenmerken van liefde en trouw voor zyn persoon, behaagden dien monarch vry meer, dan de hulde aan zyne grootheid. - Van Staats en Stadswegen werdt zyne lang gewenschte komst geviert door het lossen van het geschut, het zwaaijen der glorie-vaanen, en byzonder door een voortreffelyk vuurwerk, dat des avonds by zyne aankomst in den vyver van den Hove werdt afgestooken: de vreugde bedryven der gemeente deeden al de drift uitblinken van een dankbaar volk voor zynen beschermer - en met reden gewisselyk - de Koning-Stadhouder verliet hier voor een tyd den troon ten einde ons gewest tegen de gevaaren van den gedreigden oorlog in staat te stellen om den vyanden het hooft te bieden - de Lely-vorst begon reeds door nieuwe toerustingen de grenzen te bestooken - hier blonk die edele voorzorg uit, die een opperhooft van het krygsweezen moet bezielen - zyne Majesteit wilde zich met eigene oogen van 'sLands weerbaarheid verzekeren, en de krygsmagt ontzachlyk maaken, ook heeft dees kryg, schoon Bergen in Henegouwen reeds, by 's vorsten aankomst in Holland, door Vrankryk bemagtigt werdt, den lande meer voordeel dan nadeel toegebragt, hebbende dat Ryk byna gants Europa tegen; in Duitsland, Vlaanderen, en elders koste dezelve meerder bloedsGa naar voetnoot(*) 't Verblyf van zyne Majesteit in ons gewest was kort: de zorg voor zyn Ryk, de edele krygsdrift hem aangebooren, werden aan de zucht voor zyn vaderland niet opgeoffert; maar zulks belette niet dat die Vorst van tyd tot tyd overstak om voor het bestuur der Nederlanden te waaken, en men mag met regt zeggen dat hy zich onder die drie hooftpligten verdeelde. Zyne roemruchtige krygs-verrichtingen, terwyl hy zich dikwerf aan het hooft van 't leger der | |
[pagina 48]
| |
Bondgenooten tegen Vrankryk bevond, zyn in de historien niet vergeeten geworden, en maaken daar van het glinsterendste deel uit. - Geen vorst heeft ooit schooner gelegenheid gehad om zynen moed en heldhaftigheid te doen blyken; maar ook geen vorst heeft ooit de gelegenheid om zich een onsterffelyken naam te verkrygen beter doen gelden, dan Willem de III., alleen de veldslag van St. Denys in 1678, tegen den Hertog van Luxemburg, waar op daadelyk het Vrede verbond van Nimmegen volgde, en waar by deeze vorst als Neerlands Stadhouder, in de lente van zyn leeven, zoo veele glorie behaalde, zoude reeds genoeg geweest zyn, om hem te vereeuwigen. - Dan noch vry hooger klom de roem van dien grooten krygsheld in den laateren oorlog van 1695. by de verovering van Namen, welke den Gaulen een gevoeligen schok toebragt, en voor den Staat van zoo veel gewigt was, dat dezelve door een plegtigen dankdag geviert werdt. - Niet minder eer verwierven hem zyne herhaalde veldtochten in Vlaanderen aan het hooft der geallieerde legers - 't gebeurde in het Beleg van Maastricht in 1692. (een schoon bewys zyner tegenwoordigheid van geest, en nooit verbaasden moed) dat hy, eene zwaare wonde aan den arm bekomende en bemerkende, dat zulks zyne legerknechten verschrikte, met de bloedende hand den hoed afligtte, en den zelven tot driemaalen over het hooft zwaaide, om den strydenden zynent wege gerust te stellen, en hunne verslagen standvastigheid weder op te wakkeren. - Wat deed hier dien grooten veldheer meerder eer de degen of de scepter? - Maar was het einde der zeeventiende eeuw roemruchtig voor Neerlands Julius Cesar - Het koste hem bloedGa naar voetnoot(*) het koste hem traanen, - het ontrukte hem in den jaare 1695. zyne koninglyke Gemaalin Maria - Maria de Moeder der Britten, die door haare wyze beheersching, by de afwisselende afweezigheid van haaren Gemaal! 't geluk des Ryks bevorderde. - Maria, om haare zachtaardigheid, deugt, menschlievenheid, en wonderbaare hoedanigheden, door alle haare onderdaanen by haar leeven bemint, en by haaren dood beweent; wordende noch in het volgende jaar de smart van dit ontydig afsterven vermeert door dat van den Prins Hendrik Casimir, Stadhouder van Vriesland, Groningen, en Drenthe, die in deeze waardigheden werdt opgevolgt door zynen Zoon Jan Willem Friso, Grootvader van onzen dierbaren Willem den V. - En of dit dubbel verlies niet treffend genoeg waare, zoo dorst noch een gevloekt verraad toeleggen op het leeven van Ko- | |
[pagina 49]
| |
ning William zelve ten einde Vrankryk te beter zyn bewerp mogte ter uitvoer brengen om den vyand des volks, Jacobus, dien men met eene fransche vloot naar Engeland hoopte over te voeren, om eene landig in dat ryk te doen, op den troon van Groot-brittanje te herstellen. - Maar de opperste rechtvaerdigheid deed dees snooden toeleg (die de eerste niet was) mislukken, tot groote blydschap der Britten en der Nederlanderen, die daar voor den hemel een plegtigen dankdag wydden, terwyl men teffens de gedreigde landing, die reeds zoo ras ze ondernomen werdt - aan den voorstander van den onttroonden vorst een groot aantal schepen en volk kostte, in rook en damp zach verdwynen; want de Engelsche en Nederlandsche vereenigde vlooten behaalden op de Franschen by die gelegenheid eene volslagen zegepraal, waar in de overwinnaars geen enkel schip verlooren. - De strydende bondgenooten lieten daar en booven niet na den slinkschen handel van Lodewyk den XIV. te lande te wreeken - de hemel zegende de waapens verscheiden zyner bezittingen wierden verovert, de beste magazynen in de lucht gejaagt, en de oorlog was, by den uitgang der zeeventiende eeuw, vry noodlottiger voor eene natie, die ruim tien jaaren te vooren zoo trots was op haare overwinningen. De deernis waardige toestand, waar in zich dat ryk door een drukkenden en kostbaaren oorlog gebragt zach; de elende der onderdaanen, die uit deezen kryg voortvloeide, deed dus eindelyk Lodewyk neigen tot den vreede; die dan ook in het volgende jaar tusschen hem, Engeland, Spanje en de Nederlanden te Ryswyk getekent werdt, zeer ten voordeel van dit gewest, 't welk by denzelven een zeer wenschelyk verbond voor de zeevaart en koophandel sloot, en wordende de Koning William daar by ten vollen in het bezit van den troon van Engeland bevestigt. - Doch de omwenteling, die 'er welhaast in geheel Europa opvolgde, deed veelen begrypen, dat de gezegde vreede niet dan op eene bewimpelde veinzery van den Franschen Koning gegrond was; ook barstte eerlang de oorlog op nieuw weder uit, by den dood van Karel den II. Koning van Spanje, wiens bezittingen de huizen van Bourbon beiden vermeenden zich te mogen toeëigenen; hoe zeer ook Koning William en de vereenigde Staaten, door een tractaat van verdeeling, dien twist hadden trachten voor te komen, waar by Spanje aan den Keurprins van Beyeren; Napels en Sicilie aan den Dauphyn; en Milaan aan den zoon des Keizers moest vervallen; doch welk verdrag, door den dood van den Keurprins weder verandering moetende ondergaan, door Lodewyk, die had weeten te bewerken, dat Koning | |
[pagina 50]
| |
Karel de II. alle zyne landen aan Philips van Anjou, zoon des Dauphyns, had gemaakt, by den dood van dien koning niet meer in aanmerking werdt gehouden; wordende dan ook reeds in 1681. dien Prins, onder den naam van Philips den V. tot Koning van Spanje verheeven; een onbillyke handel, dien door den Keizer, welke daar door zyn zoon verstooken zach van het recht op Milaan, 't welk niet te min door Vrankryk zelve by het gemelde tractaat van verdeeling aan den zelven was toegeschikt, met geene onverschilligheid konde worden geleeden - en dus met het begin onzer eeuw het krygsvuur alom deed ontbranden. Maar dit was het niet all'; Koning Lodewyk, die korts te vooren by den vreede van Ryswys het recht van den britschen monarch tot de kroon had helpen bezweeren, met uitsluiting van den onttroonden Jacobus den II., liet niet na by den dood van deezen deszelfs gewaanden afstammeling onder den naam van Prins van Walles als Koning by te staan en te erkennen; eene onrechtmaatigheid, die, als eene openbaare vreedebreuk, noodzaakelyk den wettigen bezitter van den troon in de waapens moest brengen. Dus werdt dan de pas hersteldde rust op nieuw weder gestoort, door de dubbelzinnigheid en het heerschzuchtige bedrog van het Hof, waar aan het eigen scheen eeven ras de tractaaten, te verbreeken als te sluiten. - Een eigenschap waarvan, de republiek dikwerf de allerdeerlykste ondervinding heeft gehad. Koning William en de vereenigde Staaten, die, alhoewel, zy, in een goed vertrouwen, by den vreede een deel hunner krygsmagt hadden afgedankt, thans reeds de fransche benden om hunne grenzen zagen zweeven, maakten, ter hunner veiligheid, verscheiden verbintenissen, onder anderen met den Keurvorst van Brandenburg (naderhand Koning van Pruissen) - en bevonden zich, ingevolge het voorzichtig beleid en de goede voorzorge, waar mede een kundig krygshooft nimmer nalaat voor 's Lands sterktens te waaken, welhaast in staat van kloeke verdediging. De Republiek was thans in een wenschelyker toestand om den vyand het hooft te bieden, dan in de voorige eeuw, wanneer de werkeloosheid, het verzuim, het verraad, dezelve tot aan het punt van haaren ondergang hadden gebragt. De vyandelykheden werden door Vrankryk begonnen; maar waaren de aanleidingen derzelve onedel, de wyze op welken zy werden aangevangen, was noch verachtelyker - Men opende door geenen openbaaren aanval of belegering het oorlogstoneel; de list wist een binnenlandsch verraad te smeeden, om zich daar door van Maastricht meester te maaken; doch het zelve werdt door den braa- | |
[pagina 51]
| |
ven bevelhebber der plaats, Generaal Dopft, die 'er in tyds de lucht van kreeg, ontdekt, en den snooden aanslag veriedelt. Maar de oorlogskreet, die van allen zyde de Nederlanden verbaasde, was niet genoeg. - 'Er vertoonde zich eerlang een ander schrik verschynssel. - De vorst, die naauwelyks vier jaaren te vooren door de kracht der waapenen den algemeenen vreede had helpen bevorderen, werdt aan de geenen, welken reeds op zyne nieuwe triumphen in den aanstaanden veldtocht scheenen te staroogen onttogen. - Een treurig geschrey klom uit Kensington ten hemelGa naar voetnoot(*). Willem de III. steeg van den troon, dien hy met zoo veel luister bekleed had, naar de eeuwigheid. - Hier viel de schrik des krygs, en 't staatsbeleid in 't graf -
Hier stierf der Britten vorst; der Belgen Hooft en Vader!
De Staat, te snood misleid, door meer dan een' verrader,
Zwoer 't recht van zyn geboorte op zyn geboorte-uur af -
Doch wen men 't alles zach door tiranny verneeren,
En 't halve Land reeds voor de kluisters neder boog,
Vond men, hoe schoon die boey de dwaaling blonk in 't oog,
Zich ras gedwongen om 't gezwooren weer 't ontzweeren.
Willem de III. was niet alleen een moedig krygsheld; maar teffens een der staatkundigste vorsten, die immer geleeft hebben. - Zyne edele en groote hoedanigheden maakten hem in allen gevallen de kroon en scepter waardig. De eensgezintheid tusschen deezen vorst en het Britsche Parlement was by na tot hier toe zonder voorbeeld. De onderdaan was nooit gelukkiger dan onder zyne beheersching, waar in zyne koninglyke gemaalin een gewigtig deel had - Het scheen of hem de hemel had in het leeven geroepen, om de onrechtmaatige heerschzucht van zynen tydgenoot Lodewyk den XIV. paalen te zetten, het welk ook dit ryk, zoo als wy reeds te vooren gezien hebben verscheiden maalen, door een persoonlyken haat, op zyn dierbaar leeven heeft doen toeleggenGa naar voetnoot(†) en zoo wel in Grootbrittanje als in de Nederlanden, alles in het werk heeft doen stellen | |
[pagina 52]
| |
om deeze beide natien tegen hem te verbitteren: en welke vervloekingen werden 'er tegen deezen grooten vorst door dergelyke verbitteringen niet gesmeed? Hoe dikwerf heeft men niet getracht om hem te doen verdenken van dwingelandy en heerschzucht, ten einde hem by den volke gehaat te maaken als een Prins, die niet anders beoogden dan het voeren van een willekeurige heerschappy? doch wy zullen hier alleen bybrengen het geen wy dien aangaande, in den schryver zyner historie leezen, Ga naar voetnoot(*)naamenlyk; ‘dat hy zelfs alle gelegenheden, daar toe strekkende edelmoediglyk heeft afgeweezen’. De Koning van Vrankryk had hem (vervolgt hy) de provintie van Holland in Souvereiniteit te bezitten laaten aanbieden, maar hy heeft het geweigert: (en verder) de stad Amsterdam, de yverzuchtigste omtrent de vryheid, had in den jaare 1672, wanneer een algemeene schrik deze landen bevangen had, toegestaan, dat men aan den Prins de rechten, en den naam van grave van Holland zoude opgedragen; en de Prins wilde ze niet aanneemen. - Als de Staaten van Gelderland hem Hartog en Souverein van die provintie wilden maaken weigerde hy het zelve. Gewisselyk geene verglimpte aanbiedingen van Lodewyk den XIV. konden deezen waarlyk belangenloozen vorst van zyne grondregels doen afwyken Ga naar voetnoot(†)zyn hart zweefde hooger, en zyne antwoorden waaren altyd standvastig: dat hy zyne eer en trouwe nooit zoude verraaden, noch de vryheden verkoopen van een land, 't welk zyne voorvaders zoo lang beschermt hadden: verklaarende liever naar zyne duitsche staaten te vertrekken, dan zyn vaderland onder de dwinglandy der Gaulen te stellen om zich zelve groot te maaken. Men moet erkennen, dat dit alles weinig overeenkomt met de betichting van heerschzucht, waar mede een snoode laster hem trachtte te bevlekken. - Hy was een ernstig voorstander van den protestantschen godsdienst, en nochthans was de verdraagsaamheid eene zyne uitmuntende eigenschappen - zyne voorbeeldelyke godsvrucht deed hem den tytel van mensch en christen, booven dien van ryksmonarch stellen: by dit alles bezat hy eene zeldsaame bezadigtheid en ernstigheid in alle gelegenheden; maar aan het hooft zyner benden schitterde hem al het vuur eener onversaagde krygsdrift uit de oogen. - Dan wy zullen hier den lof van dien grooten krygsman aan de voorledene, tegenwoordige en toekomende, geheugenissen overlaaten, en dezelve besluiten, met een trek van | |
[pagina 53]
| |
de schoone oorlogsdaad, waar op de geheele waereld het oog gevestigd hield, en waar aan alleen het behoud der zeeven vrye landen is te danken geweest. - De halve Republiek was door binnenlands verraad in weinig tyds in handen des vyands gevallen. - 's Lands veldheer toen drie en twintig jaaren oud, verlaat gelyk een andere Scipio zyn vaderland om het te redden; hy vereenigt zyne benden met die van 's Lands bondgenooten, en slaat, aan het hooft derzelven, het beleg voor de stad Bonn in Keulen. - De Mavors der Bataven zegepraalt - hy verwint in vyf dagen de stad, en opend, door die luisterryke overwinning, den doortocht voor de vereenigde legers over den Rhyn, en naar de Nederlanden, om den vyand op den hals te vallen, waar door het plan van 's Lands ondergang, dat men gesmeed had, in duigen geraakte, en Vrankryk de door hem overwonnene provintien, en de menigte steden, die hy reeds tot in het hart van Holland bemagtigt had, in noch minder tyds weder moest ontruimen, dan hy ze verkreegen had; behoudende niet anders dan Maastricht, waar van de herwinning, wat laater, de heldhaftige zegepraalen van Orange moest volmaaken. Koning William had, ingevallen hy zonder kinderen kwam te sterven, zynen Neeve, den Prins Jan Willem Friso, tot zynen erfgenaam en opvolger van zyne erflanden benoemt, waar door dus zyne duitsche Staaten, als mede het wettig recht op het Prinsdom Orange, schoon dit laatste door de onrechtvaerdige dwingelandy van Vrankryk aan den Huize van Nassauw ontweldigt waare, in het doorluchtig Huis van Nassauw Diest overgingen, vervallende de kroon van Engeland op Anna, Zuster van 's Konings Gemalin. - De Koning-Stadhouder had meer dan eens by den Staaten van dit gewest een billyke aanzoek gedaan, om zyne hooge waardigheden hier te lande, uit hoofde van de erffelyk verklaaring zyner nazaaten, aan hooggemelden zyn Neeve te doen bevestigen; doch de Staaten, schoon niet goedvindende op dit voorstel een weigerend antwoord te geeven, hadden onophoudelyk verschooven om aan het zelve te voldoen. - De heerschzuchtige onder dezelve het eigenbelang booven dat van het vaderland stellende, geloofde, dat zy aan dit recht van opvolging niet verbonden waaren - anderen vreesden tot een besluit te komen, en in overweging te stellen of men aan een vorst, die, alhoewel men hem reeds in de wieg den allerbittersten en onrechtmaatigsten hoon had aangedaan, zich niet geweigert had om tegen de schrikbaarendste gevaaren in te dringen, om zyn vaderland, wanneer men het door verzuim byna in den grond had geholpen, weder uit de asch op te delven, zonder ondankbaar te zyn een zoo billyken eisch konde ontzeg- | |
[pagina 54]
| |
gen, die zelfs in de omstandigheden, waar in zich thans de Republiek bevond, noodzaaklyk scheen. - Hoe 't zy de zaak werdt sleepende gehouden, en de vyf provintien, naamenlyk Holland, Zeeland, Gelderland, Utrecht, en Overyssel, die het stadhouderschap tegenstonden, beweerden, dat men het zelve by den vreede van Munster reeds voor altoos had behooren vernietigt te houden, en, dat die regeerwyze, nu met den dood van Willem den III. een einde neemende, de Republiek tot haare oorsprongelyke vryheid, zoo als zy het noemden wederkeerde. - Oorsprongelyke vryheid is een schoon woord, het verwekt een streelend denkbeeld voor een afstammeling der oude Batavieren, en 'er is nooit een volk geweest, dat den naam van vry met meerder recht droeg dan deezen; maar wy hebben gezien, en herhaalen het hier, dat zy, by hunne verhuizing uit hunne overweldigde landstreeken, een anderen oord ter inwooning gaande zoeken, eeven gelyk de overige Germanische volken, zich stelden onder een staat- en krygskundig opperhooft of bevelhebber, dien zy zich verkooren, om hen, naar de wetten en voorrechten, die zy by de grondvesting van hun volkstaat geregelt hadden, te regeeren en welken zy als de beschermer der vryheid, die hun zoo dierbaar was, altoos in hooge eerbied hielden, en die, met het volle genoegen des volks, opgevolgt werden door derzelver afstammelingen, of door de zulke, welken hun het naaste waaren, mits wys, deugtsaam en heldhaftig zynde, en dus in staat om het algemeen vertrouwen te verdienen. - Maar het is zeer denkelyk, dat deeze onze voorvaders, die zich onder zulk een opperhooft of heirtochtleider met reden weezenlyk vry noemden, zich niet vry zoude hebben gedacht te zyn, indien zy zich gestelt hadden gezien onder het gezach van een groot aantal beheerschers en halve beheerschers, die, 't zy door meerderheid van vermogen; 't zy door kuiperyen, 't zy door voorkeur; of door begunstiging zich in het gezach weeten te dringen; - Men schynt te moeten besluiten, dat de stadhouderlyke regeering veel naderby komt aan de oorsprongelyke vryheid, dan het staatsbestuur, zonder Stadhouder aan het hooft. - Waar by noch opmerkelyk is, dat de zin van het meerendeel der natie, die eigenlyk de vryheid uitmaakt, ten allen tyden het Stadhouderschap is toegedaan geweest. Maar het willekeurig bestuur blonk veelen te schoon in de oogen - de geleden onheilen door Willem de III. herstelt waaren vergeeten; het land was in een luisterryken stand gebragt, en 'er was niet, meer nodig, dan eene stadhouderlooze regeering van vier en veertig jaaren, om de provintien weder in verval te werpen, tot welks afwending de hemel een vierden Willem zoude in het leeven roepen, die de grootmoedigheid zoude | |
[pagina 55]
| |
hebben, om de Nederlanden op nieuw uit den nood te redden. De vyf gezegde Provintien namen dan weder dezelfde ongelukkige regeeringsvorm aan, die haar eertyds door den dwingeland Cromwel was voorgeschreeven, en bleeven zonder Stadhouder, terwyl deeze verandering in het staatsgestel, byzonderlyk in Zeeland, eene groote opschudding onder de gemeente verwekte. - Veelen der geenen, die aan eenige oproerigheid schuldig waaren, werden in het openbaar gestraft of uit den lande gebannen. De regeeringen der steden, die het oude staats-gestel bleeven aankleeven werden verandert. - 'Er heerschte een algemeen gemor en ongenoegen - de Raadzaal was zonder Stadhouder - en het oorlogs veld zonder Veldheer. De wonderbaare krygsmoed, welke 'er in den jeugdigen Prins van Orange, Jan Willem Friso uitblonk, en waar van hy, naauwelyks zeeventien jaaren bereikende, in den jaare 1703., zich by de overwinning van Hoey en Luxenburg, in het leger der geallieerden bevindende, de uitsteekendste blyken gaf, deeden in 1704. de algemeene Staaten besluiten, om dien doorluchtingen naneef van 's Lands beschermers aan te stellen tot Generaal der krygsmagt: met deezen tytel, die hoe weinig eevenredig aan de verpligting, die men aan zyn stamhuis had, veelen noch in den krop stak, trok hy, aan de zyde der Bondgenooten te veld, alwaar hy in het veroveren van Hogsted, Schellenberg, en meer andere plaatsen, een gewigtig deel had in de wonderdaaden, welken de Gaulen met het bloed van meer dan 40,000 knegten moesten betaalen; terwyl het overschot des legers of krygsgevangen werdt gemaakt, of in den Donauw moest verdrinken. - Niet minder lof behaalde deez heldhaftige aan de zyde van den grooten Eugenius in de volgende veldtochten, vooral by de overwinning van Ryssel, en in den hevigen stryd van Malplaquet. In den jaare 1709. verbond zich zyne Hoogheid in het huwelyk met de doorluchtige Prinsesse, Maria Louïza van Hesse-Kassel. - gezegende verbintenis voor de Republiek! waar uit de vrede-vorst gebooren moest worden, die éénmaal haar beschermer moest zyn. - Maar de jeugdige Held, die, terwyl hy geduuriglyk nieuwe lauren aan zyne reeds behaalde glorie hechtte, aan de zyde der Bondgenooten noch veele plaatsen hielp bemagtigen, genoot niet lang het genoegen zyner heilryke echtvereeniging, en moest, helaas! twee jaaren laater uit het slagveld keerende, daar het oorlogsvuur hem gespaart had, zyn dierbaar leeven, in het water verliezen - hy had, naauwelyks vier en twintig jaaren oud zynde, het ongeluk om by het overvaaren van het Stryensasch, met een zyner edelingen om te komen, nalaatende een teder prinsesje, wier | |
[pagina 56]
| |
gelukkige onnozelheid geen gevoel had van haar verlies, en eene zwangere Gemalin, die hem met de allerbitterste traanen betreurde, en omtrent drie maanden daar na het licht gaf aan een Prins, die, eeven als de groote Willem de III., als een Phenix uit de assche zyn's Vaders verryzende, ook eeven als deezen, door den hemel bestemt scheen, om in het vervolg de vryheid en den godsdienst voor de uitheemsche kluisters en verdrukking te beveiligen, en het verkeerde weder te recht te brengen. Hier verrees dan die vriendelyke morgenzon, die in het vervolg, door den invloed haarer koesterende straalen, den nacht van ramp uit ons gezicht moest verdryven - en met deeze verrees de zon des vreedes. De onderhandelingen, tot het byleggen van den krygstwist, werden met het begin des volgende jaars tusschen Vrankryk en de strydende Bondgenooten te Utrecht begonnen, en, eenige maanden daar na, tot stand gebragt - juist in een tydstip dat Lodewyk de XIV. zich door den hertog van Marlbourg van de eene zyde, en door de Prins Eugenius van de andere, met een inval in zyn ryk zach bedreigen. - Maar deeze heerschzuchtige vorst overleefde den vreede naauwelyks drie jaaren, laatende tot zyn opvolger Lodewyk den XV. zyn kleinzoon - na dat hy by het einde zyn's leevens eene laatste poging gedaan had, om met den dood der Koningin Anna, waar door de kroon op George den I. kwam, den pretendent, onder den naam van Jacobus den derden, op den troon te stellen, doch aan wien, door den Hertog van Orleans (die geduurende de minderjaarigheid des jongen Konings het Ryk regeerde) het verblyf in Vrankryk en allen bystand ontzegt werdt, verklaarende teffens aan den Staaten het tractaat van Utrecht gestand te zullen doen, en sluitende daar en booven in het vervolg met dezelve, en met Engeland in 1717. eene drievoudige verbintenis (Triple alliantie,) waar by onder anderen de eerstgemelden by Vrankryk den tytel van Hoog Mogende Heeren, verkreegen, dien zy by Lodewyk den XIV. niet hadden mogen verwerven. - Ook bevorderden de veranderingen welken het afsterven van deezen vorst in het bestuur van Vrankryk te weeg had gebragt, in 1715. het zoo wenschelyk Bariere tractaat, by 't welk meergemelde Staaten de oppermagt over een groot deel van het overkwartier van Gelderland verkreegen, en een gedeelte van Vlaanderen, waar door Zeeland van de oost- en west zyde gedekt werdt, en het recht van bezetting van Namen, Doornik, Rheenen, Yperen, enz. - het welk de Republiek, voor de onderneeming van Vrankryk beveiligde. - Maar hoe voordeelig deeze vreede ook zyn mogte; zy was verzelt of achtervolgt van tegenheden - Allerverschrikkelykste overstroomingen deeden den lande veel ly- | |
[pagina 57]
| |
den: de sterfte onder het rundvee, die zoo veele jaaren ging duuren, maakte de vruchtbaare velden geheel ledig, en deed nodeloos het gras uit de aarde spruiten, sleepende de nuttige ossen, wier, vleesch den ingezeten tot voedzel strekte of de gladde mellek-koeyen, die een groot deel van Neerlands schatten uitmaaken de een na de anderen weg - een luttel melk boter of kaas voor groot geld te mogen koopen, was eene byzondere begunstiging, de duurte der leevensmiddelen die uit het ontzenuwen der neeringen en hantteeringen vloeide, nam van jaar tot jaar toe. - En, 't geen niet minder mede werkte om ons gewest, dat, onder het Stadhouderlyk bestuur van den grooten Willem den III. tot zulk een hoogen trap van glorie was opgesteegen, weder langsaamer hand aan 't zinken te brengen, was de verdeeltheid die 'er onder de opperhoofden heerschte. - De geldkisten waaren uitgeput; de koophandel kwynde; de ingezetenen klaagden, en treurden over het verval, terwyl de regeerders beraadslaagden en twistten onder elkander over de middelen van herstelling, zonder te besluiten. Een eigelyk scheen slechst zyn eigen belangen in het oog te houden. - Zeker is het ondertusschen dat 'er een middel moeste gevonden worden, om 's Lands kasse te verbeteren; de algemeene belastingen te verzwaaren was niet oorbaar; de gemeente morde reeds meer dan te veel over het betaalen der schattingen, sommige provintien drongen op de afdanking van een deel van het krygsvolk (eene spaarzaamheid, waar door de Republiek, meer dan eens is in het naauw gebragt geworden) anderen misschien meer voorzichtig begeerden de troepen voltallig te houden - deezen wilden de bezoldingen verminderen - geenen vonden zulks onrechtmaatig - vergadering te beleggen; missives te schryven; voordragten te doen; Gedeputeerden aftezenden; die schoon zy volmagt hadden te beslisschen, zonder iet te verrichten weder te rug keerden, waaren de meeste betrachtingen. - Eindelyk besloot men eene belasting te leggen van een hondertsten penning op de obligatien, staande ten lasten der Generaliteit, - doch deeze vond werdt by den uitheemschen, die 'er deel in hadden en voor al in Pruisschen zeer euvel opgenoomen. - Een beter voorstel dat gedaan werdt; was, de inkomsten der posteryen aan het Land te brengen (zoo als zulks ook naderhand door Prins Willem den IV. als Stadhouder bewerkt werdt) maar dit strookte niet met het byzonder belang van sommige magistraaten, dis als commisen der gezegde posteryen zich van de hoogwigtige inkomsten, die dezelve in hunne kas bragten, zouden hebben verstooken gezien; zoo dat geene der steden, dan alleenlyk Rotterdam ten dien einde in dit voorstel stemden. In 't kort het vrye Nederland, dat zyne schynbaar vryheid | |
[pagina 58]
| |
duur betaalde, scheen door de oneenigheid in den Raad een Babilon van verwarring en de gezegende Unie, door 's Lands vader en verlosser gegrondvest en zoo duur door hem aan bevoolen was dikwerf op het punt van verbrooken te worden, en dus ook de Republiek naby haare vernietiging, - ja, hier was het, vaderlanders! dat men de stadhouderlyke en stadhouderlooze regeering tegen elkander in de weegschaal kost leggen - en hier was ook, dat sommige wel-meenenden menigmaalen dieswegen hunne bedenkingen voordroegen - maar 't scheen noch de tyd niet een wys en staatkundig Hooft nevens zich te gedoogen. - Vrankryk moest zich eerst waapenen, om door een onverhoedschen inval in Vlaanderen het Land te verschrikken, en den jaare van 1672. met al deszelfs wreede toneelen weder in geheugen te brengen - al de eertytels welke tot hier toe de doorluchtige nazaat van 's Lands grondvester in zyn vaderland bekleedde, stonden, buiten het Erfstadhouderschap van Vriesland, waar in deeze vorst zynen Heer vader was opgevolgt, alleenlyk in het Stadhouderschap van Groningen, 't welk hem in 1718, en in dat van Gelderland en Drenthe, dat hem in 1722. werdt opgedragen. En men oordeele hoe weinig hier de oude voorrechten van het Huis van Orange gehandhaaft werden, dewyl men noch in den jaare 1732. in Zeeland eene alleronbillykste inbreuk deed op de wettige erfrechten van dien vorst, door hem te ontzetten van het Marquizaatschap van Vlissingen en ter Veere. - Maar 't was by de aannadering van den volgende oorlog, waar toe de dood van Keizer Karel den VI. in 1740. aanleiding gaf, op wiens Ryk meer dan één vorst eene aanspraak maakte, en waar in de Republiek door derzelver verbintenis met de Koningin van Hongaryen tegen Vrankryk zich insgelyks zach ingewikkelt. - 't Was by het begin van deezen oorlog, zegge ik, dat men niet minder zach hoe zeer de heerschzuchtigsten onder 's Lands Souvereinen verwyderd waaren van het denkbeeld van de betrekkingen, die zy hadden tot de afstammelingen van een Huis waar aan zy hunne Souvereiniteit hadden te danken; dewyl zy by het vermeerderen hunner landmagt, (waar toe zy op het voorbeeld van andere nabuurige mogenheden beslooten) konden goedvinden om zyne doorluchtige Hoogheid Willem den IV.; de naneef hunner eminente Hoofden; de Stadhouder Capitein Admiraal Generaal van drie provintien der Unie, in den Haare te verheffen of liever te vernederen tot Luitenant GeneraalGa naar voetnoot(*); zie daar een schoonen stap van erkentenis, als men zich op het punt ziet van door een verkeert | |
[pagina 59]
| |
bestuur alles te verliezen. De liefde en trouw voor de Republiek was eene onafscheidenlyke eigenschap van den aard der Prinsen van Orange. Zyne Hoogheid zoude dus naar men dacht niet weigeren, om eeven als zyne voorouders, zyn leeven voor een ondankbaar vaderland in de waagschaal te stellen - dan men bedroog zich in de verwachting: - De Prins steldde met zyne gewoone zachtaardigheid voor: dat hy, volgens de waardigheid, die hy reeds in een deel der Republiek bekleedde, den tytel, dien men hem aanbood niet konde aanvaarden, zonder zynen roem te bevlekken; betuigende zyne Hoogheid daar en boven noch zyn leedweezen, dat men hem, door de aanbieding van een stand zoo vernederend, het genoegen benoomen had, om ten nutte deezer landen mede te werken. - Deeze weigering, welke hy aan zich zelve verschuldigt was, die hem, als het waare kenmerk van eene verheeven ziel, door alle weldenkenden deed eerbiedigen en beminnen, verbitterde teffens meer en meer de harten der gemeente tegen ondankbaaren, die, schoon zy het Land byna tot het uiterste zagen gebragt, liever alles aan hunne regeerzucht wilden opofferen, dan tot de oude en eerste staatsgesteltenis te rug keeren. - De Prins begaf zich vervolgens voor eenigen tyd naar zyne duitsche Erflanden, alwaar hy, als Souverein vorst, door zyne onderhoorigen, geêerbiedigt en bemint, zich aan de stormen der tweespalt, die 'er onder de hoofden der Republiek heerschten, wist te onttrekken. Ondertusschen was de oorlog waar in de Staaten een gewigtig deel kreegen, in Duitsland reeds ten felsten aan 't branden, en men kon ligtelyk voorzien, dat Lodewyk welhaast de grenzen der Republiek zoude bestooken; 't was ook niet lang daar na naamlyk in 1744. dat die vorst, volgens de gewoonte der Gaulen, onverhoeds den staat op den hals viel, en in weinig dagen verscheiden grenssteden wegnam, waar onder Naamen, Meenen, Yperen en het fort de Knokke. - De schrik en verbaastheid verspreidde zich van alle zyde; de zeldsaame voorspoed der fransche waapenen verwekte geduuriglyk nieuwe opschuddingen, waar toe de verschyning van eene ongemeene groote staartstar, schoon niet anders dan het uitwerksel eener geregelde orde in de natuur, door de bygeloovigheid, als een voorbeduidsel van rampen en tegenheden aangemerkt wordende, niet weinig mede werkte. De bystand, door de vereenigde Staaten aan Engeland beweezen, werdt door Vrankryk euvel opgenoomen: Koning Lodewyk zond dus reeds vroeg in het volgende jaar een leger, onder het bevel van den maarschalk van Saxen, te veld. Doornik werdt belegert en verovert, hoe zeer ook de geallieerden, door een kloeken aanval op den vyand by Fontenoy, doch die zoo elendig voor dezelve uitviel, die verovering trachtten te beletten. De maarschalk | |
[pagina 60]
| |
van Lauwendal van zyne zyde sloeg het beleg voor de stad Gend, die onverweert, onversterkt, zich voor weinig kanon-schooten onderwierp. - Eene gelukkige zegepraal, om te beginnen voor de franschen, die daar door alle communicatie tusschen de geallieerden en Vlaanderen afsneeden, en waar door eene menigte plaatsen, die in geen beter staat van tegenweer waaren, zich meest allen, in het vriendelyke, aan den vyand overgaaven. - De wonderbaare kracht der fransche waapenen ontroerden de Nederlanden, en deeden de Staaten welhaast toevlugt neemen tot een vreede-handel met Vrankryk; maar dit werkte niets uit dan eenig uitstel, na 't welk het Gauler-heïr in 1747. Ylings en onverwacht in staats Vlaanderen in het land van Cadzand viel - Sas van Gend; Yzendyke en eenige sterktens, te belegeren, op te eischen - en weg te neemen was het werk van weinig dagen - de reeds vergeeten historie boekjes, der fransche wreedheden van den jaare 1672. werden weder opgezocht, en deeden den verschrikten ingezetenen sidderen voor een zelve lot. - Het donderen der kartouwen op de muuren der grenssteden, dat het binnenst van Holland deed dreunen, en 's Lands aannaderende val scheen aan te kondigen deed de volkstem, de stem der vryheid, opklimmen, om een redder een beschermer een Hooft te eischen. - Groot was de staatsman, die deeze stem, (zoo lang verdrukt en tot zwygen gedwongen) in het eind moed gaf om zich te doen hooren!Ga naar voetnoot(*) - Men verwarre hier ondertusschen het geen wy de volksstem noemen, niet met de doldriftig geschreeuw van een uitzinnig gemeen, dat, alles verlooren ziende, verbittert tegen de bewerkers van het verderf, geen ander middel vindende om zich tegen het onheil, waar in men het gestort heeft, te verdedigen, dan het geweld, tot een spoorloozen opstand overslaat - neen wy meenen hier de vaderlandsche stem der rede, opryzende uit den kring der getrouwe burgerschaare en vreedzaame ingezetenen, die, by de ontdekking van landverdervende Cabaalen en verkeertheden, eene aanspraak maakende op de voorrechten, die hun heilig erfdeel zyn, hun geboorteland voor den val willen bevryden. - De kreet der achterhoeken verheft zich doorgaans niet dan tegen de dwingelandy, waar door men de waare volkstem tracht te doen zwygen; de muitery is dus alleen het uitwerksel van den tegenstand die deeze ontmoet. En dit was juist hier de zaak: de braave burger stad, by stad, sterkte by | |
[pagina 61]
| |
sterkte, op den eersten aanval aan den vyand ziende opleeveren, eischte een verdediger in Hem, aan wiens voorzaaten hy zyne vryheid en geluk staat verschuldigt was, en wilde de oude staastgesteltenis, waar mede de Republiek een aanvang genoomen had weder ingevoert zien. - 't Was het bedreigde Zeeland, dat de eerste slagen van den kryg op zyne muuren moest wachten, 't welk aan de overige Provintien het voorbeeld gaf; een voorbeeld, dat welhaast door deezen, schoon door sommigen, die liever het Land in de waagschaal hadden gesteld, tegen wil en dank, en na al voorens het gemeen tot strafbaare buitenspoorigheden te hebben laaten overslaan, gevolgt werdt. En de vierde Willem uit het doorluchtig Huis van 's Lands verlossers werdt dan eindelyk door de algemeene Staaten in den jaare 1747. in alle de hooge waardigheden zyner voorvaderen herstelt en benoemt tot Stadhouder Capitein admiraal Generaal hunner Provintien. Thans zwol de blydschap in de harten der getrouwe Belgen; geheel Nederland verheugde zich in eene zoo gelukkige omwenteling - een iegelyk bepronkte zich met de schoone koleur van Oranje om de inerlyke vergenoeging door dit uiterlyk kenmerk aan den dag te leggen. - En mogte de ingezetenen niet juichen in het gelukken hunner wenschen? 's Lands Overheden zelve maakten door openbaare eeretekenen een soort van vierfeest van 's Prinssen verheffing. - Maar hoe ontfing Orange zelve de herstelling der oude voorrechten aan zyn vorstelyk Huis verknocht? Hy aanvaarde zyne waardigheden met die grootmoedigheid en bezadigtheid, die hem in allen gevalle eigen waaren: Hy voegde by zyn antwoord aan den edelen Graave van Bentinck, Heere van Rhoon en Pendrecht die hem de gelukkige omwenteling had aangekondigt, deeze aanmerkelyke woorden: ‘Dat hy hoopte, dewyl hy zyne verkiezing aanmerkte als eene byzondere bestuuring van den hemel, dat dezelve door geene de minste bloedvergieting mogte bevlekt worden; en dat hy zich niet over dezelve konde verblyden, voor dat hy verzekert zoude zyn, dan zy de eere van God en het geluk van zyn geliefde Vaderland tot grondslag had’, woorden eener zoo verheeven ziel waardig! Hier zaagt gy dan, gelukkig Nederland! ten tweede maal de dwaaling overwonnen, en uwe oude regeeringsvorm herstelt, die kort daar na, door het erffelyk verklaaren van het Stadhouderschap voor de mannelyke en vrouwelyke afstammelingen van den vorst, zoo duur bezwooren en bezegelt werdt, dat het zelve, (indien men op aarde recht hebbe om aan eeden te gelooven) nimmer weder konde vernietigt worden. - Zyne Hoogheid, voldoende aan het verlangen der getrouwe ingezetenen, begaf | |
[pagina 62]
| |
zich terstond naar Holland, vergezelt van zyne Koninglyke GemaalinGa naar voetnoot(*) in welke deugtsaame en wyze prinsesse hy aan zyn vaderland eene tedere Moeder; een mededogende weldoenster, en grootmoedige voorstandster bragt. - En van de beminnelyke Prinsesse Caroline, toen vyf jaaren bereikende, die welhaast als het voorbeeld der Nederlandsche jeucht door een iegelyk geëerbiedigt en bemint werdt. Wy zullen ons hier niet bezich houden met de aangenaame herinnering der luisteryke eerbewyzingen, waar mede deeze hooge personaadjes in den Hage en elders werden ontfangen. - Veelen onder u, myne tydgenooten! hebben ooggetuigen van die gelukkige dagen geweest. - Eenige veranderingen welken de Prins genoodzaakt was in de regeeringen der steden te maaken en de gezegende invloed van hoogstdeszelfs wyze beschikking hersteldde eerlang de rust onder de misnoegden en deeden dezelve wederkeeren tot het ontzach 't welk den goeden ingezetenen voor hunne wettige bestuurers is opgelegt. Groot was ondertussen de verslagenheid aan het Hof van Vrankryk over 's Prinsen verheffing. - Het zelve had weinig reden om gaarne een Stadhouder aan het hooft den Republiek te zien. - De kryg werdt niet te min door dit Ryk hevig voortgezet, 'er moest noch eene menigte plaatsen buigen voor de overmagt, en de vyand zach zich in weinig tyds meester van geheel Staats-Vlaanderen. - HulstGa naar voetnoot(†) werdt overwonnen, zonder bestreden te worden. - 't Gevecht by Lawfeld koste meerder bloeds en meerder kruid en lood - eeven als het sterke Bergen op den Zoom, 't welk de belegering ruim drie maanden weerstond; dan eindelyk moest deeze vesting, die tot hier toe onverwinbaar was geweest, zich insgelyks overgeeven, zy werdt verdedigt door een afgeleefden Generaal; en de bezetting was by ongeluk, in den nacht dat zy bestormt werdt, in slaap gevallen - 't verlies deezer plaats verwekte wel haast nieuwe opschuddingen in de Provintien. - Men vreesde voor geheel Zeeland. - Maar thans scheen een beter en werkend krygsbestuur het tot hier toe en niet verder! uit te spreeken: De Heer Stadhouder deed met alle magt Tertoolen en andere meest blootgestelde plaatsen in staat van tegenweer stellen, en veriedelde door die wyze voorzorge 's vyands oogmerk; ook beslooten de Staaten op raad zyner Hoogheid, inderyl 's Lands te zwakke leger- | |
[pagina 63]
| |
magt te versterken door het aanwerven van eene bende van tien duizend man uit de ingezeetenen, onder den naam van Waardgelders. - Wordende deeze gewaapende manschap, schoon niet ten eenemaal voltallig raakende, vervolgens naar de grenzen gezonden, om in geval van nood te kunnen byspringen. De waggelende Republiek door eene geregelde orde weder ademhaalende, was thans meest bedacht, om zich door nieuwe verbintenissen en toerustingen te bereiden tot eene kloeke verdediging, dus werden de onderhandelingen, over een nadeeligen vreede te Breda begonnen, eerlang afgebroken. - Dan het Fransche Hof bleef niet in gebreeken om den Staat door looze bedreigingen te verschrikken, het welk echter weinig ingang vond, en men deed hier te lande, door het verbieden van een algemeenen in- en uitvoer, als anderzins wel zien, dat men niet zeer geneigt was om zich te vernederen; waar in de gewigtige onderstand van Rusland niet weinig mede werkte; zoo dat men in den volgenden jaare 1748. de fiere Gaulen den Nederlanderen een vreede zach aanbieden, op aanneemelyker voorwaarden gegrond, wordende de stad Aaken verkoozen om de onderhandelingen te hervatten, alwaar ook noch voor het einde des jaars de geschillen tusschen de strydende mogenheden vereffent werden; na dat Koning Lodewyk, noch het zeldsaam genoegen had willen hebben, om geduurende den handel Maastricht te doen weg neemen - dog het welk met al de andere plaatsen, door hem verovert, by het sluiten van den vreede ontuimt werdt. Dus zach men dan met het Stadhouderschap de rust van buiten weder herstelt, die welhaast door de wyze verordeningen van den Heere Stadhouder, als het afschaffen der verpagtingen van de gemeene middelen, en de overdragt van de inkomsten der Posteryen in 's lands kasseGa naar voetnoot(*) gevolgt werdt door de eendracht van binnen. En hier Landsgenooten! komen wy tot dat gezegend tydstip, dat de wensch der Natie vervuldde - hier werdt het hersteldde Nederland begunstigt met dat dierbaar geschenk, 't welk op bevel der algemeene Staaten, door openbaare gebeden, en door ieder Ingezeten in het byzonder zoo vuuriglyk van den Hemel werdt afgesmeekt. Ja! Hier ryst de zon des Lands in d'uchtend van den vreê,
En brengt de hoop des volks en Bato's welvaart meê, -
Een schriklyke onweerswolk zal eens haar' glans bedekken,
En d'invloed van haar licht aan 't Staatsbestuur onttrekken,
| |
[pagina 64]
| |
Maar de rechtvaerdigheid, die 't wanbedryf verbreekt,
Zal uit den zelfden storm, tot 'sLands bederf gekweekt,
Op 't hooft der schuldigen den donder af doen daalen,
En - 't heilryk zegenlicht de kruin weer op doen haalen.
Hier werdt Willem de zachtmoedige geboorenGa naar voetnoot(*) een telg, die men moet gelooven, dat door onze Overheden reeds met verlangen werdt te gemoed gezien, toen zy het Stadhouderschap erffelyk verklaarden, en in wien dus, om zoo te spreeken, dat erfrecht werdt bezegelt, voor dat hy gebooren was. - Met welk eene blydschap, Nederlanders! werdt hy door u in de waereld verwellekoomt! - Hoe klom uwe juichstem ten hemel op, by zyne geboorte! gy bragt hem uwe hulde toe als den engel des geluks, waar door de aloude Staatsgesteltenis (korts geleden herstelt) voor altoos bevestigt werdt; en dees - ja - dees beminnelyke vorst, wiens aard en hoedaanigheden zoo volmaaktelyk beantwoordden aan uw verwachtinge - dees weldoende menschenvriend . . . . Maar laat ons hier het aakelig schriktoneel, waar van dit gedenkschrift, zoo wel als alle andere tyd-verhaalen, het bloedig merk zal moeten draagen, noch voor eene kleine wyl aan ons gezicht ontrukken - de herdenking van noch ander tegenheden, die het genoegen, 't welk de vreede (ons door Willem den IV. gebragt) aan de Nederlanden scheen te voorspellen, vergiftigden, moet hier eerst noch het vaderlandsche hart bedroeven. De Republiek zach naauwelyks, door het deugtsaam staatsbeleid van dien grootmoedigen vorst, de rust het geluk en de goede orde herstelt, of het behaagde de Almagt, dat oogenlyn van alle braave Belgen uit hun midden naar de eeuwigheid te roepen - ja - het pas herstelde Nederland verloor zyn wyzen beschermer - de weldoenster des volks werdt berooft van een tedren gemaal, en twee doorluchtige telgen van den besten en bezorgsten der vaderen. - Dus werdt al 't land in rouw gestort - en geen rouw was ooit billyker dan deeze. Het Stadhouderschap was erffelyk gemaakt - het was erffelyk in beide de geslachten - het was bezwooren - om nooit weder verbrooken te worden - men dacht het ten minsten - om dat men niet kost verwachten, dat beheerschers van het beste Christendom ooit eeden konden ontheiligen - de naamtekening is eene verbintenis tusschen mensch en mensch - de eed is eene verbintenis tusschen den mensch en God. - Het Stadhouderschap was erffelyk - Willem de V. de | |
[pagina 65]
| |
hoop des volks; de inboorling deezer landen, onder het oog zyner Landsgenooten opgevoed, volgde dus zynen doorluchtigen vader op, in alle deszelfs hooge waardigheden, onder het deugtsaam bestuur zyner Koninglyke vrouw moeder, als voogdesse, en gouvernante, geduurende zyne minderjaarigheid, welker grootmoedige en lastige zorgen, meer dan te dikmaals, met de allersnoodste ondankbaarheid werden beloont, en wier nuttige en heilryke beschikkingen men geduuriglyk trachtte te dwarsboomen. Maar waaren de hooge waardigheden van den Prins erffelyk in zynen zoon; de jonge Stadhouder was niet min erfgenaam van zyn's vaders uitmuntende eigenschappen, die, gelyk aan het helder flikkerend zonnelicht, (dat zyne vriendelyke straalen alomme verspreid, en zich door eens ieders oog doet bewonderen,) aan geene myner Landsgenooten onbekent zyn; eigenschappen, die wy door de aller uitsteekendste lofspraak veeleer zouden benevelen dan verheerlykenGa naar voetnoot(*) Groot, eerlyk, verheven mensch - weldaadig en rechtvaerdig opperhooft en beschermer - deugtsaam en liefderyk ingezeeten- vredelievend krygsheld - doorzichtig en wys staatsman - godvruchtig, verdraagsaam Christen - medogend menschvriend - getrouw gemaal - teder vader. - Zie daar eenige der tytels, welken geheel Europa in hem eerbiedigde - Zelve een verheven geest en zeldsaame kundigheden bezittende, was geen vorst ooit grooter beminnaar en voorstander van kunsten en weetenschappen, die, door de edelmoedige begunstigingen van deezen doorluchtigen Mecenas aangemoedigt, langs zoo meer tot den trap der volmaaktheid opklommen - De historie - de natuur en wiskunde waaren van zyne eerste jeucht, onder zyne geliefde oeffeningen. - Hy bezat eene aller zachtaardigste minzaamheid jegens zyne vrienden, en eene gunstige toegevenheid voor zyne vyanden. - De menigvuldige verbeteringen, die hy in het algemeen bestuur heeft te weeg gebragt strekten ten stilzwygende bewyzen van zyne doorwrochte staatkunde; waar onder vooral zyne heilzaame voorstellingen omtrent de handhaaving en herstelling van den koophandel en der trafieken zyne nagedachtenis vereeren; Ga naar voetnoot(†)ongelukkig is hy den Lande te vroeg ontrukt, om | |
[pagina 66]
| |
alle de wyze schikkingen dien aangaande ter uitvoer te brengen. - En was Willem de IV. groot in zyn leeven; niet min groot was hy in het sterven - ja - zyn laatste oogenblik was dat van een waar hemelvriend. - Dan alle zyne uitmuntende deugden bevrydden hem eeven min als zyne doorluchtige voorzaaten van zyne diensten dikwerf met ondankbaarheid te zien beantwoorden - Dit schynt eene noodlottigheid waar aan de beschermers der Republiek onderworpen zyn. - Maar die veel eer aan de verbastering van sommige gevoellooze harten, dan aan den volksaard te wyten is. De Koninglyke Gouvernante aan wie nu het bestuur der Stadhouderlyke regeering en de voogdyschap van den jongen erfprins in handen kwam, heeft laas niet min ondervonden wat kracht eene te groote willekeurigheid op een al te beperkt vermogen heeft, en hoe bezwaarlyk het valt veele hoofden tot een zelfde systema te brengen. De liefde, die zy voor het vaderland van haaren doorluchtigen Gemaal en lieve telgen gevoelde; de genegenheid voor een volk, dat als haar volk was geworden, deed haar op alle zulke middelen bedacht zyn, welken ten voordeele van het gemeenebest konden verstrekken; maar men deed haar dikwerf haare zorgen met traanen betaalen. - Hoe menigmaal werden haare wyze voorstellingen, tot verbetering van het vervallen krygsweezen, eene voorzorg zoo nuttig, vooral in een tyd, dat men reden had om voor eene vredebreuk beducht te zyn, door het willekeurig gezach van dwaalende Demagogen te keer gegaan. - Maar het schynt dat hier het noodlot in het geheim reeds bezig was met den draad te spinnen van de ongelukken en gruwelen die door een laater tyd ontwikkelt moest worden. De groote Anna, de moeder van neerlands volk overleefde niet meer dat acht jaaren den dood van haaren doorluchtigen Gemaal, en mogt ten ongelukke der Republiek, haaren zoon niet tot de meerderjaarigheid zien opklimmen - 't was op den 12 January des jaars 1759, dat wy haar verlooren - zy was gelukkig - gewisselyk - zy waande haare teerbemindde telgen onbevreest aan de liefde en aan de trouw van een dankbaar volk te mogen overlaaten - zy verbeeldde zich niet, dat een prins, van een iegelyk geliefkoost en bemint, ooit het slachtoffer konde worden van den haat eener natie die hem zoo ieverig van den hemel had afgesmeekt - zy was verzekert dat de lieve kinders, die zy naliet, onder haar bestuur, tot de alleruitmuntendste deugden opgeleid, het geluk van het vaderland zouden bewerken. - Wat zoude haare edele ziele niet geleden hebben, indien zy onze dagen van verschrikking beleeft had. - Indien zy | |
[pagina 67]
| |
haaren beminnelyken zoon, over wiens komst in de waereld alle harten gejuicht hadden, had zien beschuldigen, vervolgen, lasteren en verdrukken - gelukkig - dat dit koninglyk hooft, dat thans met de gryze hairlok zoude verçiert zyn, inden nacht des grafs de ondankbaarheid van een volk, dat zy lief had, heeft mogen ontduiken. - Zulk een zielsverdriet zoude de belooning geweest zyn voor haare altyd werkzaame zorgen en betrachtingen ten beste des Lands, die haar zelfs dikmaals de nodige uuren van den slaap ontroofden, en - die misschien den draad haars leevens te vroeger hebben afgesneden. - Veel verloor de Republiek aan haare weldaadige beschermster - doorzichtige staatkunde, rechtvaerdigheid in het beslissen - oplettenheid in de belangen van het gemeenebest, gepaart met een verheven geest en een gevoelig hart. - zie daar een trek der eigenschappen van de tweede Elisabeth, van de moeder des lands - de moeder van Willem de V., die, tot op het oogenblik, dat zy haar glorieryk leeven met het eeuwige verwisselde niet ophield om met eene tegenwoordigheid van geest, die een iegelyk verwonderde en aandeed, en zoo zelden het sterfuur vergezelt, te zorgen voor het welzyn van den Staat en van haare dierbaare telgen - ja 't was des daags voor haar overlyden, dat die groote vrouw noch beschikking maakte wegens het gewenschte huwelyk haarer doorluchtige Dochter met den Heer Prince van Nassauw Weilburg, het welk in het navolgende jaar voltrokken werdt. - Wat zegge ik! haare zorgen strekten zich noch verder uit dan haar leeven; - zy liet den minderjaarigen heer Erfstadhouder onder de voogdyschap van een vorst, door zyne voortreffelyke hoedanigheden in allen gevallen geschikt om een jong held ter roemruchtige leevensbaan in te voeren. - een vorst, bemint geëert, geacht, en met de allergrootste toejuiching door de Heeren Staaten zelve erkent, en bevestigt in een caracter, des te hagchelyker, door de verwarringen en oneenigheden, die 'er onder de hoofden der Provintien heerschten - door de Heeren Staaten zelve - ja - hier - zwymelt het menschelyk denkbeeld by de beschouwing der wisselvalligheid van dit ondermaansche, als men na verloop van ruim twintig jaaren een doorluchtig man, eerst met een zoo billyk vertrouwen vereert, door een onbillyken haat uit den Lande ziet verbannen, en het eerwaardig hooft in dienst der Republiek grys geworden, met schande ziet overladen. De liefde des volks scheen ondertusschen voor onzen jongen Erfstadhouder met het vermeerderen zyner dagen aan te groeijen. - Landsgenooten! met welk een blykbaar genoegen zaagt gy dien doorluchtigen, wanneer hy zyn vyftiende jaar be- | |
[pagina 68]
| |
reikte in de vergadering der algemeene Staaten, en in de ander hooge Collegien binnen leiden! hoe gevoelig waaren uwe harten aangedaan, wanneer men kort daar na vreesde dien lieven vrede-telg, eeven als Prins Willem den II. door de kinderziekte aan getast, te verliezen; met welk eene verrukking, daar en tegen waaren de oogen der godvruchtigen op hem gevestigt, toen hy, naauw zestien jaaren tellende, in het byzyn der gedeputeerden van 's Lands Staaten en andere hooge standspersoonen, eene belydenis van den gereformeerden godsdienst deed, derwyze beredeneert, en voorbeeldelyk dat zy hem de bewondering van een iegelyk deed verwerven, en hem, door de uitmuntendste blyken van eene oprechte deugt en hemelliefde als een waaren beschermer der Christen-Kerk deed eerbiedigen - toen juichte gy in het bezit van een schat waar op al uwe hoop en vertrouwen gevestigt was, en gy zaagt met het allersterkste verlangen den dag te gemoet, waar in Willem de V. het bestuur van staat zelve aanvaarden zoude. - Dat gezegend uur kwam eindelyk - en hier, Landsgenooten traden wy een tydperk in, 't welk geduurende veertien jaaren den allerschoonsten gelukstaat der Republiek heeft uitgemaakt - welk eene eensgezintheid - welk eene vergenoeging - toen zach men de waare belgen in u herleeven! - Nooit werdt een feest met meerder luister geviert, dan dat der inhuldiging van Willem den V.: hy aanvaarde zyn erfrecht, het recht zyner voorvaderen, met die edelaardige grootmoedigheid, en zedigheid, die hem alloos tot op dit uur zyn bygebleeven. - Het eerste voorbeeld van zedelyke deugt, waar mede de jonge vorst het staatsbestuur aanvaardde, was de dankbaarheid - 't behaagde hem om openlyk, in byzyn der algemeene Staaten zyne vriendelyke erkentens voor zynen doorluchtigen Mentor te doen blyken - waar op ook de Staaten, van hunne zyde, met de uiterlyke tekens van eene waare vergenoeging den Heere Hertog van Brunswyk hunnen dank, voor zyne vaderlyke zorgen voor den Heer Erfstadhouder, beweezen; met betuiging zelfs van het verlangen, het welk zy hadden van den vorst verders met zynen wyzen raad, in deszelfs hooge waardigheden by te staan - aan welk verzoek de Heer Hertog ook, tot genoegen der Republiek en tot genoegen van den Heer Erfstadhouder zelve, met de aller schoonste blyken van trouw en waare belangeloosheid, heeft beantwoord; weinig voorziende, dat zelfs deeze zyne bewilliging in dat aanzoek éénmaal den eersten grondslag zoude uitmaaken van de allersnoodste ondankbaarheid en verdrukking, die men hem mogelyk reeds van toen aan al had toegezegt, en waar in de vyanden des vaderlands, een voorwendsel wisten te zoeken om een schandtoneel van vervloeking te openen, | |
[pagina 69]
| |
aan welks uitvoering reeds heimelyk zoo veele jaaren gewerkt schynt te zyn; doch waar van het hachlyk saamenstel achter het gordyn der blygeestigheid, kalmte en rust, waar in de dagen van overvloed en geluk voortvloeiden, verborgen bleef. - De tyd scheen nu niet dan afwisselingen van vermaak en zegening te bewerken - alles scheen in veiligheid - de braave, de getrouwe, de deugtsaame vaderlanders ontdekten geene vyanden in hunne Landsgenooten - de band der eendracht scheen dagelyks door nieuwe hemelgunsten te vaster gestrengelt te worden. - Willem de zachtmoedige schonk aan zyn vaderland eene der beminnelykste Princessen van Europa; eene waare moeder des volks; eene weldoenster voor het algemeen. - De Hemel zegende zyn glorieryken echt - met drie dierbaare Telgen, die, als burgers der Republiek, als vrienden van hunne Landsgenooten, onder de wyze zorgen van de deugtsaame en grootmoedige Wilhelmina, en onder het zedelyk bestuur van den besten der vaderen opgevoed, reeds in hunne eerste jaaren alle de uitmuntende hoedanigheden van hun doorluchtig stamhuis in zich vereenigden - de vreede van buiten scheen de rust en den voorspoed van binnen te verzekeren: de schoone gesteltheid der Republiek in die wenschelyke dagen is aan niemant onbewust - 't was toen, dat wy waarlyk een vry onafhanglyk - en begenadigt volk mogten heeten. - Dan, laas! die zachte, die verrukkelyke dagen duurden kort - het vuur der tweedracht, dat lang onder de assche gesmeult had, begon uit te barsten - het verderffelyk Staats-Systemema door Cromwel ingevoert, het welk ten tyde van Willem den III. de Republiek op den rand des afgronds had gebragt, vond noch bedekte aanhangers - het Erfstadhouderschap was voor veele heerschzuchtigen een steen des aanstoots - maar het was te sterk bezwooren en bevestigt, om zonder eene wonderwerking vernietigt te worden; eene rechtstreeksche beschuldiging van ontrouw, of onwaardigheid, tegen den Stadhouder, scheen het eenig middel om een inbreuk op een zoo wettig erfrecht te doen - thans deed zich, dacht men, dat middel op - 'er was niets meer nodig, dan de rebelleerende onderdaanenGa naar voetnoot(*) van een magtig Ryk in den opstand tegen hunnen wettigen monarch te ondersteunen - met dezelve eene alliantie te sluiten - hen van krygsbehoeftens en anderen voorraad te voorzien om zich van hun moederland aftescheu- | |
[pagina 70]
| |
ren - 'er was niet meer nodig dan om, door zulk een slinkschen handel, eene vreede-breuk met een vermogende Bondgenoot te weege te brengen, en vervolgens alle de nadeelen, die 'er uit dien kryg zouden voortkomen op den hals van den Erfstadhouder te laaden, om dus een vorst, die niet ophield geduurig de gevaaren van zulk een oorlog aan den dag te leggen, by de geheele natie verdacht te maaken - 'er was niet meer nodig, dan de onophoudelyke vermaaningen van dien waaren beschermer des vaderlands, om de Republiek in staat van tegenweer te brengen, en het vervallen krygsweezen te herstellen, te dwarsboomen; ten einde dit verval aan hem te wyten, en hem van werkeloosheid en achteloosheid te beschuldigen. - De vond gelukte. - George de III. de bedrieglyke kunstnary van Neerlands verdervers moede wordende, verklaarde de Republiek den oorlog, en ontnam zelve, in weinige maanden, het grootste en beste deel haarer koopvaardyen, en de bastaart Belgen hadden dus het vergenoegen, om de vriendschap en toegeneigtheid van hunnen alouden Bondgenoot met die der Gaulen te verwisselen. - Zie daar de grondslag gelegt. - 't Viel nu het nieuw patriottismus niet moeyelyk de eenvoudige verstanden door bedrog te verschalken, en den Heer Stadhouder, tot hier toe geëerbiedigt en bemint, als een vyand van zyn vaderland, in haat te brengen; - Maar de elendige slaaven van heerschzucht en zelfbelang voorzagen niet in welk een afgrond van tegenspoeden zy zich gingen storten, zy bedachten niet, dat de onrechtvaerdigheid doorgaans haar eigen val bewerkt. - Nu scheen reeds de eer van den deugtsaamsten der vorsten verbeurt verklaart - 't ontbrak het verwarde Nederland aan geene geldzuchtige huurlingen van de drukpers, om, voor een hand vol schyven, den lasterloogen der verleideren rond te breiden. - Een gants slangenheïr van Couranten, Weekbladen, en Schotschriften, rees eensslags uit den afgrond op, om den vreedsaamen ingezeten te verbaazen. - Hier hefte een balling, die naauwelyks het schryven of leezen geleert had, het hooft om hoog om, als een getrouwe Copist van zyne betaalsheeren, Orange te hoonen en te lasteren. - Daar vatte een afgezette predikheer, door den glans van eenige dukaaten verbystert, de pen op, om een onschuldig vorst van Landverraad te betichten - daar weder rendde een post van den Nederrhyn, die lyder niet dan te veel harten, door zyne voorgeschreevene verdraaijingen, bedurven heeft, met valsche staatstydingen; geheime resolutien; voorloopige besluiten; brieven en gesprekken; muitzuchtige opstookingen, ter Raadzaal uit, om de hem toebetrouwde loogenspraaken aan een ligtgeloovige en verdwaalt gemeen over te brengen. - Het graveerstift bragt de | |
[pagina 71]
| |
allerplompste en verfoeyelykste monsters voort, om het Eminent Hooft der Republiek te verguizen; monsters, die tot in het laatste nageslacht 's Lands ondankbaarheid zullen vereeuwigen - en dit alles - onder een gunstig privilegie; terwyl het den onderdrukten verboden was zyne beledigde eer te verdedigen. - Wat was het gevolg dier losbandigheid? - 'Er was welhaast geene misdaad meer, die men den doorlugtigen vaderlandschen menschenvriend niet durft aanwryven - en - veele onkundigen begonnen geloof te slaan aan de beschuldigingen, om dat men ze ongestraft gedoogde. - Men noemde den vorst een dwingeland; Willem de V., de zachtaardigste der vorsten een dwingeland! - men betichtte hem van heerschzucht - maar 'er is geen voorbeeld, waar in ooit zyne heerschzucht heeft uitgeblonken. - Willem de V., zeide men, had de krygsmagt laaten vervallen; maar hy had dikwerf tegen dat verval de aller sterkste waarschouwingen ingebragt; men weerstond zynen raad - De verdervende kabaal had het schip van staat op een holle zee gevoert; men rukte den getrouwen Palinuur het slingerend roer uit de hand - en men weet aan hem de schipbreuk die het in den afgrond ging storten. - 't Is thans geen tyd te veinzen, de waarheid is uit haare ballingschap ontslagen. - 't Was de haat zyner vyanden, die het ongeluk moedwillig berokkende om 'er hem mede te beschuldigen - getuigen hier van, onder anderen het verbysterend geschreeuw wegens de zoogenaamde mislukte expeditie naar Brest, 't welk nu eens als een warlwind zich verheffende dan weder verflauwende een zoo geruimen tyd, door allerlei verdigtselen, eene eenvoudige en verdwaalde gemeente om den tuin leidde, met een voorgewend onderzoek, dat echter het geheel Legioen van logenschryvers, noch hunne Dictators, op wat boeg zy het ook wendden, in een schynbaaren goeden plooi konden brengen - dan, tyd gewonnen was veel gewonnen; de verdenkingen van eene ondoorzichtige, menichte werden 'er intusschen door verlevendigt en men verwachte dagelyks den schuld van den Stadhouder beweezen te zien. - De laster gelyk aan de sneeuwbal, die van een hooggebergte afdaalende, tot eene ontzachelyke groote aangroeit eer zy beneden is, vermeerderde van dag tot dag, en met denzelven de tweedracht en partyschap - de sluyer, waar onder zich tot hier toe de haat bedekte, viel eindelyk af - De Hertog van Bruynswyk; de getrouwe raadsman van een vorst, wiens aangebooren uitmuntende deugden hy had aangekweekt; 's Lands tweede krygshooft, te vooren niet alleen zoo ernstig van Staatsweege aangezocht; maar teffens, door den Ambassadeur van Burmania van het Keizerryk als afgebeden, om zyne hoognuttige diensten by den Lande | |
[pagina 72]
| |
te blyven achtervolgen, werdt op eene alleronrechtmaatigste wyze van het grondgebied der Republiek verbannen, en van zyne waardigheden ontzet, zonder het minst bewys van schuld of dwaaling in hem gevonden te hebben; alleenlyk om het aangaan eener voorzichtige en allezins deugdelyke acte van verbintenis, met den jongen Erfstadhouder, wien men hem, met de baarblykelykste tekenen van achting, had verzocht met zyne wyze raadgeevingen te blyven bystaan; eene acte door den Raadpensionaris van Holland zelve ontworpen, en welke de beide vorsten niet schroomden onder het oog van het algemeen te brengen; waar tegen ook hunne gestrengste haaters, niets wisten op te werpen dan valsche verdraayingen, die men door de spotschriften liet verbreiden om de eenvoudige gemeente te verblinden; dan de doorzichtigen ontdekten wel, dat men den geweezen Mentor van den Prins alleen van het Hof verwyderde, om dat zyne waakzaamheid voor de te saamverknochtte belangen van den zelven met die van het Vaderland, de uitvoering van het plan des verderfs in den weg was - zy ontdekten wel, dat die verwydering slechts een beginsel was, om eerlang den Heer Erfstadhouder, op wien het eigelyk gemunt was, den zelfden weg te doen gaan, maar hier toe was meerder tyd en meer beraads nodig - aan deezen moest men als by stukken en deelen zyne bezwooren erfrechten afneemen, om dus langsaam het Stadhouderschap te ondermynen en eindelyk ten eenemaal te vernietigen. - Men moest eerst het hart des volks, dat meerendeel hem bemindde, van hem aftrekken - men moest hem doen lasteren en verdenken, men moest hem in haat en in verachting brengen. - Hier toe moesten drie of vier Stedelyke Raadsheeren, voorstanders der nieuwe geweldige vryheid, Leveranciers der vaderlandsche previlegien, opstaan, om den vreedzaamen burger zich zelve en zyne pligten te doen vergeeten, de wetten te doen vertreeden, zich tegen zynen overheden te verzetten, en hem in de waapenen te brengen. - Men zoude zich in den krygshandel oeffenen; van plaats tot plaats trekken, om de getrouwe Regeerders, die den Huize van Orange en de bezwooren Constitutie waaren toegedaan, van het kussen te zetten en een wethouderschap naar den aard van het willekeurig zoo genaamt Patriottismus in te voeren. - 't Eenvoudig verstand schept behaagen in zich tot gewigtige onderneemingen bekwaam te zien achten - 't viel niet moeyelyk den werkman die in het zweet, dat op zynen arbeid valt, zyn brood eet, door geschenken en schoon blinkende beloften te verleiden. - Veelen zetten dus het werktuig, waar aan de zegen van hun huisgezin verknocht was, aan een zyde, om den snaphaan op den schouder te leggen; anderen verzuimden hunnen han- | |
[pagina 73]
| |
del, in hoop van zich welhaast met het eerampt van Burgerheer bekleed te zien. - Sommigen werden verblind door de verzekering, van door hunne oproerige waapening het behoud des Lands te zullen bewerken: waaren deezen strafwaardig? - Neen 't waaren hunne rampzalige Opperhoofden, die hun alleenlyk gebruikten als de werktuigen hunner berokkeningen. - De doorsleependsten maakten zich een Plan van eene nieuwe regeeringsvorm, waar door zy meenden over hunne Heeren en Meesters den baas te zullen kunnen speelen; eene volksregeering, die op eene volstrekte heerschloosheid moest uitloopen; niet begrypende, dat zulks welhaast de Republiek in den afgrond ging storten; en dat een Land, bestuurt door onkundigen, die het Staats-roer voor het werktuig verwisselen, eenmaal in vreemde kluisters moet vervallen. - Een iegelyk had de bekende spreuk van Apelles tot den schoenmaker vergeeten, - zonder in acht te neemen, dat elk byzonder weezen zyne bestemming heeft. De zeeheld, de krygsknecht, de landbouwer, de werkman, de geringste daglooner maakten niet minder een nutte schakel uit aan den keten der maatschappy als de grootste staatsman; - maar de orde der saamenleeving eischt, dat ieder in den kring beslooten blyve, waar toe hy geschikt is. Maar kost gy, elendige slaaven der misleiding! kost gy gelooven, dat de belofte, waar meede gy u streeldde, achtervolgd zoude worden? Ontdekte gy niet dat uwe beguichelaars u tot hun slachtoffer zouden maaken, zoo ras zy uw arm niet meer nodig hadden, en dat gy niet meer dan de verachtte uitvoerers moest weezen van heerschzuchtige Demagogen? Kost gy hoopen, dat een Ryk, daar meer dan ergens de hooge geboorte en opvoeding in aanmerking wordt genoomen, om tytels en waardigheden te verdienen, en daar het genoeg is van eene laag afkomst te zyn, om tot eene blinde gehoorzaamheid te zyn verweezen, u zoude ondersteunen in uwe aanspraak op het recht van regeeren? - Ja - men zag hier in uwe dwaaling, in uwe voorstelling van zekeren trasikant van Leiden tot ambassadeur te benoemen aan een Hof, daar niet dan hoog-adelyke persoonen de eer zouden verkrygen van in die hoedanigheid onder het gehoor van den monarch te verschynen. - Gewisselyk het Fransche Ryk zoude het eerste geweest zyn, dat uwe regeerzucht zoude hebben helpen beteugelen, om u tot uw handwerk weder te rug te brengen. Maar alle die verblindingen, alle de pennen der lasterschryveren waaren nodig, om een andersints naarstig en braaf volk hunnen pligt te doen verzaaken. - Waapen! waapen! was de kreet; - de een schreeuwde om Privilegien, die hy meende verlooren te hebben: - een ander, om de vryheid, die hy zeide hem ontnoomen te zyn; - deeze weder, schoon hy nimmer gelukkiger was geweest dan in dit tydperk, klaagde over vervolging en verdrukking, en dit alles dacht hy te moeten verhaalen op den weldaadigsten der vorsten, dien men beslooten had uit den weg te ruimen, eeven gelyk men den Hertog gedaan had. - Dus ging het het saamgespan naar wensch. - De afzonderlyke waapenoeffening, waarop de uitvoering van desselfs ontwerp gegrond was, nam, onder den naam van Vry-Corpsen en Exercitie-Genoodschappen, van Plaats tot Plaats toe, - | |
[pagina 74]
| |
en met dezelve het verval en verzuim van den koophandel, handteering en landbouw, die alleen de welvaart van ons gewest moeten bevorderen, - en dus zag men de waardgelders van den Jaare 1618 herbooren. Men had nu den eenvoudigen burger tot een dwaalgeest gemaakt; thans kwam het 'er op aan om hem een booswigt te doen worden: - het geschiede. - De eerste stap tot de ondeugt is genoeg om tot alle gruwelen op te leiden; - en 't was achter den schutsmuur van deeze voorvechters, die onder den verheeven tytel van beschermers der vryheid, de vryheid aan hunnen vreedsaamen medeburger betwistte, dat men een begin maakte met den Erfstadhouder zyn duurbezwooren voorrechten te ondermynen. - De aanstelling der stedelyke Regeering, zoo als dezelve, volgens het reglement van den Jaare 1674, aan de waardigheid zyner voorvaderen reeds was verknocht, was het eerste aandeel in het staatsbewind, waar van men waande hem te moeten ontzetten, zonder eenige de minste bewyzen, dat de vorst ooit van dit recht eenig misbruik gemaakt had. - Maar wat denkbeeld moet de vreemdeling zich vormen van een volk, dat aan een deugtzaamen beschermer, aan het eminent Hoofd des Vaderlands, wiens Verkiezing, vry van alle Familiebelang, de billykste moet zyn, ontzegt, om uit eene aan hem overgeleeverde benoeming van drie persoonen 'er één te verkiezen; (eene instelling zoo schoon als ooit plaats konde hebben) terwyl men aan gewaapende huurlingen toelaat, om braave en deugtzaame Regenten uit het bewind te bonsen, en andere, naar willekeur, op te dringen? - En welke elendige gevolgen hebben die veranderingen in de wethouderschap in veele steeden niet te weege gebragt! - Wat zoude 'er uit eene zoo onrechtmaatige overheersching hebben kunnen voortvloeijen, dan een burger-bloedbad, indien eenmaal de weldenkendsten en vreedelievenden der Natie, die toch altoos het meerder deel uitmaakten, het geduld hadden verlooren? Tot welke hemeltergende onrechtvaerdigheden had zich de voorheen braave Nederlander niet bekwaam gemaakt! - Het Bewind van den Capitein-Generaal stak de vyanden van Orange en van 't vaderland niet min in de oogen, dan de heilige voorrechten van het Stadhouderschap; en waar mede konde men hem betichten, om op dit bewind een inbreuk te kunnen doen? Men had reeds een vreemd krygs-oversten ingeroepen, een Hertog van Maillebois, in hoop, dat die officier eene heerschzuchtige Cabaal in de hand zoude werken, en dat men, door het gezag over het krygsweezen van 'sLands oppersten veldheer op hem te doen afdaalen, eene omwenteling in het zelve zoude te weeg brengen; doch het Caracter van dien Heer was niet geschikt, naar 't scheen, om daar aan te beantwoorden. - 'Er was dus geen ander middel om het Militair bestuur van den Prins aan te vallen, dan hem van verzuim en achteloosheid te doen verdenken, en redenen van ongenoegen tegen het Commandement van den Hage op te werpen. - Om dit te bewerken moest 'er op den 4den September 1785, juist gevallig iet gebeuren, dat eigenlyk in die dagen van oproerigheid niets zeldzaams in had; - maar 't welk, voorvallende in een tyd, dat men verleegen was om eenig schynbaar schuldbewys tegen Willem den V., van groot gewigt werdt. - Eenige Leden, | |
[pagina 75]
| |
namelyk van een vreemd Vry-Corps, die, om dat zy wisten, dat ze slechts eene Comedie gingen speelen, met den allergrootsten moed bezielt scheenen, van eenige Haagsche zwetsers vergezeld, waar mede zy reeds des morgens, by het aftrekken der Wacht-Parade, gezien waaren geweest, werden, quasi, geweldig door Orange-gezinden aangerand en beleedigt. - 't Viel de zoogenaamde zoonen der vryheid gemakkelyk te doen getuigen, dat zy zich met de grootste bezadigtheid en edelmoedigheid door de vlugt hadden geborgen. - Maar hoe zeer ook andersints die schermutseling in de Jaarboeken slechts als eene Vry-Corporistische aardigheid zoude mogen aangeteekend worden, zoo was het gevolg daar van niet minder de grondslag van eene meenigte rampen, leeverende juist het middel op dat men gezocht had, om den Heer Stadhouder van verzuim zyner plichten in het Commandement te beschuldigen. Men deed dit voorwendsel gelden, - om de eenvoudige gemeente te doen gelooven, dat de Prins de ongeregeltheden ongestraft liet, en dat de ordres door hem, by deeze geleegenheid, aan de Hoofdwacht gegeeven, onvoldoende waaren; hoe zeer ook de uitkomst der gezegde Bataille zeer wel deed zien, dat 'er juist geen Legioen nodig waare, om den zoogenaamden opstand te beteugelenGa naar voetnoot(*). Maar dit baatte niet; dit was genoeg om het doorluchtig Krygshoofd van het Commando te ontzetten, - en het zuchtend 's Gravenhage zag binnen weinige dagen den snood beledigden en verongelykten vorst, met zyne koninglyke Gemalin en lieve Telgen, haaren grond verlaaten, om een min ondankbaar en vreedzaamer verblyf te gaan betrekken. - Eene ontelbaare meenigte van braave en oprechte vaderlanders waaren by dat rampspoedig vertrek tegenwoordig, om de edelmoedige weldoenders des volks, met traanen in de oogen, de eerbiedige afscheidsgroet te bieden. -Wie zal ooit de noodlottige Herfstmaand van 1785 vergeeten, waar in wy recht het tydperk in traden van de allerelendigste gebeurtenissen, die, geduurende twee Jaaren, den Lande moesten drukken! - De ondankbaare verdervers der Republiek hadden nu aan de woeste muitzucht de deur der dwingelandy open gezet. - Welke gruwelen, welke verdrukkingen, welke onmenschelykheden, waar van by de allerwoeste volken geene voorbeelden zyn, moest het voorheen gelukkig Holland (thans onder de tiranny van een nieuw Gerechtshof vervallen) niet bezuuren! - Geene genade meer voor den geenen, die thans de geringste blyk van eerbied en liefde dorst geeven voor een vorst, weleer van een ieder bemind. - Geene genade voor den geen die 's Princen Naam dorst uiten, terwyl 't zyn gewaapenden mede-Ingezeeten vry stond, om hem, door het verguizen van 's Lands beschermer, te tergen en tot wraak aan te hitsen. - Geen genade voor den geen, die uit zyn bloemperk een onschuldig oranje bloempje dorst plukken, om het, ter bewondering van Gods almacht, op zyne tafel te laaten pronken; terwyl het zyn | |
[pagina 76]
| |
vervolger vry stond, hem met de eene of andere oproer-leus tot twist uit te tarten, ten einde hem door de altoos voorhanden zynde gerechtsdienaars, op het minste woord naar de gevangenis te doen sleepen, om hem vervolgens ten schavot te doen doemen. - Hy die moed had om waarheid te spreeken, de deugd hulde te bieden, werdt tot Ban en Boete verweezen; - de loogen- en lasterschryver werdt beloond en bevoorrecht. - 't Was de vreedzaame, die niet tot het heilloos eedgespan behoorde, niet geoorlooft met eenen vriend op 's heeren wegen stil te staan, terwyl het aan eene bende gewapende muitelingen vry stond, om te samen te rotten, ter beraadslaging hoe men den onschuldigen, om dat hy den Stadhouder niet haatte, den voet zoude doen lichten. - Zyn medemensch te hoonen, te beleedigen en te onteeren, om hem tot weerwraak aan te spooren, en hem vervolgens door valsche getuigschriften, onverhoort aan het nieuw gerechtshof over te leeveren, was de gewoone kunstgreep van het verbastert Patriottismus. - Welk eene Vryheid! Welk eene Slaverny! Welk eene Willekeur. - Welk eene onderdaanigheid! - en - dit alles verdroegen de braave Stadhoudersgezinden zonder tegenmorren. - Maar zouden de vreedelievenden in den Lande zich niet buigen onder de verdrukkingen, daar ze een zoo groot voorbeeld hadden in een doorluchtig geboornen, tegen wien men dagelyks nieuwe vonden van haat en partyschap wist te smeeden. Men had Willem den geduldigen van het Commandement van den Hage ontzet, en hem van werkeloosheid beticht, om dat hy tegen een valsch allarm van oproer, de geheele bezetting niet in de waapens bragt, en men deed hem vervolgens in openbaare loogenschriften, als een geweldenaar doorgaan, om dat hy op bevel der Staaten van Gelderland, den verdrukten Ingezeeten van Hattem en Elburg, door het aanvoeren van 't nodig krygsvolk voor de muitery hunner medeburgeren beveiligde. - 't Was den ongeregelden Hollandschen Vryburgeren geoorlooft om, tegen wil en dank, ter onderdrukking der Ingezeetenen, op het grondgebied eener andere Provintie te dringen, en 't word aan het Opperhooft van 's Lands krygsmagt als eene daad van dwinglandy toegerekent, dat hy op de aanklacht derzelfde Provintie, door den gewaapenden arm de rust trachtte te herstellen. - Maar men zach in allengevalle, en men had zulks reeds lange gezien, dat de allerheilzaamste en hoogstwyze beraamingen van den Heer Stadhouder, als met eene woedende razerny werden te keer gegaan; de heerschende Cabaal vond altyd middelen om zyne beste oogmerken by een verblinde en ligtgeloovige meenigte verdacht te maaken. - De schoonste, zachtzinnigste en klaarste verantwoordingen en betoogen van den doorluchtigen Verdrukten, werden door de vergiftige pennen der gehuurde tyd- en bladschryvers verdraait, en strekten den Landverderveren noch tot een waapen, om zyn onschuld aan te vallen, getuigen hier van, om maar een uit allen by te brengen, het lasterlyk onrecht zyn Declaratoir van den 26 Mey 1787. aangedaan, een stuk dat alle de merktekens droeg van de grootheid zyner ziel, en van zyne zachtaardigheid. - Hoe dikwerf heeft hy met een meer dan menschelyk geduld, uit liefde voor zyn vaderland, | |
[pagina 77]
| |
het vaderland zyner vorstelyke Kinderen, zyne haaters tot vreede zoeken te neigen. - Maar laas het was geen vrede, dien men wenschte, - bewys hier van de mislukte pogingen van 's Lands koninglyke bemiddelaarster, in de onderhandelingen met den Graave van Goers, en den Graave de Rayneval, welke laatste ('t is waar) juist geschikt en verkoozen scheen, om, onder schyn van medewerking, alle middelen van vergelyk in den wege te zyn: want zyne brieven, en voorstellingen, hoe zeer de boosheid zulks ook heeft trachten te verdraayen, strekten veel eer om den Stadhouder te verongelyken dan hem voor te staan. - Gewisselyk, de zaak van een Vreede Bevorderaar is niet de verdrukkers, maar den verdrukten te verdedigen; de zaak was niet om het gezach en de waardigheden van den Prins voor Hoogstdesselfs vyanden te verminderen; maar om waar 't mogelyk dat gezach in het daglicht te stellen, waar in het behoorde beschouwt te worden; de zaak was niet den beledigden tot onderschikking te beweegen; maar den beledigeren. - In 't kort, de zaak was niet, om den Stadhouder te dringen en vermaanen tot eene soort van afstand, van bezwooren voorrechten, die men hem op eene geweldadige en onrechtvaerdige wyze had afgenoomen; maar om hem in dezelve te doen herstellen. - Doch de zoo schoone brieven van de vreedelievende en grootmoedige Wilhelmina (die ofschoon haare roemwaardige pogingen tot bemiddeling hier mislukten, toch eenmaal nevens God de gezegende Verlosser van ons lieve vaderland moest zyn) aan niemant onbekent, doen genoeg zien, op welk een voet men de eendracht zocht te herstellen. - De Onderhandeling werdt afgebrooken, - de Graaf de Rayneval vertrok, hebbende niets uitgewerkt, dan de harten te feller te verbitteren. - De Prins bleef van zyn recht, als Capitein Generaal van Holland en Westvriesland, verstooken, om dat hy, als Capitein Generaal van Gelderland, aan zyne, altoos door hem geheiligde pligten, aan de bevelen dier Provintie voldaan had, en om dat een woeste drom van gepriviligeerde Fabelschryveren het gerucht hadden weeten te verspreiden, dat hy als een gewaapenden dwingeland op Holland aantrok, - een gerucht, dat eeven ras vervallen als verzonnen was, maar 't welk niet min de uitwerking gedaan had, die men 'er van verwachtte. -Hoe 't zy de nadeelige indruksels van de mislukking der gezegde onderhandelingen, vermeerderde al weder den haat tegen den Stadhouder, men noemde hem styfzinnig, onverzettelyk, en wel, om dat hy zyne eer, zyne wettige belangen, en het geen hy aan zich zelve, en aan zyne Nakomelingen verschuldigt was, niet konde verpanden; in 't kort, om dat hy het welzyn van zyn vaderland niet aan den willekeurigen haat van zyne snoode vyanden wilde opöfferen. - De verdervende Cabaale, niets winnende by alle derzelver listen, konde vervolgens niet dan het geweldt ten hoogsten top voeren. - 't Was niet genoeg veelen der Lyfwachten van Zyne Hoogheid tot afvalligen te maaken; eene byzondere Provintie kost goedvinden de Officieren, onder het Bondgenootschap behoorende, op wier trouw de veiligheid des Lands gegrondvest behoort te weezen; den ouden eed, en met denzelven de trouw aan den oppersten Veldheer, waar onder zy gestelt waaren, te doen afzweeren. - De | |
[pagina 78]
| |
magtigste Provintie trachtte de zwakste te overheren, en zond slechts haare gehoorzaame krygsbenden, onder verraderlyke bevelhebberen af, om haare Bondgenooten onder het juk der slaverny te brengen, getuigen hier van de beklaagende Missive van Utrecht van den 16 Mey 1787. waar by dezelve den bystand van Gelderland in moest roepen. - Dus was de band der Unie op het punt van verbrooken te worden. - De braave Regeerders, die hunne stem weigerden, aan deeze dwinglandy, werden door de gehuurde waapendraagers van het kussen gezet - en wat kwaamen 'er al noodlottigheden uit alle die verwarringen voort? Het uitgeeven der Consenten, door de oneenigheden der Bondgenooten, vertraagt, deeden de betaalingen ophouden, waar door veele byzondere huisgezinnen tot een onherstelbaar verval moesten komen. - Welke geweldenaryen, beledigingen, kwaadaardigheden van de eene zyde! - Welke onderdrukkingen, pynigingen, vervolgingen aan de andere zullen onze Jaarboeken met bloed bevlekken. - En zyn dezelve niet reeds tot aan de einden der Aarde bekent? De tyden van Philips scheenen herbooren. - 'Er was geene Spaansche Inquisitie, - neen - maar 'er was een alvermogend Defensie weezen; 'er was geene religie-dwang; maar de vervolging is niet min vervolging, uit wat oorzaak zy ook herkomstig zy. - De Ketens zyn Ketens, en door wie ook dezelve gesmeed worden, zy knellen niet minder. - 't Stond de verdedigers hunner alles overheerschende Vryheid Vry, om met het zwaart in de vuist op het grondgebied hunner niet min vrye Nabuuren te dringen, en over dezelve heerschappy te voeren. - De Spaansche dwingelanden mishandelden den Belgen en doemden hen onschuldig ter dood, - de Geweldenaars van Nederland deeden hunne Broeders en Landsgenooten in de gevangenisse sluiten, ter galge sleepen, en aan de voeten ophangen; alleen - om dat zy eene openbaare belydenis durfden doen van hunne trouw voor het Huis van Orange. - In Leiden porde men by openbaare Vloek en Lasterschriften tegen den besten der Vorsten zyn Medeburger ten stryd aan; niet om een aannaderenden Vyand uit te weeren; maar om het verdervend Plan van een heerschzuchtig Driemanschap, en derzelver medestanders te helpen ondersteunen. - 't Was den Oproerigen Gewaapenden vergunt, om willekeurige Requesten; of liever dwangschriften aan hunnen wettigen Souverein in te brengen; terwyl het hunne vreedzaame tegenparty niet vry stond, om met eerbied en bezadigtheid haare belangen voor te draagen. 't Was den waaren vaderlanderen verboden, - op Lyfstraffe verboden, om op de verjaarfeesten van het vorstelyk Huis eene oranje vaên van zynen gevel te ontrollen; terwyl hy van eene andere zyde een zoogenaamde Patriotsche wimpel van de masten der Jachten zach fladderen. - Zoo groot eene verongelyking van den rechtzinnigen, en zoo groot eene ondersteuning en handhaaving, ten aanzien der verdrukkers, konde niet anders dan onophoudelyk het hart der lydende doen bloeden; maar de oude aard der Batavieren was noch niet ten eenemaal verlooren, - de Nederlander had van dezen geleert het juk eener onwettige dwingelandy van den hals te werpen, - ten minsten, niet langer stilzwygende aanschouwer te blyven van saamenrot- | |
[pagina 79]
| |
tingen, die het lieve vaderland op den oever des verderfs bragten: 't Jaar 1787 moest het tydperk aanvoeren, waar in zich de waare vaderlanders moesten doen kennen. - Zy, naamenlyk, die als stille en braave Ingezetenen, met behoorlyke eerbied voor hunne Overheden, en met eene goede geneigtheid voor hunne medeburgeren aangedaan, hun geluk en veiligheid stelden in het bezwooren Staatsgestel, waar op de Republiek gegrondvest was, en die, een afkeer hebbende, van alle zucht tot oproerigheid, altoos getrouw waaren gebleeven, aan het doorluchtig Opperhooft, wiens hooge erfrechtelyke waardigheden, het gewigtigst aandeel dier gezegende Regeerings-vorm uitmaaken. - Tot hier toe waaren deeze rechtzinnigen genoodzaakt geweest hunne hartsgevoelens, als 't waare te verbergen, - de hoon, de mishandelingen, de wederrechtelyke vervolgingen, en onverdiende strafvonnissen van nieuw opgeworpen Gerechtshoven, en een geweldige Fiskaal, deed ieder, die den naam van Prinsgezinde droeg, beducht zyn voor het verlies van zyne bezittingen en bestand, - ja van zyn leeven zelve, zoo ras hy zyne oprechte en deugtsaame gevoelens dorst aan den dag leggen, en dus werdt de eendrachtige en waare Volkstem in het hart versmoort, en de Vloekstem of de kreet der dwingelandy eigende zich den naam van Volkstem toe. - Niemant durfde; niemant wilde de eerste zyn, om in het openbaar zyne aanspraak op de rechtvaerdigheid te doen gelden. - 't Was in het Koopryk Rotterdam, dat zich de edele zucht tot eene vredegezinde herstelling der Republiek het eerst verhefte. - 't Was daar, dat een kleen aantal met moed en deugtbezielde Burgers, wier edelen iever wy in het vervolg zullen gedachtig zyn, het eerst de getrouwen in den Lande durfden oproepen, tot de instelling eener Maatschappy; ter bevordering van eene algemeene eendrachtigheid en wedervereeniging. - Een zoo schoon ontwerp, 't welk men met reden hoopte, dat door den Hemel zelve begunstigt moest worden, deed eenigen tyd daarna, de loffelyke drift van eenige weldenkende in deeze onze Hofplaats ontbranden om dit heilzaam voorbeeld te volgen, en insgelyks zulk een nuttige Broederschap in te richten. - Laat ons dit Gedenkschrift met derzelver naamen doen pronken, de vlyt ter behoudenis van hun vaderland, doet te veel eer aan hun hart om dezelve hier te verzwygen. - 't Waaren de Heeren, le Maitre; van Zelderen; van Beveren; Moraaz; C. van Diest; J.F. Bymholt; Capt. Kreveld; Capt. van der Hoek; die met den waaren vriend van 't vaderland, den getrouwen vriend van Orange, den edelen Graave van Bentinck, Heere van Rhoon, welken zy tot Hooft en Beschermer hunner kloekmoedige onderneeming verkooren hadden, eerlang, namenlyk op den 14 April 1787, de stichting eener Maatschappy tot stand bragten, onder den tytel van: OPRECHTE VADERLANDSCHE SOCIETEIT. Zoo loffelyk eene grondvesting te bevorderen, voegde aan den Nakomeling van | |
[pagina 80]
| |
den Graave van PortlandGa naar voetnoot(*); zy voegde aan de edelen kleinzoon van wylen den voorstander der Republiek, den Graaven van Bentinck, Heer van Rhoon en Pendrecht, die ten tyde van Willem den IV, de oude vervalle Constitutie, met de billyke voorrechten van den Huize van Orange, aan de ondankbaare vergeetenheid wist te ontrukken, en dus het Land van den aannaderenden ondergang bevrydde. - En wie konde zich verzetten tegen de grondvesting der Maatschappy, doe zeer ook de heerschende Cabaal dezelve met een wangunstig oog beschouwde? Zoude het het minder deel des volks vrystaan, om, onder het oeffenen van eenen gevaarlyken waapenhandel, zich in saamenzweeringen te verbinden, ten nadeele van den Lande? En zoude het aan het meerder getal verboden zyn geworden, om, zonder waapens, zich onderling, ter herstelling der orde, in vriendschap te vereenigen? Zonder wapens! - ja - de Oprechte Vaderlandsche Societeit begeerde geene moordtuigen, en de leden derzelve wenschten niets anders dan hunne eerbiedige voordraagingen aan den Souverein, tot herstel des Lands. - Zeldzaam was de spoedige voortgang en aanwas van onze loffelyke Broederschap, zynde het getal der Leeden, in weinige dagen, in deeze Hofplaats tot byna tweeduizend toegenoomen. - De aanzienlykste der Ingezeetenen en hoogste standspersoonen, zoo wel als de braave gemeente, stelden het eene eer, om, door den tytel van Medelid, openbaare betuiging te doen van hunne vaderlandsche gevoelens, en van hunne achting voor 's Lands Eminent Hoofd. En even zoo ging het in alle andere S[t]eden en Plaatsen van iedere Provintie. Zie daar dan de waare Volkstem, die men zoo lang gekluisterd had gehouden, eindelyk verreezen; geene stem door belofte gekocht, door goud betaald, of door bedreigingen afgedwongen, maar de uitspraak van het oprecht Burgerhart; geene stem van kinderen of half zinneloozen, (gelyk die der meeste vryheids-genootschappen) maar die van volwassene persoonen, met natuurlyke rede begaaft, door eene te magtige bescherming beveiligt, om door onderhandsche berokkeningen zich tot zwygen te laaten dwingen. De getrouwe Burgers, die in alle andere Steden, in welke men het loffelyk voorbeeld der inrichting deezer Maatschappy gevolgt had, verre het meerderdeel uitmaakten, kreegen dus welhaast moed, om by eerbiedige verzoekschriften eene aanspraak te maaken op de herstelling van 's Lands oude en waare Constitutie, zoo als onder anderen in de Hofplaats op den 25 Juny geschiedde, alwaar zich dadelyk een aantal van omtrent vierduizend rechtzinnige vaderlanderen, als beveiligd door eene eendrachtige Broederschap, waar aan een Edele Bentinck en de bovengemelde Opperhoofden, het merk van | |
[pagina 81]
| |
Achtbaarheid byzetteden, bereid vonden tot het tekenen en inleveren van een RequestGa naar voetnoot(I), ter herstelling van de stadhouderlyke voorrechten, waar toe anderzins veelen, hoe weldenkend van hart, uit vrees voor de gewoone mishandelingen, niet zouden hebben durven besluiten; werd 'er voor als toen niet aan beantwoord; men had 'er ten minsten de waare volkstem door leeren kennen. - De nieuw opgerechte maatschappy onderging ondertusschen van tyd tot tyd de alleronbillykste beledigingen van de verdervende tegenparty. (en welke inrichtingen, die slechts eenigzins tot behoud der Republiek dienden, ondergingen die niet?) Men gedenke alleenlyk het voorgevallene in den oproerigen nacht van den 30 Mey 1787 in de Stad Amsterdam, alwaar, na dat men sedert veele dagen reeds den vreêgezinden leden der eendrachtige maatschappy allerlei hoon en vergruizing had aangedaan, derzelver vergaderplaats door eene bende geweldige Vry-Corperisten gewaapender hand werdt aangevallen en ten eenemaal uitgeplundertGa naar voetnoot(*). - Dan alle deeze onrechtvaerdigheden versaagden de standvastigheid der braave broederschap niet. - Hoe weinig gelykheid was 'er onderwyl tusschen deeze maatschappy, en de geweldige genootschappen der verdervende cabaale; de eerste trachtte den band der eendracht met hunne medeburgers weder te saam te binden; de andere beöogde niet dan moord en muitzucht; de eerste zocht het vaderland te herstellen; de tweede het zelve in den afgrond te storten; konde men twyffelen, dat eindelyk eene gezegende uitkomst den beledigden over den belediger zoude doen zegenpraalen? - Doch die heuchelyke tyd was noch niet; 'er moesten eerst noch meer dagen van verschrikking komen; de dwingelandy moest verder gaan; een geweldig Defensie-weezen moest alvoorens de tyden der Inquisitie-dwang van een bloeddorstigen Alba doen herleeven. - Men moest eerst het Land door overstrooming, en door het vernielen der dykagien trachten te bederven, en den ieverigen landman van zyn erfdeel, de vruchtbaarheid zyner akkers, beroovenGa naar voetnoot(†). - Men moest eerst de openbaare wegen, die voor een iegelyk, behalven voor den overtuigden booswigt, openstaan, aan den reizenden betwisten, ja zelfs aan hooge en koninglyke persoonen, en dus dezelve den toegang tot hunne bezittingen beletten. - Men moest burger-legers oprichten, om zich het recht van gezag over zyne mede ingezetenen te verkrygen. - Van plaats | |
[pagina 82]
| |
tot plaats trekken, om de regeerings-reglementen te veranderen, en de wettige magistraaten uit de Raadzaal te zetten, om 'er hen, welke de muitzucht voorstonden in de plaats te stellen, in 't kort men moest zyn vreedsaamen en schuldeloozen medemensch in ban en boete, ja ten schavot verwyzen, alleenlyk op eenen snoode verdenking, op eene looze betichting, op eene valsch allarm, - of wel enkel om het draagen van een goudsbloem. - En welke slinksche streeken; welke scherpzinnige vonden wist men niet uit te denken om hen, die het Huis van Orange waaren toegedaan, op te hitschen, en te tergen, - om, - op die wyze hun schuldig te maaken aan strafbaare feitelykheden? - 't Was naauwelyks den rechtzinnigen Haagschen Schutter, die zynen eed en pligt getrouw was gebleeven, geoorloft de waapenoeffening der afvallige vrycorperisten, (altoos van gerechtsdienaars omcingelt) met ongedekten hoofde te aanschouwen, en men zoude veeleer een kerk-gesticht hebben durven ontheiligen, dan de gewyde Exercitie plaats van den Haagschen Vryburger. 's Was dikwerf blykbaar, dat men onder de prinsgezinden een opstand trachtte te verwekken, om hen eindelyk het geduld te doen verliezen. - 'Er is voor deeze waarheid een vry sterk bewys voorhanden, in de welbekende missive van den Hove, aan Hun Edele Groot Mog. van dato den 24 July 1786, betreffende de zaak van zekren Adriaan van den Berg, een kleermakers gezel, woonende op de Geest in deeze Hofplaats, - 't is niet nodig hier het verhaal in de bovengezegde missieve vervat, in alle desselfs omstandigheden te herinneren; men weet algemeenlyk, dat de gemelde van den Berg by herhaalde reizen met eenige zyner mede-vrycorperisten van derzelver waapenoeffening uit het veld naar huis komende, door verscheiden beweegingen, en heen en weder zwerven, eerst de menigte hebbende weeten by één te doen verzaamen, vervolgens, zoo door gebaarden, als door het laaden van de snaphaanen, het opsteeken der bajonnetten, oproerstookende beledigingen, en bedreigingen hoopten hunne tegenparty aan het muiten te doen slaan - door al welke listen en kunstgreepen ook (zoo als in gemelde missive aan Hun Ed. Groot Mog. wordt voorgedraagen) de laster kourantiers een middel in handen werdt gegeeven, om de vredelievende Haagsche Ingezeten in het openbaar als oproermaakers uit te tekenen, wordende door deeze valsche nieuwsberichters het minste woord van een aanhanger van Orange, tegen de bitterste scheld- en vloeknaamen van de andere zyde, dadelyk aangemeld, als of 'er een allerysselykst oproer in de Hofplaats was uitgebrooken. - Dan de onbevooroordeelde begreepen duidelyk, volgens het geene door den President en Raaden van den Hove in meergemelde missive dieswegen wordt aangemerkt, dat dewyl de zoogenaamde Vryvechters door alle deeze uittartingen en moedwillige, vergruizingen, den welgezinden tot geene daaden van geweld wisten te brengen, deeze laatsten gewisselyk, door hunne zeldsaame verdraagsaamheid, eene groote kracht aan de rechtvaerdigheid hunner gevoelens byzettenden. Maar dit alles baatte niet; de zachtzinnigheid van de eene zyde vermeerderde de vermeetelheid en woede van de andere; men was niet voldaan, voor dat men door allerlei mishandelingen eindelyk een heethoof- | |
[pagina 83]
| |
digen tot eenigen tegenstand wist te brengen, (die in andere tyden voor zeer billyk zoude zyn gehouden geworden) om denzelven naar de voorpoorte te doen voeren. Op dezelfde wyze trachtte men zekeren spekslager, Pino, die altoos als een braaf burger was bekent geweest, doch om zyne verknochtheid aan het Huis van Orange, gehaat, in den valstrik te leiden, door hem of zyn knecht te doen verdenken van het leveren en vervaardigen van scherpe patroonen, doch waar van de onwaarheid wel haast tot schande der betichters ontmaskert werdt. En wat zal men zeggen van de wreede vervolgingen tegen het draagen van Orange verciersels, 't welk in de maand Juny 1786, eenslags door veelen werdt ingevoert; indien 't waar is, 't geen men beweert heeft, dat die schielyk uitbarstende Mode (die, als verboden zynde, door den voorzichtigsten in den Lande niet is achtervolgt geworden) eigenlyk door eenige der doorsleependste zoogenaamde voorstanders des Vaderlands was opgeworpen? Te meer als men hier by aanmerkt, dat de geen, die zich om het draagen van een Oranje neusdoek om den hals met een geesseling gestraft zach, zynen, met hem gelyk zynden medeingezeten met de leus der geweldige vryheid moest zien pronken? - en waar was 'er eene enkele stad, een enkel gehucht, dat vry bleef van deeze verdrukkingen? - Welke bloedtoneelen, werden 'er te Deventer niet aangerechtGa naar voetnoot(*); vergeefsch bad hier de wanhoopige vrouwe van een mishandelden echtgenoot, die door de vrye geweldenaars op den grond geslaagen, in zyn bloed baadde om genade voor zyne laatste snikken; - deeden de beulen van Alba meer? - 't Was niets, om met het gezach van eene valsche ordre bekleed, een regeerend Burgemeester van een stad, (als onder anderen te Ouderwater) in den nacht uit zyn huis te ligten, en denzelven, op voorwenden van verdacht te zyn, naar Woerden te voeren; hem vervolgens, na een onderzoek zyner papieren en familiegeheimen, en bevinding van volkomen onschuld, slechts weder in vryheid te stellen, - dit voegde aan burgers die het recht der Souvereiniteit in handen namen. - Het zelfde gebeurde aan den Heer Ivoy, een Regent, om zyne loffelyke verdiensten by alle weldenkenden geacht en bemint, die zich sedert zyne ontzetting van de regeering, na veel hoon en smaad geleden te hebben, op zyn vreedzaam Landgoed, by Maartensdyk vertrokken hebbende, in zyn stil verblyf door een dertig tal, van woedende Vrycorperisten uit Utrecht gewaapenderhand overvallen zach, alleenlyk om dat hy den oproerigen dorpprediker van der Palm, wegen een beledigende biddag-preek had afgekeurt. - Maar de misleide party dacht zich na de ontzachlyke openbaare aanspraak der Leidsche voorvechteren, aan hunne medeburgers | |
[pagina 84]
| |
(een meesterstuk, dat, vervat in de allerafschuwelykste bewoordingen tegen den Stadhouder, in de nieuwspapieren als met bloedletters tot een afgryzen van het weldenkend deel der natie werdt rond gedraagen) tot alles gerechtigd. Men matigde zich dus ook welhaast alömme het oppergezach aan. - In Vriesland ging de willekeurigheid zoo verre, dat men in byzondere steden (schoon de Staaten dier Provintie by openbaare plakaaten voorzichtiglyk verboden hadden aan alle burgergenootschappen, om, noch gewaapend, noch ongewaapend eenig deel te neemen in de twisten der andere Provintien) niet min aan al, wie 't behaagde om naar Utrecht te trekken, vrygelei-brieven en reisgeld toeschikte, zich teffens niet ontziende, om tegen die zelfde hooge bevelens zich te voorzien van verscheidene veldstukken. - Welhaast scheen 'er noch wet, noch deugt, noch veiligheid meer; een geweldige Fiscaal had zich het recht verkreegen, om den onderdrukten onverhoort ter galge te doen verwyzen, terwyl ondertusschen aan een anderen oord de plunderbende van een graaffelyken Avanturier, die zyne verheffing in den krygsdienst aan den Heer Prins Erfstadhouder verschuldigt was, in het Sticht de allersnoodste beroeringen aanrechtte. - Deeze woeste hoezaaren (om slechts een enkel staal op te noemen, dringen op zekeren dag in een herberg, verjaagen den huiswaard uit zyn verblyf, - houden vervolgens eene openbaare verkooping van zyne huisgeraaden, verdeelen den buit onder elkander, en vertrekken, - alles onder den tytel van beschermers der vryheid. - Maar kan men zich langer over de schenddaaden der afgevallenen van het vaderland verwonderen, na de gebeurtenis van den 28 Juny 1787? eene gebeurtenis, die de Spaansche dwingelanden zich veelligt geschaamt zouden hebben. - Wy behoeven dien dag van verschrikking niet te doen herdenken; dezelve zal nooit uit 's lands geheugenis gewischt worden; maar de dankbaarheid, die wy aan de grootste en kloekmoedigste der vrouwen verschuldigt zyn, verbied ons hier het zwygen. - Wy zien hier 's lands weldoende moeder, die (schoon zy eenige maanden te vooren haare schrandere en zachtaardige pogingen ter herstelling der binnenlandsche rust, in de bekende onderhandelingen tusschen den graaven van Goerts, en den Graave De Rayneval had zien mislukken, en door de vyanden van de Republiek, en van haaren doorluchtigen gemaal, met afgunst had zien beantwoorden) ten tweede maal haare edele vermogens tracht in het werkt te stellen, om een zinkend gewest van zynen aannaderenden ondergang te bevryden, door eene bende laage burgers, en eenige afvallige krygslieden, als eene misdaadige arresteeren, en in haare reize tegen houden. - Laage burgers! - gewisselyk; want menschen, welken de geringste grondbeginssels van goede opvoeding hebben, zyn niet teneenemaal onkundig van de eerbied, die men aan doorluchtige personaadjes verschuldigt is; waar van die vuigen hoop geen 't minste denkbeeld toonde te hebben. - Dan men moet erkennen, dat deeze geweldige handeling volstrekt onbegrypelyk is, dewyl het eedgespan voorzeker niet anders konde verwachten, of een vermogend vorst zoude de belediging zyner bloedverwante aangedaan, ten strengsten wreeken, | |
[pagina 85]
| |
waar door men zich een afgrond delfde. - Of wel men moet onderstellen, dat de woede en haat het verstand der landverderveren verblind had, en, dat het Opperweezen die schenddaad wel had willen toelaaten, om hen, eeven als de bouwlieden van Babylonien, door hunne eigene dwaalingen en verwarringen te straffen, juist op het oogenblik, dat zy zich reeds de zegepraal beloofden, - ja - 't was juist hier, dat zy zich door de allerafschuwelykste schending van de openbaare veiligheid, in het onverhindert doorreizen onzer vrye streeken, waar op de geringste onschuldige, en dus byzonderlyk de koninglyke gemaalin van den Stadhouder; 's lands eerste en hoogste burgeresse, een onbetwistbaar recht heeft, den grondslag leidden aan de gezegende Omwenteling, die de Republiek behouden heeft. Dan wy behoeven hier die misdaad van gekwetste-hoogheid, niet alleen aan onze koninglyke Bemiddelaarster; maar teffens in haare persoon, aan de grootste vorsten van Europa, als aan haar vermaagschapt, aangedaan, niet verder op te haalen; dezelve is niemant vergeeten, en kan nooit vergeeten worden. - Te grooter de hoon zy; te meerder wordt deeze waarlyk groote vrouwe door haare kloekmoedigheid vereeuwigt. - En, is 'er geen voorbeeld van de vermeetenheid van Neerlands dwingelanden; 'er is ook geen voorbeeld, dat eene doorluchtige vrouwe geheel weerloos, alleen vergezelt door haare deugt, en door haar billyk vertrouwen op den beveiligenden arm eener Almagt, - zich in het midden van haar vyanden begeeft, om een land, dat zy verlooren ziet gaan, en teffens die vyanden zelven, voor den val te bevryden -ja! wy durven onderstellen, dat het vry minder gevaarlyk is, om aan het hooft eener getrouwe krygsbende tegen een heïrleger aan te trekken; dan, zonder gewaapende magt, tegen het verraad eener saamenzweering in te gaan. - Dus zach dan 's lands moeder haare koekmoedige en vredelievende onderneeming, door den list der boosheid veriedelen. - Maar was haare poging mislukt, - zy keerde niet min met den verheven eertytel van 's volks beschermster te rug, - gewis, zy bleef niet min de gezegende oorzaak der heilryke omwenteling, die eerlang door de wonderhand van het Opperweezen moest bewerkt worden, en wy zyn haar niet min als de eerste bevorderaarster van het heilryk Staatshersel onze eerbied, liefde, en erkentenis verschuldigt. God had het vonnis tegen de landverdervers reeds uitgesprooken, en riep de gehoonde majesteit op, om, met het straf zwaart in de vuist, de muitzucht tot bedaaren te brengenGa naar voetnoot(*). Men zoude hier hebben moeten verwachten, dat de billyke gebelgt- | |
[pagina 86]
| |
heid van een magtig Koning, over den hoon zyne zuster aangedaan, de verdwaalden in hun zelven zoude hebben doen keeren. - Neen - desselfs bedreiging werdt door de oproerige Cabaal als een loos allarm uitgekreeten, en de pruisische benden waaren reeds in het land, wanneer de logenschryvers in hunne nieuwspapieren noch aanmeldden, dat zyne Majesteit zich met de zaak geenzins zoude inlaaten, - de haat tegen den Heer Stadhouder bleef niet min woeden. - Men durfde denzelven betichten, van door de reize van Haare Koninglyke Hoogheid, naar haar lusthuis, een opstand te hebben willen verwekken, - eene betichting die niet dan uit zinnelooze herssens konde voortkomen, dewyl het in geenen deelen met de natuurlyke rede overeen kwam, te denken, dat een tederlievend gemaal, zyne dierbaare gemaalin zoude waagen in eene plaats, daar hy een burger-bloedbad wilde doen aanrechten; het welk juist het zelfde zoude zyn geweest, als of men zyne dierbaarste schatten wilde bergen in een huis, dat men voorneemens was in brand te zetten. Niets baatte om de razende menigte tot rede te brengen, - de heerschloosheid, - 't vervolgen, - 't verdrukken, in 't kort de dwinglandy nam langs zoo meer toe, - de getrouwe regenten werden van stad tot stad, van plaats tot plaats door hunne gewaapende onderhoorigen uit de raadzaal gebannen, en van hunne waardigheden ontzet, alleen om dat zy de duur bezwooren eeden, en het welzyn van 't vaderland als heilig achtten; en bleef het hier by? Neen, - het oproerig Holland werdt wel haast van zyn opperhooft ontbloot, - de zachtaardigste, de menschlievendste der vorsten werdt door de ondankbaarheid in zyne hooge waardigheden gesuspendeert, en van derzelver inkomsten berooft, - de onrechtvaardigheid baarde noch schande, noch schaamte meer, - de aannadering van eene magtige bende pruisische krygsknechten versaagde wel sommige harten; maar voor 't berouw waaren dezelve niet meer vatbaar, en de geheele drom van gehuurde, lasterkourantiers was dadelyk gereed, om door hunne valsche dromeryen den verflaauwden moed weder op te wekken. - Hier zagen zy van verre eene ontzachlyk Fransch heïrleger in aantocht, om de zoonen der vryheid, tegen alle middelen ter verlossing van het vaderland, de hand te bieden, - daar verzekerden zy, dat de koning van Pruissen de afschuwelyke belediging, zyner dierbaare zuster aangedaan, slechts als eene beuzeling zoude aanmerken, - in een ander blad hadden de burgerhelden, onder het ontzachelyk banier van hunnen Rhyngraaf, de volkomen overwinning behaalt; vertelsels, 't is waar, die wel haast weder moeste vervallen, doch terstond door nieuwe, söms noch ongerymder, berichten, werden opgevolgt, die door den eenen met schrik; door den anderen met blydschap; door deezen met verachting, geleezen wordende, zeer verschillende uitwerksels op het algemeen hadden, - en waaren deeze plompe verdichtsels slechts altoos eenvoudig voorgedraagen geworden, zy zouden niet anders uitgewerkt hebben, dan den ligtgeloovigen en dwaazen bezig te houden, en den wyzen te doen glimlagchen, - maar zy waaren vervult met de allersnoodste en verfoeyelykste lasteringen, niet alleen tegen braave ingezetenen, tegen deugtsaame regenten; maar | |
[pagina 87]
| |
tegen een der beste vorsten van Europa, - terwyl van eene andere zyde een geloofwaardig geldersch nieuwspapier, om dat het de waarheid voordroeg, aan den Hollander verboden werdt. - Doch laat ons die geheimschryvers van het verstrooid patriottismus aan hunne wroeging overlaaten; zy hebben hunnen naam vereeuwigt, - want als men hun in het rechte daglicht beschouwt, hebben zy niet minder kwaad gedaan met hunne pen, dan de vryburgers met hunne waapens: de laatste beroofden hunne landsgenooten van de vryheidt en voorrechten, de eersten beroofden dezelve van de eer. Maar wat kwam het 'er verder op aan? het strafzaart was aan een zyde gelegt: de boosheid scheen een uitsluitend privilegie verkregen te hebben, en de Republiek scheen verbeurt verklaart. De gelegaliseerde muiterbende verbonden onder den eed, korts te vooren in handen van het heilloos saamgespan afgelegtGa naar voetnoot(*) waaren nu gevordert tot aan de ontknooping van een zeevenjaarig (of veelligt noch ouder) ontwerp, waar van zy, door hunne meer staatkundige hoofden misleid, meenden dat de uitkomst hun (nochthans onder de voogdyschap van een vreemd monarch) de beheersching in handen zoude stellen. De willekeurigheid was tot dat toppunt geklommen, waarop men die brengen moest om alles te verneeren, - of wel - (zoo als de gezegende omwenteling in korte dagen deed zien dat gebeurlyk was) om van dien top van eer in den afgrond neder te storten. Het leger der souverreine wapenburgers, tot hier onder de beveiliging van hun aldwingend Defensie weezen te Woerden hebbende stal gehouden, brak eindelyk op van die plaats, om (niet zonder daarenbooven den bystand hunner eedgenooten uit andere steden, dorpen en gehuchten in te roepen) op de stad Delf aan te trekken. - En wie waaren deeze gevreesde waapenknechten? zoud hier met recht een vreemdeling vraagen: wat was hun oogmerk, in een Land, waar in niemand eenige vyandschap zocht dan zy alleen, - wie? - onze Lands- en Stadsgenooten! onze mede ingezetenen! - onze vrienden! - onze bloedverwanten, met welken wy eertyds in vriendschap leefden; die ieder in het byzonder door hunnen handel, door hunne betrachtingen een nutte schakel aan den keten der maatschappy uit maakende, met ons het welzyn van 't vaderland hielpen bevorderen; en teffens met ons juichten, over desselfs gezegende staatsgesteltenis! - En wat was de dryfveer junner woede? - de verleiding der eerzuchtige demagogen, die hen door schoonschynende beloften, tot de elendige en ongelukkige werktuigen maakten van hunne staatzuchtige belangen. - Deeze uitzinnigen die (schoon zy hadden gezwooren, van niet uit elkander te gaan voor dat zy alles aan hunne oogmerken onderworpen hadden, echter door den Hemel niet | |
[pagina 88]
| |
bestemt scheenen, om veele zegepraalen aan hun trofeën te hechten) sloegen zich dan op den 20 Augustus 1787, onder het commando van zekeren Mappa burger van Delf, wel toegerust met alle nodige krygstuigen en voorraad, in den omtrek dier stad neder, - zonder dat men echter wist, wat 'er uit dat vyandelyk verschynsel voort zoude komen. - Maar men zach wel haast, in die stad, dat het op haar voor eerst gemunt was, want op den 21 Augustus drongen deeze manhafte rustverstoorers ter poorte in, en maakte zich dus stormender hand meester van dezelve, - waarna zy zich op de markt byéén schaarden, en bekleed met al het willekeurig gezach, dat zy zich hadden aangemaatigt, de braave regenten van derzelver ampten ontzettenden en anderen, naar hunne verkiezing aanstelden! met vast voorneemen om alle de geenen, die hunne landverdervende oogmerken tegen durfden staan aan hunnen haat op te offeren. - De bedryven en leevenswyze van dit vliegend leger, geduurende den tyd welken het zich in zyn camp in het veld buiten de Haagpoort bleef ophouden, zyn reeds te volledig in een dagverhaal der waereld medegedeelt, om 'er hier omstandig van te spreeken; dezelve moeten het papier uit schaamte doen bloozenGa naar voetnoot(*). De openbaare wegen waaren niet meer veilig, en men wist den voorbygangeren, die voor Orange gezindden bekent waaren, zoo lang te belgen en hoonen, tot men hun noodzaakte om 'er zich tegen te verzetten, om dus eene schynbaare reden te vinden om hen in boeijen te sluiten en naar de gevangenis te doen voeren; - of wel men speelde zelv voor beul, om zyn onschuldigen en vreedzaamen medemensch af te maaken. - Het oprechte Vaderlandsche Societeits-Huis te Delft, werdt door deeze woeste knaapen met plundering bedreigt; maar zulks werdt door hunne meer beschaafde Hoofden gestuit. - En (zal het de nakomeling gelooven?) deeze geweldige waapenknechten, werden niet min door de nieuw aangestelde Raaden gewettigt, - het welk wel haast van dat uitwerksel was, dat de goede en getrouw gebleevene burgery, afgedankt, en van derzelver eed ontslagen werdt, wordende hunne geweeren naar het Stadhuis gebragtGa naar voetnoot(†), - in 't kort de goede stad Delf, van haare getrouwe regenten ontbloot, was ten eenemaal aan de dwingelandy overgegeeven. Noch was het einde niet; op den 30 Augustus brak het | |
[pagina 89]
| |
vliegend-leger, (dat men met recht by die Horden Heidens kan vergelyken, die in vroeger tyden zich ten platten lande nedersloegen, en de steden en plaatsen kwamen ontrusten; - of wel by die heirlegers van springhaanen, die als een straf worden aangemerkt voor het land, waar in zy nedervallen.) op den 30 Augustus, zegge ik, braken deeze benden op uit hun camp, richtten zich eerst naar het vreedzaam dorp Ryswyk, en overweldigden aldaar de Orange Societeit, trekkende verders over Loosduinen, alwaar zy dezelfde willekeurigheid in het werk steldden; naar Naaldwyk, om den gryzen Bailluw van het Westland den Heer Douglas uit zyn huis te haalen en gevangen te neemen; - een man, die voor hun geene andere misdaad begaan had, dan zyn wettigen Heer en Meester getrouw te zynGa naar voetnoot(*). Ondertusschen vreesde men in de Hage niet minder voor een bezoek deezer vryheidverdedigers; maar hier toe zoude een weinig meer moeds en tyd vereischt zyn geworden. - Hoe 't zy, de geweldige cartouchiaanen trokken gedeeltelyk naar Vlaardingen, alwaar, eeven gelyk te Delf, door hunne verkoorenen eenige Heeren uit de regeering werden gebonst; en gedeeltelyk naar Maaslandsluis, daar men den inwooneren uit hunne wettige woningen deed vlugten, alles doorzoekende, met eene onbeschoftheid, die den stoutmoedigsten verbaasde; een iegelyk die niet tot het zoogenaamde patriottismus behoorde van alle geweeren beroofde, als of het aan niemand dan aan de vryburgeren meer geoorloft waare om, ingeval van nood, zyn leeven te verdedigen. - Maar thans begon de onweêrswolk, die hen reeds lang bedreigt had, meerder aan te naderen: de eischen van voldoening eener fel beledigde Majesteit werden ernstiger en dringender, en waaren door geene uitvluchten af te wendenGa naar voetnoot(†); zy stortten eerlang de vryheidszoonen, voor de breed gekneevelde pruisische soldaaten bevreesd, in eene geweldige ontroerenis; doch men zwoer nochtans, (om dat men gedroomt had van verre reeds den glans der fransche waapens te ontdekken) Ga naar voetnoot(§)dat men liever goed en bloed zoude waagen, eer men zich aan die eischen zoude onderwerpen. - Zulk een heldhaftig besluit was groots voor onbeproefde oorlogsknechten, die eigenlyk als ambachtsluiden, of neeringdoende persoonen waaren opgevoed, tegen welgespierde | |
[pagina 90]
| |
en van der jeucht aan geoeffende soldaaten. - Maar 'er was een middelweg gevonden om het gevaar, zoo veel mogelyk was, af te wenden, zoo als bleek uit het Declaratoir, het welk de verdedigers der vryheid op den 12. September 1787 deeden uitgaanGa naar voetnoot(*): 't was nu geen tyd meer om zich, gelyk by de geruste waapenoeffening, door dienaars van 't gerecht te laaten beveiligen; men zoude hier toe nu zyne verdrukte en gehaatte landsgenooten verkiezen. - De weinige regels, die wy hier woordelyk uit dat Declaratoir zullen mede deelen, zyn genoeg ter ontdekking van de beangstheid, waar in zich de helden gebragt zagen: Men zoude de aankleevers en handhavers van de snoode en verraderlyke belangen en oogmerken van Willem den V. doen arresteeren, en dan: Deeze gearresteerde persoonen zal het genootschap met zich tegen den vyand aanvoeren; hun alle diensten, tot welken zy zonder vrees gebruikt kunnen worden, opleggen; hen aan het heetste vuur bloot stellen, en ingevalle de goede party moest bukken, gemelde gearresteerde persoonen de eerste slachtoffers der nederlaag doen worden. Zie daar een schoone schutsmuur voor menschen, die den moed in de voeten en niet in het hart draagenGa naar voetnoot(†). - Maar gy, braave landsgenooten! aan wie ik de eer hebbe dit Gedenkschrift toe te heiligen, - gy, die onder de bescherming van een waarachtig beminnaar des vaderlands, en onder uwe voorzichtige en edelmoedige opperhoofden, als voorstanders der oude wetten en privilegien, u in eene lofwaardige maatschappy en broederschap had verbonden, zoud gy u in zulk een geval als weerlooze schaapen ter slachtbank hebben doen voeren, zonder tegenstand? - Zoud gy de waapens, die u waaren afgenomen, uit dezelfde hand, die ze u ontweldigt had, uit de hand uwer vyanden, weder aanvaart hebben, om uwe verlossers, de verlossers van uw lieve vaderland, en van uwe nakomelingschap, de wreekers der onrechtvaerdig verdrukte onschuld, te bestryden? - Ik durve het niet gelooven! - Wat zoude dan de oprechting uwer Societeiten van plaats tot plaats tot oogmerk hebben gehad, een werkelooze eertytel van voorstanders der oude en duurbezwooren Constitutie te draagen? neen gy kost dien eertytel niet verdienen dan door het merkteken van die waardig te zyn, zonder dat zoude de volksstem zich te vergeefs hebben doen hooren. - Uwe eerste wet was de vredelievenheid en eendracht te bevorderen, - ja, maar niet om de waapens op te vatten tegen den arm, die door den hemel geschikt was om die eendracht te herstellen, door het herstellen van een mishandelden vorst, waar van alleen het behoud der republiek afhing; - niet om u te | |
[pagina 91]
| |
onderschikken aan uwe verbasterde landsgenooten, die, schoon het minder getal uitmaakende, en met u gelyk staande, zich tot uwe dwingelanden opwierpen; - 't was in het bovengezegde tydstip van verschrikking en wreedheid, 't was dan alleen geweest dat gy u als broeders zoud hebben moeten verzetten tegen uwe verdervende tirannen. -Gewisselyk - indien gy op het zelfde oogenblik, dat zy u de waapens in handen hadden durven stellen, om, gelyk zy in hun Declaratoir zich uitlaaten, hun tot schutsmuur te verstrekken, die niet tegen hun zelv had aangekeert om uw vaderland te bevryden, en desselfs opperhooft te helpen verdedigen, waard gy Neêrlands lucht niet meer waardig geweest. - En laat ons de zaak in een enkel punt brengen. - Vaderland is uw woord, dit is het eerste merk van het zegel uwer broederschap, - zoud gy dat woord hebben kunnen vergeeten? - Maar het behaagde de gebelgde Godheid uwen arm voor alle bloedstorting te bewaaren, en door het veriedelen van alle schadelyke ontwerpen zelve onze redder te weezen. - De boosheid begon haare laatste doodstuipen te geeven, - noch eenige trekken van geweldenary en de dag der verlossing zoude aanlichten. - Men deed in Delf eerlang de afgedankte regenten op het stadhuis in hechtenis zetten, met zeer stoute bedreigingen tegen hun leeven, en doorzocht met geweld derzelver huizen, laatende byna geene huisgeraaden onbeschadigt:Ga naar voetnoot(*) - veelen der ingezetenen namen met een verbleekt gelaat al sidderende de vlugt voor hunne onrechtvaerdige vervolgers, die zelfs gewaapend ter kerk indrongen, om 'er den godsdienst te stooren. - In 't kort, de wreedheid ging zoo verre, dat . . . . . . . . maar laat ons hen beklaagen, zy verdienen ons medelyden als mensch, en onze toegeevenheid als onze landgenooten. - Alle die verschrikkingen, welke de barbaarsheid te Delf en in het Westland veroorzaakte, daalde niet min af op de inwoonders der Hofplaats. - De aakelige voorbeelden van buiten; de smartelyke ondervindingen van binnen, baarden by sommigen een hartgrievend vooruitzicht; 'er scheen by het omzwerven van het vliegend leger geene veiligheid meerGa naar voetnoot(†), en veelen vreesden voor een bloedbad. - Het uitsluitend privilegie, 't welk de oproerige party had verkreegen, die men als in triumph, met vliegende vaanen, door een guarnisoen in de waapenen ingehaald, van hunne rustelooze, en voor den lande kostbaare plundertochten, zach te rugge keeren, kon niet anders dan den vreedzaamen en getrouwen wachtdoenden burgeren het hart doen bloeden; en welke gedachten moest men krygen, wanneer deezen, onder den ouden schutterlyken eed staande, op hooge ordre last kreegen, om hunne scherpe patroonen over te geeven; een last volstrekt strydig met de schutterlyke wetten, waar by aan een ieder medelid der Schut- | |
[pagina 92]
| |
tery geboden wordt, op de boete van vyfentwintig gulden, zich voorzien te houden met een half pond kruid, en een pond kogels, tot patroonen vervaardigt; - een last, die eeven zoo veel zeide, als: wy geeven u over aan de magt uwer haateren en geweldenaaren, en wy staan hun toe, om zich van alle nodige krygsvoorraad, ja zelfs van grof geschut te bedienen, om u, die weerloos zyt, des te spoediger van kant te helpen. - De vredelievende schutters hoopten, door een eerbiedig smeekschrift aan de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland, zich van dien onderdrukkenden last ontslagen te zien; maar men gaf hun den tyd niet om dit smeekschrift aan te bieden, wordende zy door den Heer van Slingeland op nieuw tot de daadelyke overgaave der patroonen aangemaant, met bedreiging van by nalaatigheid ontschuttert te worden. Een volk minder braaf zoude door zulk een onrechtmaatigen hoon en verongelyking aan het muiten zyn geslaagen, maar de Haagsche burgers verwierven zich in deezen, door hunne zachtzinnige onderwerping, eene eeuwigduurende eer by de nakomelingschap. - Zy pleegden raad met den edelen voorstander van 't vaderland, dien zy tot hunnen leidsman verkooren hadden, den Graave van Bentinck, die hun omtrent in deeze woorden antwoordde: dewyl u gelast wordt uwe scherpe patroonen over te geeven, zoo voldoet aan dat bevel; gy ziet dat gy van uwe hoofden verlaaten zyt, te weeten van uwen Colonel, Capiteinen enz. - Zie daar dan de braaven in den lande van hunne veiligheid berooft, in een tyd, dat men voor de allergruwelykste onderneemingen beducht moest zyn; in een tyd, dat hunne vyanden in triumph met twee veldstukkenGa naar voetnoot(*) binnen kwamen, om . . . . . de hemel weet het - en - deed zien, dat hy in een oogenblik de ontwerpen der menschen kan veriedelen. - Wy zullen hier de haatelyke onrechtvaerdigheden dier burgerbende niet ophaalen; een iegelyk weet dat zy, die men dacht het huis van orange te zyn toegedaan, beschroomt waaren om die luisterryke wachtplaats voorby te gaan; gewis een roomsch burger heeft minder eerbied nodig om het Vatikaan te beschouwen, (hoe sterk de vloekvonnissen mogen zyn, die 'er dikwerf uit afdaalen) dan de vreedsaame Nederlander, die met den naam van Prinsman betyteld was, moest doen blyken, als hy het nedrig oog dorst slaan op die doorluchtige koetswoning. - Doch het Despotismus duurde slechts vier dagen, en scheen alleen geschikt om den hoogmoed met meer oneer te doen bukken. Maar terwyl dus hier in Holland de geweldenary en verschrikking van plaats tot plaats vlogen, was het in verscheide der overige provintien niet rustiger. - In Vriesland ging de geweldenary zeer hoog: de gewaapende aanval tegen den Ammunitiemeester A.J.C. de Beer, welke door de bende vrycorpristen gevangelyk naar Franeker werdt gevoert, en andere ongeregeltheden, noodzaakte den Souverein dezer provintie, die, zoo lang de burgerwaapening niet strydig was geweest met de deugt en billykheid, de- | |
[pagina 93]
| |
zelve had toegelaaten, om die nu by openbaare aankondiging te verbieden; - die schoone stap bragt de allerverschrikkelykste oproerigheden en verwarringen te wege. 'Er had zich te Franeker insgelyks een defensieweezen opgeworpen, het zelve verzette zich tegen dit voorzichtig verbod, beloovende aan een ieder der gewaapenden vier gulden ter week en vrye inquartiering; op welke wederrechtelyke handhaaving ook het vloekgespan het vrycorpsen beslooten te zweeren: ‘dat zy elkander getrouwelyk zouden bystaan, - dat zy de persoonen der minderheid, die zy nu voor hunne eenige Overheden erkendden, in hunne bescherming zouden neemen, en niet zouden rusten voor dat alles op de bewerkers van het kwaad vierdubbeld zoude gewrooken zyn;’ verklaarende verders het geresolveerde der wettige Souvereinen voor nul en onwaarde. Dikwerf heeft men gehoort van het schryven van brandbrieven, misschien soms door den een of anderen snoodaard, door gebrek aan onderhoud uitgedacht; maar onze landsgenooten wisten die booze vond alleen uit haat en vervolgzucht verder uit te breiden: men zond quasi uit naam van zeker genoodschap, tot zinspreuk voerende: tot rechtvaerdige wedervergelding, gedrukte moordbrieven rond, getekend H.J.L. Gits, Secretaris, alleenlyk gedagtekent 19. Augustus 1787, vervult met de afschuwelykste bedreigingen; waar by gevoegt was: dat men zich verbonden had met eede, om leeven en goed te wagen; ja zelfs met de smart en schande van schavot, om, indien 'er eenige aanval tegen de provintie van Utrecht ondernomen wierd, het zelve te zullen wreeken, op 't bloed der geenen die zulks bevolen heeft, zoo wel als op derzelver goederen en familien. - Maar laat ons hier alle die afschuwelykheden ter zyden stellen, en ons oog vestigen op streelender gebeurtenissen. - De mogelykheid der indrukking van Neerlands verlossers, de pruisische legerknechten, hoe zeer ook de nieuwsschryvers aan de tegenstreevers der oude staatsgesteltenis belooft hadden, dat koning Frederich den hoon, zyne dierbaare zuster aangedaan, met onverschilligheid zoude aanzien, was nu bevestigtGa naar voetnoot(*). De stad Utrecht was ingenomen, - de vryhelden, aldaar gelegert, liever hunnen eed van in hun ontwerp getrouw te blyven, willende ter zyden leggen, dat goeds moeds het leeven in gevaar te stellen, hadden de voorzichtigheid om uit elkander te gaan, zonder den laatsten-, ja zelfs zonder een enklen drup bloeds te wagen, en waaren welhaast, zoo wel als de geduchte Rhyngraaf met zyn legioen, verstooven, werpende hunne uitgediende geweeren over het marktplein en voor het stadhuis. Gornichem trof het zelfde gelukkig lot twee dagen laaterGa naar voetnoot(†), en werdt door duizend man pruisischen tot | |
[pagina 94]
| |
rede gebragt; - de goede afgedankte regenten naamen derzelver plaatsen weder in; - de vryburgers werden ontwaapend; - en dus ging het met alle overige oproerige plaatsen; waar by opmerkelyk is, dat 'er tot dit wonderwerk niet meer dan vier of vyf dagen vereischt werdt. - Veele schoone schikkingen der vryheidshelden geraakten hier door in duigen; de Graaf van Ryssel werdt tot Commandant van Naarden aangesteldt, - maar - die plaats ging juist op dien tyd aan de pruisischen over. - De Rhyngraaf werdt tot hooft van het cordon der muitelingen benoemt, - doch werdt ten zelfden tyd door de gezegde benden van het waarneemen van dien post kwyt gescholden; - het defensieweezen deed bericht, dat men de steden Gornichem en Viaanen onder water ging zetten, op het zelfde oogenblik, dat men door het inneemen dier plaatsen den oproerigen van die moeite bevrydde, en teffens het land van eene onherstelbaare schade. By de stad Zwolle had zich, eeven als in andere plaatsen, een burgerlegertje neergeslaagen, maar men had naauw de tyd om elkander welkom te wenschen, of de pruisische hoezaaren deeden hen, hals over hooft, verhuizen. - In 't kort, de enkele verschyning van de afgezondenen des hemels, bragt onverwachtst eene algemeene omkeering te weeg. - Afgezondenen des hemels, zegge ik, waarom zouden wy schroomen om de kloekmoedige benden (door een monarch, die de almagt had uitgekooren om ons vaderland voor den val te bevryden, onder het banier van een doorluchtig legerhooft, ter onzer bescherming afgevaardigt) dus te noemen? - Benden, die, als bestryders der oproerigen, en beschermers der eendrachtigen, met het zwaard in de vuist, den vrede kwamen brengen. - Nooit, neen, nooit was een aantocht roemruchtiger! - 't Is groot veele landen te overwinnen, en over veele volken te zegenpraalen; maar 't is vry grooter één land, één volk te bevredigen, en voor den gewissen ondergang te bevrydenGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 95]
| |
Zie daar dan dat schrikgebouw, waar aan men zoo veele jaaren gewerkt had, door een enklen oogwenk der opperste rechtvaerdigheid omvergeworpen en tot een puinhoop gemaakt; - en zie daar dan alle die woelingen, die misleidingen, die vervolgingen, waar door de bastaart belgen, onder voorwendsel van het vaderland te verdedigen, het zelve op den rand des verderfs bragten, verlooren. - Men had aan deeze verderffelyke handelingen alleenlyk zyn welzyn, het welzyn van zyn huishouden, zyn bestand opgeoffert. - Men had de republiek berooft van een deel nuttige leden in de maatschappy; men had de algemeene schatkisten geledigt om de boosheid en het verraad te beloonen, en alles in een chaös van verwarring te brengen. - Men had zich tot elendige vlugtelingen gemaakt, om (in welke luchtstreek men zich ook ging verbergen) van het goed vertrouwen van zyne medemenschen verstooken, als balling rond te zwerven: want het oude spreekwoord, het verraad wordt wel bemind, maar nimmer de verraader, is in alle landen waar. De kortheid des tyds, waar in van plaats tot plaats de gezegende omwenteling geschiedde, mogt met reden als een wonderwerk beschouwt worden: een sterk bewys gewisselyk van de rechtvaerdigheid der zaak: een sterk bewys, dat het aan de hand der almagt waare, dat wy onze verlossing te danken hadden. - Wie zoude hebben durven gelooven, dat menschen, die zich aan een ontzindden haat en wreedheid hadden overgegeeven, en wie de spreuk: dood of vry, in den mond bestorven was, in het zelfde oogenblik waar in zy noch de allerzwaarste bedreigingen deeden, op de enkele aannadering van hunne betemmers, zouden bezwyken? - Dit gebeurde nochthans, - ja, 't gelukkig Nederland moest zich verlost zien, zonder beverwt te worden met het bloed zyner weerspannige inboorlingen. - Een heerlyke zegepraal voor de vreedzaame verdrukten: - hunne landsgenooten behielden het leeven. Het gerucht van de overgaave van Utrecht, Gornichem, en eenige andere Steden, werdt niet eer verbreid, of de schrik was algemeen onder de oproerige party. - Het hoogmoedig defensieweezen bergde zich in Amsteldam, en leidde den schuld der nederlaage op den tot hier toe verhemelden Rhyngraave van Salm: de opperhoofden der misleidden redden zich door de vlugt of verschoolen zich. De blydschap, die zulk een onverwachtte omwenteling in de harten der braave en getrouwe vaderlanderen veroorzaakte, was vry beter te gevoelen, dan te beschryven; is 'er iet treffender, dan zich uit een rampspoedigen toestand in een staat van geluk te zien overbrengen? - Dit ondervond vooral deeze Hofplaats, wier grond nu sedert juist twee jaaren de traanen der behoeftigen en noodlydenden had ingedronken, over het afzyn van haaren algemeenen weldoener. - De ongestrafte en willekeurige wreedheden, vervolgingen en onmenschelyke bedreigingen van heerschzuchtige gewaapenden tegen waapenloozen en onweerbaare landsgenooten, die sedert vier dagen het grof geschut reeds tegen hun zagen aangevoert, deed een iegelyk voor eenige zeldsaame onderneeming beducht zyn; - de dood zwerfde langs de straaten; men dorst zich naauwe- | |
[pagina 96]
| |
lyks veilig achten in zyne woning; en de uitkomst heeft geleerd, dat men niet veel reden had om gerust te zyn. Maar de dwinglandy zach eindelyk haaren scepter verbrooken; 't was in den nanacht tusschen den 17de en 18de September 1787, dat een kleen aantal van acht moedige zwitsersche soldaatenGa naar voetnoot(*), die reeds des avonds te vooren tot die heilzaame onderneeming verordent en in de waapens gestelt waaren geworden, zich naar het vereeuwigde Staaten-koetshuis in de tweede wagenstraat, thans de zeldsaame wachtplaats der geweldige vryheidszoonen, begaaven, om die Heeren, ruim dertig in getal zynde, van den last der waapenen te ontslaan. - De twee dreigende veldstukken, welken men geene week te vooren van Woerden in triumph met militaire eer had ingebragt, om zyne medeburgers tot slaaven, onderdaanen of lyken te maaken; moordtuigen, waar van het gezicht den vredelievenden het bloed, dat reeds verpand verklaart scheen, in de aderen had doen stollen, verbaasden den geregelden krygsknecht niet, - en het woord werda! met eene beevende stem door de wachthoudenden uitgeschreeuwt werdt, beantwoord met een militairen vloek, die de kracht had om den vryburger-snaphaan uit de hand te doen vallen. Dit bezoek, dat men uit veele omstandigheden had kunnen voorzien, scheen niet te min, dewyl men in deezen gevalle, gelyk als in meer anderen, door een woedende drift als verblind was, geheel onverwagt; want de wachthoudenden waaren zeer gerust, en vermaakten zich, als naar gewoonte, met het kaartspel; niet zonder van alle ververschingen, die in staat waaren om hen uit den slaap te houden, en van goeden wyn, ter ondersteuning van den heldenmoed, voorzien te zyn; 't welk alles, als een billyk recht van overwinning, door de belegeraars werdt tot buit gemaakt. - In 't kort, de beschermers der nieuwe vaderlandsche vryheid kreegen hun ontslag en werden, met achterlaating hunner geweeren en de beide gezegde veldstukken, die eenige dagen laater gebruikt wierden om hunne Delfsche medemakkers tot rede te brengen, op de vlucht gedreven. (al weder een kleene blyk, dat zy in allen gevalle zelve mede gewerkt hebben tot den val hunner zinnenlooze party). De verstoorde rustverstoorders werden ondertusschen door hunne overwinnaars met zeer veel bescheidenheid behandelt, en kwamen met het verlies hunner lekkernyen en eenige tabaksdoozen, die zy door hunne verhaaste vlugt vergaten mede te neemen, vry. Waar zy zoo spoedig zich verbergden is niet zeker te beslisschen; maar zy scheenen eenslags van de aarde verdweenen. Veelen hunner doldriftigste medestanders hadden zich reeds des daags te vooren weg gemaakt. - 't Scheen hier de tyd om te duchten voor de getergde wederwraak van onschuldige landsgenooten, welken zy sedert zoo lang op eene onmenschelyke wyze verdrukt hadden. - Zie daar dan die Hydra die deeze Hofplaats beroerde in een oogenblik ter neergevelt. | |
[pagina 97]
| |
En wat moest het vaderlandsche hart hier gevoelen, dier getrouwe ingezetenen, die, om dat zy, wars van weiffelary, door eene openbaare belydenis van hunne liefde en achting voor het Huis van Orange, zich dagelyks aan de wreedste vervolgingen hunner Landsgenooten zagen blootgestelt, en die ieder avond, wanneer zy zich, na hunne eerlyke bezigheden ter rust begaaven, duchten moesten, dat veelligt de allarm-trom hen des nachts ter dood zoude komen roepen, Ga naar voetnoot(*)toen zy, by eene schielyke ontwaaking, by de uchtend-scheemering langs de straaten, met blyde stemme hoorden aankondigen: | |
[pagina 98]
| |
Het Land is verlost, onze dwingelanden zyn verjaagt, Orange zegepraalt! Welhaast verrees de Zon. - Zy verrees met eene buitengewoone helderheid; en bragt een dag aan, in schoonheid zeer zeldzaam, in dat jaargetyde - geen wolkje benevelde den gloed haarer straalen - geene purpere regen-koleur; maar een flikkerend Oranje, het merkteken van aangenaam weder, beverwde den Horizon - ja - de Hemel zelve droeg het eerste het merkteken van Neêrlands verlossing. - In den eersten verhefte 'er zich niet dan een verwart gerucht onder een kleenen hoop volks; men stak de hoofden by één; maar niemand durfde noch de waarheid gelooven. - 't Was eindelyk, naar men zegt, een jong meisje, dat het waagde om in het draagen van het wenschelyk zegeteken een voorbeeld te geeven, loopende, al juichende, terwyl het meerendeel der ingezetenen noch in diepen slaap lag, onder het zwaaijen van een Oranje lind, ter straat op - doch welhaast geraakte alles in beweging. - Hier werdt 'er een by het ontsluiten zyner vensters door een allersterkste verwondering aangedaan, op het hooren roepen van Hozée! Oranje booven! een vreugde-galm, die des daags te vooren, met ban en boete of gevangenis zoude zyn gestraft geworden. - Daar weder liep 'er een, die van verre het lang verboden Wilhelmus Lied hoorde opheffen, in verrukking naar zyne gebuuren, om het waare beginsel van dat gejuich te verneemen. Alles scheen een beguichelende droom - konde één enkele nacht zoo veele veranderingen ontwikkelen? De vernietiging van een zevenjaarig saamenstelsel was het werk van eenige weinige uuren het werk eener beschermende Almagt. - De straaten waren welhaast vervult met menschen. - Deeze ging zyne vrienden; geene zyne namaagen met deeze spoedige omwenteling geluk wenschen. - De vreugde vaanen werden alomme ontrolt en uitgestooken. - De vrolyke Oranje liedjes, die, hoe onschuldig ze ook waren, sedert eenigen tyd zoo veele stokslagen gekost hadden, werden nu door de uitgelaatene gemeente met luider stemmen opgedeunt, eene eenvoudige blyk van welmeenende liefde voor den lang verdrukten Vorst, die zelfs in verhevene harten eene soort van verrukking verwekte. - Dan niets was verwonderlyker dan de spoedige verryzing der schoone Oranje-koleur. - Hadden de gewaapende burger-heerschers, als geweldige beschermers hunner uitzonderlyke vryheid, hunne Souvereinen gedwongen dezelve uit hunne provintien te verbannen; in zoo verre, dat men de gewassen en vruchten van die koleur, welken de milde hand van het Opperweezen, tot lekkerny onzer tafels verleende, niet dan besluijert, en met een kleed overdekt ter markt dorst zetten; waarom ook de manhafte vryhelden, veeläl, wanneer zy zich op verfrisschende appelchina's wilden vergasten, dezelve, alvoorens, die eene plaats op hunnen disch toe te staan, van de buitenschil ontkleedden - ja, in zoo verre, dat men, door onbeschofte gerechts dieners, de gezegende goudsbloem van de borst eener vrouwe deed rukken, dezelve verscheuren en met den voet treden; thans was alles oranje: 't was een algemeen çieraad geworden - de knoppen en schellen der huisdeuren, zoo wel die van den adel als der gemeente, waaren 'er meede opgetooit. - De rouwdraagende zelve droeg een breeden oranje strik, ten blyke, dat | |
[pagina 99]
| |
zyne rouw hem niet ongevoelig maakte, aan 's Lands algemeen welzyn. - Welhaast zach men de vreugde vaanen van de kerk- en stadhuis-toorens waaijen. - Het klokken spel verkondigde, door het speelen van het oude vaderlandsche Wilhelmus lied de gelukkige verlossing. - 't Gejuich vervulde de straaten, men hoorde niet dan een vrolyk hozée - de druk en droefgeestigheid, die noch des daags te vooren in de trekken der meeste ingezetenen te leezen was, was thans verkeert in eene vrolyke blygeestigheid. - Die sombre achterhoudenheid, die den Nederlander van den Nederlander scheen te verwyderen, die vrees, dat wantrouwen, welke de te saamenleeving vergiftigden, waaren verdweenen - een iegelyk was in eene soort van verrukking - men omhelsde elkander - de een drukte den ander de hand; men wenschte elkaêr geluk, met de lach der vrolykheid op het weezen - de vrede, de eensgezindheid, scheen herbooren: de vriendelyke overëenkomst, die het menschdom moet verbinden, en die het geluk aller staaten uit moet maaken, door woeste tegenstreevers zoo lang verstoort, kreeg als in een oogenblik het aanzyn weder. - De een burger durfde den ander weêr zynen vriend noemen, zonder vrees van door wreede vervolgers als oproerstookers te worden uitgekreeten. - Geen onderscheid van staat en geboorte; de Nederlanders waaren thans allen lotgenooten en juichten te saamen in de redding van hun vaderland. Nu kreegen de getrouwe schutters de waapens, hun korts te vooren door den raad der dwingelanden ontnoomen, weder.Ga naar voetnoot(*) en het willekeurig Corps hunner vyanden werdt op zyne beurt ontwaapend. - Maar wat moesten de geenen gevoelen, die, zonder zich eenige misdaad te verwyten te hebben, alleen op de valsche aanklachten hunner haateren in eene aakelige gevangenis gesloten, reeds de dood, het schavot of ballingschap verwachtten, wanneer men hun, onder het ontkluisteren zeide: Gy zyt vry! Gy wordt aan uw verloste vaderland wedergegeeven! keert tot uw huisgezin, tot uw namaagschap, tot uwe vrienden weder, en geniet onder een beter bestuur uwe vrye voorrechten! gewisselyk, het hart van een onschuldigen moet gloeijen op zulk eene onverwachtte kundschap. - Dan 't was des avonds, dat dat groot, dat gewenscht oogenblik verscheen, 't welk de getrouwen in den lande, geduurende twee jaaren, van den Hemel afgesmeekt, het gehoont, beledigt, en zoo lang gebelgt Opperhooft der Republiek werdt in alle zyne duur bezwooren erfrechten HERSTELT,Ga naar voetnoot(†) en hier, hier viel het rampzalig ontwerp, 't welk men gesmeed had, om dit gelukkig Land ten val te brengen, en in onverbreekbre kluisters te werpen, in duigen. Een eendrachtig vreugde gejuich klom, onder het geduu- | |
[pagina 100]
| |
rig roepen van lang leeve onze WILLEM de V.! lang leeve Orange! ten Hemel op - ja hier hoorde men de waare volksstem, zoo lang door dwinglandy gesmoort, zich onbedwongen verheffen. - Zeer was het nu te vreezen, by eene zo spoedige omwenteling, dat de getrouwe aanhangers van het Huis van Orange, die men zoo geweldig verbittert had, by deeze hunne wenschelyke zegepraal, tot eenige weêrwraak tegen hunne vyanden zouden kunnen overslaan, en dat dus het geluk, door eenige misdaadige haatelykheid mogten gestoort worden; - Neen, een iegelyk toonde een vaderlander te weezen; een iegelyk kende den aart en eigenschap van den zachtaartigen vorst, dien men voorstond, en wist, dat ieder drup bloeds, zelfs van zyne wreedste vervolgeren, hem op een traan moest staan - men maakte zich de gunst der Almagt waardig - men spaarde, als Christen, den landsgenooten het leeven; mogten wy hier by voegen kunnen: men spaarde hunne geringste bezittingen! welke eene glorie zoude het geweest zyn voor de goede party, die reeds zoo veel geleeden, zoo veel ondergaan had met een gelaaten geduld en zachtmoedigheid - doch laat ons haar recht doen! verdiende ooit wanörde eenige verschooning, 't was hier, als men in aanmerking neemt, met welk een noodlot men van de andere zyde haar bedreigt had - en dat de ontzachelyke menigte van geweeren, die men in de huizen der zoogenaamde patriotten vond, en die vooral ten blyk strekten van zeer verraderlyke oogmerken, zeer veel tot eenige plundering heeft aanleiding gegeeven, is ten hoogsten waarschynelyk; dewyl 'er in den beginne geene de minste mishandelingen plaats hebben gehad, en dat dezelve eerst begonnen is na het ophaalen dier geweeren, waar by noch het gerucht liep dat 'er zeer gevaarlyke en onmenschelyke ontdekkingen gedaan waaren, die, zoo als het met alle verbreidingen gaat, mogelyk verzwaart zyn geworden - doch laat ons het zeggen, het geen 'er gevonden werdt, was genoeg, om tot bewys te strekken van de allerbooste oogmerken, waardoor ook de uitkomst heeft doen zien, dat deeze daadelyke ophaaling der vrycoristische waapentuigen ten hoogsten noodzaakelyk was; zoo als ook zulks in het vervolg zelfs gerechtelyk werdt ter uitvoer gebragt: 't zoude niet voorzichtig geweest zyn de bestookers van hun vaderland de middelen in handen te laaten om zich over hunnen val te wreeken. - Die billyke roof maakte ondertusschen eene zeldzaame vertooning - men zach niet dan waapenrustingen; burgers, gemeenen, ja zelfs jonge knaapjes gingen ten getaale van twee, drie of vier, den buit ophaalen, en waaren beladen met snaphaanen, patroontassen, sabels, ringkraagen, grenadiers mutsen, die de meesten op het hooft droegen, al 't welk zy in triumph, onder het roepen van Oranje booven! langs de straaten droegen, en vervolgens in een der classen van de oprechte Vaderlandsche Societeit werdt gebragt, doch de vaandels, die eerst met zeer veel bezadigtheid werden opgehaalt, werden door de gemeente in stukken gescheurt, als wanneer een iegelyk zyn best deed om'er een klein stukje, ter gedachtenis, van magtig te worden. - Dit alles, mag men zeggen, ging den gantschen dag in een vrolyke luim en in spotterny, zonder | |
[pagina 101]
| |
eenige haatelykheid, door - maar des avonds werdt het toneel van verwarring geopent; sommigen doldriftigen, die mogelyk eenige meerdere redenen hadden dan anderen, om op hunne ontwaapende vyanden gebeeten te zyn, begosten met glaazen in te slaan; waar in zy, gelyk gewoonlyk in dergelyke gevallen gebeurt, welhaast door meer anderen gevolgt werden, het welk ook den geheelen nacht aanhield - en men mag met recht deezen nacht een wonderverschynsel noemen - men verbeelde zich de straaten opgevult met menschen van allerlei rang, die zich (want het was het schoonste weder dat men ooit in dit jaargetyde beleeft had) tot aan den morgen vermaakten met wandelen; niemand begaf zich ter rust; een iegelyk scheen te vrolyk om in den slaap zyn geluk te willen vergeeten. - Aan de eene zyde hoorde men den walthoorn blaazen; aan de andere de stemmen eener zingende menigte; hier zach men de jeucht, hand aan hand, in 't ronde danssen: - wat verder hoorde men het verbryselen der vensterglaazen; - doch dit laatste verstoordde eenigzins de vergenoeging der geenen, die wel gewenscht hadden, dat 'er niets ondernomen waare geworden dat in het minste strydig was met die vreedelievenheid, die altoos de prinsgezinde party gekentekent had - en 't welk ook mogelyk niet gebeurt zoude zyn, zoo niet de baldadige weigering van eenige styfhoofdige der tegenparty in het draagen van een Oranje teken, het welk de zegepraalende met reden nu dachten te mogen vorderen, en teffens, wy herhaalen het, de ontdekking der menigvuldige verborgen geweeren, de dorst tot weerwraak had vermeerdert. - Hoe het zy de afgedankte Majesteiten vonden hier een beschermer in dien edelen vaderlander zelve, wien zy, meer dan eens, door hunne verfoeijelyke listen, hadden trachten te verstrikken, en wien zy, door hunne lasterschryvers zoo menigwerf hadden doen hoonen en beledigen - ja de moedige Graave van Bentinck kruiste onophoudelyk aan het hooft van eene genoegzaame ruitery door alle hoeken en straaten van deeze hofplaats, om door de allersterkste vermaaningen, en openbaare aanspraaken tot den volke, de vredelievenheid en rust aan te beveelen. - Weest vrolyk! was onder anderen zyn woord, gy hebt daar toe dubbel reden, maar onthoud u van alle oproerigheid, of men zal u doen straffen! - en welk een invloed heeft zulke eene vermaaning niet, voortkomende uit den mond van eenen beminden en geachtten voorstander - ja, 't was aan hem gewisselyk, en aan de vredelievende leden der oprechte Vaderlandsche Societeit, waar van hy het hooft is, dat de ontwaapende vryburgers hunne veiligheid te danken hadden! ook werdt op den 19 september de Heer Graaf door de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland voor zyne onvoorbeeldelyke waakzaamheid en iever plegtiglyk bedankt, met verzoek om verder zynen bystand in deeze, tot het bewaaren der orde te willen verleenen, zoo als blykt uit het volgende declaratoir, het welk wy niet kunnen nalaaten hier mede te deelen. | |
[pagina 102]
| |
‘Wy ondergetekende W.G.T. Grave van Bentinck, heere van Rhoon, beschreeven in de order van de Ridderschap en Edelen van Holland en Westvriesland, doen te weeten aan een ieder die deeze zullen leezen, dat wy uit kragte van de Resolutie van Hun Ed. Gr. Mog. de Heeren Staaten van Holland en Westvriesland van heden den 19 September 1787, waarby zyn gequalificeert, en zelfs des noods geauthoriseert, om van Hun Ed. Gr. Mog., en in hoogstderzelver naam te spreeken en certificeeren, ja op allerley wyze voor de zulke te zorgen, oproer en plundering te stuiten, en des noods zelfs geweld met geweld te keeren, goedgevonden hebben en verstaan, de Heer W.N. Maclaine, met zyne onderhebbende manschappen te gelasten en te authoriseeren, om ten voorzeide einde met de noodige waapenen allerley geweld aan huizen en persoonen, en ook voornaamentlyk het plunderen des noods met geweld te keeren.’
Gegeeven te 's Hage den 19 September 1787.
Was geteekent,
W.G.T. Bentinck.
Men ziet hier uit het welverdient vertrouwen, 't welk de Heeren Staaten stelden in den Graaf; en deeze volmagt had ook al de uitwerking, die men 'er van verwachten konde. - 't Was niet alleen de Hofplaats, die de nuttigheid van 'sGraaven waakzaame toeverzicht ondervond; maar andere steden onzer provintien, alwaar de oproerigheid tusschen de beide partyen noch niet gedempt was, genooten daar van het voordeel - die waare vaderlander, (die zelfs in verscheidene gelegenheden getoond had zyn eigen leeven ten besten van 't algemeen te durven in de waagschaal stellen) reisde met eene ongelooffelyke werkzaamheid van plaats tot plaats, om 'er de gemoederen tot rust te brengen - waarom ook met reden zeker iemand zeide: ‘'t Is of de Heer van Rhoon zich in verscheidene persoonen weet te verdeelen; want hy is overal.’ - Voor 't overige werden 'er alle middelen in het werk gesteld, om de beweegingen van vyandlykheid te keer te gaan. - 'Er werden de allersterkste waarschouwingen gedaan, zelfs met bedreiging van doodstraf, tegen hun, die zich aan eenige feitelyke aanranding zouden schuldig maaken - onder welke waarschouwingen wy met recht als de uitmuntendste mogen achten, de menschlievende vermaaning, door zyne Hoogheid zelve, daadelyk op zyne aankomst in zyne Hofplaats, aan het algemeen gedaan - en, waar in onder anderen die edelmoedige Vorst zich dus uitlaat: ‘Gemeent te hebben een iegelyk ingezeten, op het ernstigste en vriendelykste te moeten aanmaanen, en verzoeken om zich vervolgens stil en ordentelyk te gedraagen, niemant, wie hy ook zyn moge, eenige de minste molest aan te doen, veel min zich aan eenige buitenspoorigheid, of feitelyke aanranding van persoonen of huizen enz. schuldig te maa- | |
[pagina t.o. 102]
| |
JONKHEER.W.G.F. GRAAVE van BENTINCK HEERE van RHOON en PENDRECHT, etc. etc. etc.
God Neêrlands noodbaak, gaf een proef van Alvermoogen
En goedheid tevens, toen Hij sprak: dat BENTINCK zij!...
't Oudridderlijk Geslacht sloeg troonwaard biddende oogen,
En straks verscheen dat Licht, tot eer der Maatschappij.
Dat elk, met diep ontzach, dan in dit Beeld bewonder',
Zo groot een' Staatsman als ernsthaften burgerheld;
Een' steun van 'tAlgemeen; een' Volksvriend, maar bijzonder
Een' schrik der muitzucht en een' geessel van 't geweld!
ORANJE houd' 's Mans naam, in dankbre zeegning, heilig,
En 't Graaflijk Vlek blijv' steeds, door zijn bescherming veilig.
Temminck del.t 1787. I.F. Iacobs De Agè Excud.t 's Hage. F. Sansom van London, Sculp.t | |
[pagina 103]
| |
ken.’ - Verklaarende wyders: ‘dat zulks niet anders, dan zyne billyke verontwaardiging en hoogst misnoegen zoude verwekken.’ - Eene schoone voorzorge, die voorzeker de patriotsche geweldenaars, welken slechts hen, die niet tot hunne saamenzweering behoorden, strafffeloos aan den moord en aan de mishandeling overlieten; zonder hun zelfs het recht, noch de macht te laaten, om zich in geval van nood te kunnen verdeedigen, moest doen bloozen - ja, noch meer, die onderdrukte burgers, die men korts te vooren wederrechtelyk van hunne waapentuigen berooft had gehad, waaren thans beschermers hunner vyanden, en hielden, alle weerwraak ter zyde stellende, de wacht in hunne huizen ter beveiliging hunner persoonen en goederen.- Ondertusschen brachten die voorzichtige maatregels zeer veel toe, om alle oproerige beweegingen, die de billyke vergenoeging zouden hebben kunnen verstooren, te stuiten, en het geen te meer de al te ieverigen onder de gemeente in toom hield, was de betoging, die men hun deed, dat de minste schyn van vervolgzucht het hart van den vredelievendsten der vorsten bedroefde, en hem de komst in zyne residentie-plaats zoude doen vertraagen, eene bedreiging, die niet dan eene sterken invloed konde hebben op menschen, wier hoogste verlangen was hem weder te zien. - Dit bragt ook de meeste gemoederen tot bedaaren, en 't was op den 20 september, dat men, op de plechtige aanzoek der Staaten van Holland en Westvriesland, den algemeenen Weldoener weder in zyne geboorte-stad zach verschynen. - Nooit was eene inhaaling van schooner omstandigheden vergezelt. - Men roeme vry de glorieryke wederkeering der Roomsche overwinnaaren, die, gevolgt door een' sleep van overwonnen helden, met de bebloedde waapens in de vuist, door het vreugtgeschrei hunner onderdaanen werden verwellekomt, terwyl de krygsrol hunner gesneuvelde vyanden, in de harten de eerbied en verwondering; maar teffens den schrik verwekt. - Vry grootscher is hier de intreede van een vreede-vorst, die met den olyftak in de hand, door geduld en lydzaamheid op zyne vyanden zegepraalt. - Hier ryd de Vader des Lands, voortgetrokken, niet door fiere rossen, die als de gevoellooze werktuigen in de hand, die hen voortzweept, hun last draagen, zonder te weeten welk een schat zy met zich voeren; maar door zyne kinderen, die hem eerbiedigen en beminnen, terwyl de Burger-Keurbende, waar van hy het Hoofd is, de welgeoeffende Haagsche Schutters, wier trouw door de verdrukking en verguizing den proef had doorgestaan in zeer nette en zindelyke uniformen gekleed, in twee reijen geschaart, met de vrye blinkende geweeren, aan zyne veiligheid toegewyd, hem den onverhinderden doortocht baanen, op welk gezicht wy den zachtaardigen Vorst, dunkt ons by zich zelve, hooren zeggen: ‘Zie daar myne getrouwe Stadgenooten, die door geen verraad van hunnen plicht zyn afgevallen, ik zal hun beschermer zyn, en hun zegenen!’ Hier gloeijen de harten van een gelukkig geworden volk van blydschap, liefde en achting, op het wederzien van een vorst door wiens afzyn men alles had zien verkwynen. - Het duizend, duizendmaal welkom welbemindde! | |
[pagina 104]
| |
vervulde de lucht. - Men spant de paarden van de koets om zelve den lang gewenschten naar zyn Hof te sleepen, en door dat liefde teken aan zyne beledigeren te toonen wat de deugt waardig is. - Een iegelyk tracht zyn aandeel te krygen aan dien zachten last. - Welk een vertooning voor gevoelige harten! welk een schouwtoneel voor een grootmoedigen die zyn volk bemint! - Willem de Vyfde was aangedaan - eene dankbaare ontroernis voor de blyken van eene achting en eerbied zoo ongeveinst, was in alle de trekken van zyn zacht gelaat te leezen, de traanen vloeiden hem langs de wangen, traanen van een vader voor zyne kinderen; uit eene gantsch andere gemoeds drift ontstaande, dan die, welken hy, twee jaaren geleden, over de boosheid zyner ontaarde vervolgers liet vallen - die dagen van verkeertheid waaren thans in geluk verandert, en een enkel oogenblik van den tyd, dien men hier beleefde, scheen al het geleeden leed te vergoeden. - Op het Hof komende, werdt de vorst, by het uittreden van de koets, te gemoete gegaan door eenige zindelyke in het wit getooide meisjes, die hem uit vercierde korfjes, rykelyk met orange strikken omstrengeld, met bloemen bestrooiden, terwyl de volksstem onophoudelyk het hozée! lang leeve Orange! deed opklimmen. - En deze zelfde hulde bewees men aan 'slands moeder en de vorstelyke telgen twee dagen laater. - Men ontfing hun met alle de tekens van trouw, liefde, en achting, welke men aan eene kloekmoedige bemiddelaarster en beschermster, die haar leeven voor het vaderland in de waagschaal had gestelt, verschuldigt is. - Geene dwingelanden meer, die haar beletten om tot haare bezittingen te naderen - de boosheid was op de vlugt gedreeven. - De rechtvaerdigheid had de belediging; haar aangedaan, gewrooken. - en de goede ingezetenen van 's Gravenhage deeden hier hun best, om door de schoonste blyken van dankbaare erkentenis, den hoon haar door hunne landsgenooten aangedaan, uit te wisschen en vergoeden. - De welverdiende hulde, die men de beste der vorstinnen, als 'sLands verloster en behoedster aandeed, verwekte ondertusschen niet minder aandoening in de verheven ziel deezer groote vrouw, en in die haarer beminnelyke teglen, die haar vergezelden, als die, welke haar doorluchtige gemaal gevoelt had. - Nooit was de trouw en eerbied van de eene zyde, en de liefde en goedgunstigheid van de andere, baarblykelyker dan by deeze gezegende verwellekoming. - En thans vertoond zich weder eene lofwaardige Schuttery, met den schitterenden snaphaan gewaapend, in twee reyen geschaart, niet om eene koninglyke princes aan te randen, gelyk wel eer haare gehuurde geweldenaars; maar om aan haare lang gewenschte intreede te meerder luister by te zetten. Nu had de Hofplaats haare dierbaarste geschenken weder - alles juichte - de geheele avondt werdt in vrolykheid doorgebragt; sommigen der inwooners verlichtten hunne huizen - dan op den volgende vierde men door eene algemeene verlichting der stad en allerlei openbaare vreugde-bedryven Neêrlandsch verlossingsfeest: alleen de wooningen der meest schuldige saamgezwoornen als zynde voor 't meerendeel van hunne vensterglaazen berooft, en met planken bespykert, | |
[pagina 105]
| |
door sommigen patriotsche gordynen genaamt, waaren van dit merk van vrolykheid uitgezondert. Ga naar voetnoot(*)Niet alleen de gemeente, maar zelfs deftige burgers vermaakten zich in het openbaar met ronde-danssen, en met uitzingen van triumph-liedjes, 't was of al de ingezetenen niet meer dan één huishouden uitmaakten - en men mag met recht zeggen, dat nooit vrolykheid met zoo veele rondborstigheid gepaart ging. In die zelfde kerk, daar men korts te vooren door sommige Predikheeren, de verkeertheid had hooren begunstigen en voorstaan, werdt by de gelukkige tegenwoordigheid van den herstelden vorst, voor en na de Godsdienstoeffening op den 23 September het Wilhelmus lied opgeheft, het welk de traanen van verrukking van een vertederde gemeente met blydschap uit de oogen deed vloeijen. - De vergenoeging over de wonderbaare en spoedige omwenteling heerschte nu welhaast van plaats tot plaats; ofschoon de herstelling in verscheiden stedenGa naar voetnoot(†) noch tegenkanting en zwaarigheden ontmoette; dan 'er bleef voor de verdervende hand geene middelen meer over om te stryden tegen de magt van een albestuurend Opperweezen, waar aan het eindelyk behaagde de lang verdrukte Republiek aan de dwingelandy te ontrukken - de goede en getrouwe Regenten door de onrechtvaerdigheid van hunne ampten ontzet, werden nu weder herstelt, met verklaaring: dat geene anderen, als wettige Magistraaten zullen worden erkent, noch in de vergaderingen geadmitteert, als zynde vervallen van hunne posten, en gelast zich verder met geene de minste directie van Staats- en Stads bestuur te bemoeijen. - Dus kreegen 's Lands wetten het oude aanzien weder. - 't Verlies van veele milioenen en andere nadeelen, door de verdervende cabaal aan den Lande toegebragt, zoo wel als de rampspoeden, waar in men een oneindig aantal byzondere persoonen gestort had, was zoo ras niet te herstellen. - Helaas de republiek zal noch lang de lidtekens draagen der diepe wonden, die men haar heeft toegebragt! - | |
[pagina 106]
| |
Maar wat was nu het noodlot 't welk den muitelingen te vreezen stond? - de meest schuldigen waaren uit hun vaderland, dat zy verarmt en ontzenuwd hadden gevlugt; of zy hielden zich verborgen voor het oog der waereld. - Een iegelyk was beducht, dat het zoo volkryk, en eertyds bloeijend Nederland, nu door het uitoeffenen der welverdiende straffen, eene halve verwoesting ging ondergaan. - Neen; 't was Willem de V. genoeg dat de dwingelandy zyner vervolgeren ontwaapend, en dat het verraad ontmaskert waare. - Hy wilde vergeeven; in 't kort, hy scheen meer dan mensch te zyn, en bewerkte eene algemeene genade voor al de geenen, die tot hunnen pligt van getrouwheid wilden wederkeeren. - Zulk eene grootmoedigheid voegde aan Willem den geduldigen; zulk eene grootmoedigheid voegde aan zyne koninglyke Gemalin. - Haare beledigde heldinnenmoed, die niets beoogt had, dan het Vaderland van haaren doorluchtigen Gemaal en vorstelyke Telgen te verlossen uit de hand der verderving, eischte geen enkelen drup van het bloed der beledigers. - Zy zach dien Gemaal herstelt in zyn duurbezwooren en wettig Erfrecht, en dus de gezegende Constitutie, waar aan de behoudenis der Republiek verknocht is, bevestigt. - De veriedeling van het ontwerp van derzelver ondergang was de eenigste wraak, die zy begeerde, en zy wrong, om zoo te spreeken, haaren koninglyken broeder het strafzwaard uit de hand - zoo als reeds hier vooren uit haare menschlievende brieven aan den Heer Hertog van Brunswyk gebleeken is. - En hebben wy grooter kenmerk van haare zucht, om te vergeeven, noodig, dan het schoone antwoord dier groote vrouwe aan de Gecommitteerden van de Staaten op de aanbieding van satisfactie voor den hoon haar aangedaan? - men leeze slechts deeze weinige regels van het zelve, om een engel te hooren spreeken: ‘Verre van niet geraakt te zyn over het lot van hun, die voor de schuldige auteurs en medewerkers moeten gehouden worden, (namenlyk van de geweldige aanranding haarer hooge persoon) gevoel ik eenen waaren afkeer van alle eigenlyke strafoeffening over de verongelykingen aan my geschied, en myne aankleeving aan de belangens van een Land, het welk ik uit hoofde van verscheide betrekkingen als myn vaderland aanmerke, benevens myne achting voor eene vrye Natie, van wie ik sedert byna twintig jaaren veele blyken van genegenheid ontfangen heb, doen my niets vuriger wenschen, dan door dadelyke blyken de waare gevoelens van myn hart open te leggen, en zoo veel de billykheid en 's Lands welzyn kunnen toelaaten, en behoudens de egards, die ik aan myn huis en, in myne gemelde relatie aan deeze zelve Natie verschuldigd ben, het lot der eevengemelde persoonen te verzachten.’ Verklaarende Haar Koninglyke Hoogheid wyders, vreemt te zyn van eenig verlangen, om de eer of goederen en vooral niet het leeven der meergemelde auteurs en uitwerkers te zien aangetast enz. - Het geen ten vollen overeenstemt met het geen die vorstin aan de Heeren Geelvink en Temminck antwoorde, op de aanbieding van satisfactie der stad Amsteldam: ‘In der daad (zegt zy) ik begeer niets minder als straf voor de geweldaadigheden, die men | |
[pagina 107]
| |
zich jegens my veroorloft heeft.’ Zie daar nochthans de kwytschelding van een wanbedryf, 't welk met niets minder dan met het hoofd der schuldigen zouden hebben kunnen betaalt worden. Maar het menschlievend hart van 's Lands Moeder was hier mede niet voldaan; zy wilde een noch zeldzaamer blyk van grootmoedigheid geeven, verzoekende zelfs de ontstaaking haarer listige en lafhartige beledigers, die in Wezel in eene gestrenge gevangenis gekerkert, hunne straf voor oogen hadden - aan welk verzoek terstond voldaan werdt, en dezelve op vrye voeten werden gestelt. O gy elendelingen, die misleid zyt geworden door heerschzuchtige demagogen, in wier hand gy niet dan blinde werktuigen waard, ter uitvoering van hunne verraderlyke ontwerpen, laat zoo veel goedheid, zoo veel menschenliefde uwe versteende harten aandoen! - Legt allen haat en partyschap af! gy ziet uwe dwaalingen. - Zy zyn u vergeeven, maak u die vergeeving waardig. - 't Is thans het uur, om met bezadigtheid te overweegen, welke verdrukkingen gy den besten der vorsten sedert ruim zeven jaaren hebt aangedaan, en de vreedelievende handelingen, waar meede hy die beantwoordde, daar tegen te vergelyken. - Herroept u met schrik de eerste beweegreden der saamenzweeringen; de vernietiging van het Erfstadhouderschap, en dus de omverrukking van de groote steunpylaar, waarop de Republiek moet rusten. - Hier om moest men hem, die 'er meede bekleed was, verdacht maaken, - de vloekstem; de waapentuigen; de gehuurde pennen; het graveerstift; 't heeft alles de heerschzucht in de hand gewerkt, om het Staatsgestel in de war te brengen. - Alles scheen u de overwinning te belooven; de goedheid zelve van den Vorst, dien gy verdrukte, scheen uwe veiligheid; ja, gy waard op het punt van onder het banier der boosheid van de veelbeloovende aanvoerers, welke u bedrogen, door eene blinde zegepraal, den val uws Vaderlands te bewerken. - Maar - de wonderhand der Almacht verbrak, in een oogenblik, uw ontzachlyk saamenstelsel; 'er was eene Wilhelmina de Groote gebooren, die, door de dwingelandy beledigt, dat Vaderland tot verloster moest strekken. - 't Is thans aan u om door het aanneemen der verzoening den zegen dier verlossing, die u zelve en uwe nakomelingen in uwe rechten bevestigt, te verdienen, en de nadeelen te doen vergeeten, die uw razerny den Lande heeft toegebragt; en gevolgelyk u den schoonen tytel van Patriot, dien gy zoo lang verkeerdelyk gedraagen hebt, waardig te maaken. - Dus bloeije op nieuw ons gezegend gewest; altoos verknocht aan het doorluchtig Huis van Orange onder de beveiliging van zyne twee Hooge Bondgenooten, en keere tot deszelfs ouden luister weder. | |
[pagina 108]
| |
Maar laat ons nu te rug keeren tot dat verschynsel, het welk in het vooruitzicht zoo veel beloofde, en dat, als een nieuw licht, van achter de aakelige onweêrswolk, die 't zuchtend Nederland bedreigde, kwam opdagen: Wy meenen de instelling der Burgermaatschappyën, waar aan dit Gedenkschift is toegeheiligt - en, die men, ten tyde van de verdrukking, moest aanmerken als het eenig middel om een tegenwigt uit te maaken tegen een verderffelyke cabaal, die het vry gewest in uitheemsche kluisters ging werpen, niet minder knellend misschien, dat die, waar uit het weleer door Vader Willem ontslaakt was geworden. Onze oude zinspreuk Eendracht maakt Macht, eeven groot als waarachtig, met de vryheid der Republiek gebooren, is een der eerste regels van ons staatkundig systema, zonder 't welke ons Land niet bestaan kan. - 't Was dus niet onnatuurlyk, dat de braave en getrouwe ingezetenen, die, met siddering, dagelyks de menigvuldige genootschappen, welken de waapens hadden opgevat, om de oude en gezegende Staatsgesteltenis te bestryden, zagen toeneemen, door eene vreedelievende te saam verbinding een schutsmuur van verdeediging trachtten op te werpen tegen hunne dwingelanden. Reeds vyf jaaren te vooren had een oprecht vaderlander in de stad Leiden, die veelligt bereids, als in het verschiet, het toppunt ontdekte tot het welk de partydigheid éénmaal moest opklimmen, een ontwerp gevormt ter oprechting eener zoo nuttige broederschap, en verscheidene zyner vrienden en getrouwe onder zyne mede-ingezetenen waaren zyne loffelyke neiging ter redding van het zinkend Vaderland toegedaan. - Maar - het verraad, dat altyd op zyn luimen leid, wist zich al weder tusschen beiden te stellen, en die heilzaame pooging werdt veriedelt. - Alleenlyk het zegel, waar onder men die maatschappy zoude ingericht hebben, en 't welk sedert dien tyd door sommigen in de bittere dagen der verdrukking, in het verborgen, op de borst gedragen werdt, is bewaart gebleeven, en ook door de thans in stand zynde Societeit der gezegde stad aangenoomen geworden, betekenende een brandend Altaar waar op een Hart, en twee over elkander gekruiste Degens. - De tyd ter inrichting van een zoo noodzaakelyk tegenwigt, tegen de beraadslagingen der boosheid, scheen eerst gebooren te moeten worden met het beginsel van het Wonderjaar 1787: Dat jaar, zoo verschrikkelyk, en teffens zoo zegenryk: dat jaar, dat de allersnoodste, de onmenschelykste wanbedryven voortbragt: dat jaar, dat in een Land van vryheid de vryheid niet alleen door den eenen burger aan den ander; maar zelfs aan eene koninglyke Princes zach betwisten: - dat jaar, waar in de Republiek op het punt was, van een bloedbad te worden, - maar ook teffens het jaar onzer verlossing, moest een algemeene te saamvereeniging uitwerken, onder hun, die noch den naam van Batavers waardig waaren. - 't Was aan de boorden der Rotte, dat het licht der Eendracht, als een nieuw gestarnte onvoorziens ten voorschyn kwam; onvoorziens zeggen wy - ja de oprechting der oprechte Vaderlandsche Societeit in Neêrlandsch koopstad, die de eerste is geweest; en die, om zoo te spreeken, het voorbeeld heeft gegeeven, aan alle de andere was geene vooraf geregelde beschikking; maar eigenlyk | |
[pagina 109]
| |
het toevallig uitwerksel van eene voorafgegaane gebeurtenis, die de hoogste eer doet aan de waare Oprechters, welke, zoo als wy zeggen, in den eersten geen 't minst vast gestelt oogmerk hadden ter instelling eener Societeit, maar alleenlyk, met eene vaderlandsche trouw en kloekmoedigheid bezielt, hunne mede-ingezetenen trachtten by één te brengen, om zich met moed, als waare Belgen tegen de steeds toeneemende dwingelandy te veréénigen, en hunne wettige Regeering, en Constitutie, zoo veel mogelyk, te beschermen, en des noods, geweld met geweld te keer te gaan. - 't Waaren namelyk drie der achtenswaardigste burgeren der opgemelde stad, die het wagen durfen om met een loffelyken iever den moed hunner landsgenooten tot die heilzaame poging op te wakkeren - doch wy zullen, om in deeze een klaarder licht by te zetten, hier het uittreksel mede deelen van een echten brief, welken men de goedheid heeft gehad ons toe te vertrouwen.
Myn Heer en geëerde Vriend!
‘UEd. wilde gaarne van my hebben eenige opening of bericht, hoe men alhier tot zoo een geluk gekomen is, dat men eene Societeit heeft opgerecht onder de Anti-dotaalen, wat wel de naaste aanleiding daar toe geweest is, en of 'er door dien weg eenig lucht gekomen is, dat men met vertrouwen kan vooronderstellen, dat het van een goed succes zal zyn; byzonder of men wel in de Leden van de Societeit kan bespeuren, dat zy tot behoud der oude bezwooren Constitutie te bewaaren, werken, den Heere Prince van Orange als Erfstadhouder, Kapitein, Admiraal en Generaal, als het Eminent Hoofd in onze Staats-regeering voor al zoeken gemaintineert te krygen, enz, enz. Het zal voor het tegenwoordige niet noodig zyn op te haalen de gronden der oorzaaken van onze rampen; het listig ontworpen plan om Z.D.H. van zyne hoogheid te verstooten, is bekent. - Wy zullen niet onderzoeken of de Regenten het kwaad hadden kunnen en moeten weeren; maar wy zullen ons maar kortelyk bepaalen, wat byzonder de aanleidende oorzaak is geweest, waar door de Societeit is in de waereld gekomen, en zullen dierhalven beginnen met het laatste, doch voornaame stuk, dat onze grondwettige Herstellers meenden uit te voeren, namenlyk: om ter Staatsvergadering ook de stemme van de stad Rotterdam tegens de belangens van Z.D. Hoogheid, Neêrlands Erfstadhouder, te doen werken. Weet dan, mynheer! wat middelen men in het werk gestelt heeft, of men het geweld (tegen onze bezwoorene privilegien aan) heeft in de stad gebragt, en men het daar door zoo verre heeft weeten te derigeeren, dat men in de plaats van een Stadsschuttery, getrouw aan eed en pligt, een formidabel vrycorps heeft trachten in te voeren, dat door deszelfs extraordinaire exercitien zoo moest zyn, als één vrycorps in de gantsche Republiek; men echter niet in staat geweest is om die oude bekende liefde voor- en die onverbreekelyke gehechtheid aan den doorluchtigen huize van Orange uit de harten der meeste ingezetenen van Rottes burgery uit te roeijen; byzonder niet die nadrukkelyke liefde voor den persoon van Z.D.H. Willem den V., als dat ge- | |
[pagina 110]
| |
schenk des hemels op hunne gebeden in den tyd der benaauwtheid van God verkreegen. Daar kwam by, dat de wind-vaen onder de vroedschappen gedraeit was; en wy nu, zoogenaamt, veertien goede regenten hebbende, zoo moest men nu dit collegie augmenteeren met nog zestien nieuwe Raaden, by directe aanstelling van Hun Ed. Gr. Mog. en dus lieden, naar vreemde smaak: tot dat einde hadden de requestranten, uit de zoogenaamde vaderlandsche societeit op de Wynhaaven, een request gepresenteert; waar op Hun Ed. Gr. Mog. van de vroedschappen bericht gevraagt hadden; welk bericht van de vroedschap aan Hun Ed. Gr. Mog. gegeeven, zoo gefundeert was, dat de nieuwe patriotten zich daar sterk tegen opposeerden, en onder den haaren beraadslaagden, om wanneer zy door rede hunne begeerte niet konden verkrygen, het zelve dan met geweld van waapenen door te dringenGa naar voetnoot(*): tot dat einde werden op den 22 en 23 December alle de 24 compagnien by één geroepen; ieder compagnie afzonderlyk en op onderscheiden plaatsen, in den Doelen, en in andere logementen, by wyze van comparitie, in welke comparitie voorgestelt werdt, om uit ieder compagnie twee man van de schutters te verkiezen, welken acces zouden hebben in krygsraads vergadering, om de rekening te doen en de schutters te doen begraaven, na hun overlyden, met militaire honneurs, waar toe dan de krygsraad de buitengewoone begraafniskosten zoude te goed komen: dit moest met meerderheid van stemmen geschieden; hier wat tegenkanting daar wat ingang vindende; dit wierd by meerderheid vastgestelt (en dit waren ook de articulen by de oproeping bepaalt) maar een derde, en daar hun eigenlyk de schoe wrong, was verzweegen. - Doe was 't Heeren! eer wy scheiden; daar was noch iets, daar wy de Heeren noch eens over vraagen moeten: het zal ulieden bekent zyn, dat Heeren geconstitueerden een Request hebben gepresenteert by Hun Ed. Gr. Mog.; maar de Heeren zullen ook gezien hebben, dat infaame bericht door de meerderheid der vroedschap; het zal noodig zyn Heeren Requestranten, de stem der schuttery te versterken; niemand van de Heeren, denken wy, zal hier toe zyne stem weigeren, en dus zullen wy tot dat einde alle de naamen van de Heeren maar optekenen.Ga naar voetnoot(†) Dit was in substantie de handelwyze in alle de 24 compagnien; maar byzonder in de compagnie No. 24 was een schutter, met naame M. de Haan, welke zeide: tot dat einde moet myn naam niet gebruikt worden; waar op eenige van de officiers hem vraagden: dit en dats kind! zal je ons weder contrarieeren?Ga naar voetnoot(§) - | |
[pagina 111]
| |
Ik heb meerder eerbied voor myne wettige regenten, en dus laat ik my niet gebruiken tot onderdrukking van myne wettige vroedschap; gy hebt te weinig eerbied voor de overigheid; daar op antwoordde een van de officieren: de vroedschappen zyn maar varkens; als men ze by de ooren grypt, dan kruipen ze achter uit; anderen zeiden: ze dienen wel gedwongen te worden! Dit werdt door de nieuwerwetsche helden met handgeklap toegejuicht. De Kapitein dier compagnie, zynde van Zwyndrecht, hier mede noch niet voldaan, zeide: als ze niet goedwillig willen, zullen wy ze met geweld dwingen!Ga naar voetnoot(*) Deeze unie geformeert zynde, werd door eene commissie uit dezelve aan den grooten krygsraad gepresenteert; waar by zy goed recht (zoo zy zeggen) eischten, en begeerden, dat de krygsraad het verzoekschrift der geconstitueerden en constituenten secondeerden; maar intusschen laaten die lieden in dat Request zien, tot wat einde zy de waapens draagen; namelyk om een nieuwerwets heilig recht te beschermen, en hem, die het zelve aanrand, al waare hy ook op den stoel der eere gezeten, het staal in het eerloos hart te drukken. - Toen begonnen de vroedschappen te begrypen, dat het aan hunne persoonen kwam, en dus was het nu tyd, om de burgery op te speuren tot het tekenen van een Declaratoir: tot dat einde vervoegde men zich by eenige fatzoenelyke burgers, die bekent waaren de vastgestelde constitutie bestendig aan te kleeven: door hunne hand werdt dit Declaratoir geteekent; ter tekening gepresenteert; of men verleende zyn huis om te laaten tekenen, (na dat aan sommige verzekering gegeeven was, dat men ten behoorlyken tyd mede werken zou, om zyne doorluchtige Hoogheid in zyne waardigheid te herstellen) die tekening ging tamelyk voort; maar toen de nieuwe patriotten begonnen te begrypen, dat, als de volksstem gehoort wierdt, het dan voor hun verlooren was, dachten zy de zaak met geweld te moeten voortzetten. Tot dat groote werk was bestemt den 8 January 1787, zynde Maandag, gewoonlyk de dag, dat de vroedschap vergadert, om dan, wanneer dezelve vergadert was, hun stem tot de vermeerdering der vroedschap af te dwingen. - Zyne Exellentie de Marquis de Verac, Ambassadeur van zyne Allerchristelykste Majesteit, beneffens de Rhyngraaf van Salm, waaren ook maandag ter maaltyd genoodigt by den heer fiscaal Pieter Paulus. - Dan eer die gevreesde dag aankwam, zaten veelen als verslagen, en het scheen, dat, terwyl wy slag op slag voelden, de Goddelyke hand ons overgegeeven had in de hand onzer vyanden; dan nimmer dacht eenig mensch, dat hy, door wien alle dingen zyn, in zoo een korten tyd daar zou stellen, het geen wy nu mogen aanschouwen, en het geen wy wenschen, dat van achteren de blyken van de Goddelyke goedkeuring zal wegdraagen. | |
[pagina 112]
| |
Onder het gerucht van dien aanslag, die zich verspreidde den 2 of 3den dag van het nieuw begonnen jaar; merkten zekere drie vrienden op, dat veelen uit de schutters tekenden op het Declaratoir, ja, zy hadden gelegenheid om te verneemen, dat meer dan 100 schutters zich, door een apart declaratoir vereenigt hadden, waar onder 'er zelfs waaren, die zich uitten, dat wel wensten eene gelegenheid te hebben om malkanderen nader te kennen, om in tyd van nood met elkander geregelt te werken. Nu dachten de drie genoemde vrienden is het tyd om te beproeven, of God door hunne hand iets wilde daar stellen. Een deezer Heeren zegt tot den ander: gaa en zie of'er eenige gelegenheid is, en besteed dat u nodig is! - Dit werdt zeer geheim uitgevoert en met dien ernst, dat noch des saturdags avonds ten 9 uuren; zynde den 6 January, het tegenwoordig Societeits-huis werdt ontruimt, de gezegde drie vrienden verkoozen een uit de schutters, met naame Michiel de Haan, zynde een man van een standvaste en onderneemenden aard, en lieten de Huurcedul op zyn naam tekenen, ten einde dezelve als Castelein zoude kunnen fungeeren, dewyl de drie gezegde vrienden enkelyk maar dachten op eene verzaameling van schutters,Ga naar voetnoot(*) ten einde in geval van nood, geweld met geweld te keeren. - De zondag gekomen zynde begreep men, dat de verrichtingen tot bewaaring van haardsteê en altaaren ook Godsdienst was Ga naar voetnoot(†) dus proponeerde een der drie vrienden, om terstond comparitie te beleggen tegen des avonds ten 6 uuren, - dit geschiedde, en 'er werden eenige schutters uitgezonden, om hier en daar by welbekenden kundschap te doen van dit voorneemen (Intusschen moeten wy noch melden, dat door de goddelyke goedheid de kerk van Rotterdam, booven alle andere kerken van Nederland noch mag roemen op veelen en getrouwe wachters op Sions muuren, waar door ook den ernst tot het gebruik maaken van de getrouwe Predikanten zeer groot is). Deeze kundschap verspreidde het gerucht door de verzaamelde menigte in de kerken by het aanvangen van den namiddag Godsdienst; na dat de koning der kerke den mond zyner getrouwe knechten dien dag geopend had, om te waarschouwen tegen het verderf, dat ons dreigde; zoo was het ook, dat God, inzonderheid ook den avond Godsdienst van Do. Smits wilde doen dienen, om de harten te doen ontvlammen in brandende begeerten, om uit te komen voor de waare belangens van Vaderland en Godsdienst. Intusschen het bestemde uur naderende, begaf zich een der drie vrienden ter adsistentie en opzicht by den Castelein in het tegenwoordig Societeits-huis, om de aan den Castelein gegeeven instructie te doen uitvoeren, daar op vergaderde een goed aantal schutters en burgers; maar by het einde van den avond Godsdienst kwamen zy, met zoo een vervaarlyken | |
[pagina 113]
| |
toeloop, naar het Societeits-Huis, dat het vervult werdt tot op de bovendste verdieping. - dit was voor den gezegden der drie vrienden een hachelyk tydstip, daar hy, en allen, die in 't zelve huis waaren, als ook de kastelein, bloot gestelt waaren, om door de valsche patriotten beschuldigt te worden van complotteering en saamenspanning, en dus blootgestelt stond, om door den hooftofficier te worden aangetast, - schout en dienaars kruisten ook al voor de deur van het Societeits-Huis, onder de meenigte, die zich voor het zelve verzamelde, - onder dat alles waaren 'er al veele heethoofdige, in het huis, zoo onder de burgers als onder de schutters, welke riepen; waar toe heeft men ons by den anderen geroepen? die ons geroepen heeft moet ons waapens bezorgen: waneer moeten wy slaags? in deeze hachelyke omstandigheden verloor de kastelein, het geheel dessein van zyne gekregene instructie, - dus 'er moest een soort van noodschoot gedaan worden: - men stelde schielyk, een consept op van eene Societeit, Ga naar voetnoot(*)men benoemde eenige heeren oud-schepenen tot directeuren van de Societeit, verders vier geconstitueerden, om die heeren directeurs tot dat groote werk te solliciteeren, en om verder met dezelve de belangens der Societeit te regelen: dit schielyk gedaan zynde, werdt door den kastelein audientie gevraagt; het ontwerp voorgeleezen, dat dadelyk algemeen met Vivat beantwoord werdt; dus werdt dan voorgestelt dit ontwerp te ondertekenen; met verzoek, dat elk die getekent had wederom naar huis zoude gaan, ten einde men in het Societeits-huis eenige ruimte kreeg; dit geschiedde by aanvang; dan de God, wiens oogen de gantsche aarde doorloopen, beschikte in den weg zyner aanbiddelyke voorzienigheid, dat de Heer Mr. J. Cornets de Groot, op eene enkele sollicitatie na, onder het gehoor van Do. Smits te zyn geweest, by het eindigen van den Godsdienst mede naar het Societeits-huis kwam, waar door de drie opgemelde vrienden min of meer gedekt waaren, en by het inkomen, verbaast staande, vroeg; hoe veele manschappen 'er wel waaren? wordende geantwoord; myn heer, tot in de haansbalken vol: daar op ging de heer de Groot naar alle de vertrekken, en deed eene aanspraak, met vermaaning om met bedaartheid en orde, en nimmer aanvallender, maar wel verweerender wyze te werk te gaan, en, na een minnelyk compliment gemaakt te hebben, vertrok dezelve. - Hier door werdt de gantsche menigte bedaart, - en een iegelyk ging, zoo als verzocht was, na dat hy getekend had, naar zyne woning, zoo dat des avonds de klok negen uuren de gantsche menigte reeds vertrokken was. - Dit wonder, door Gods hand verricht gaf eene schrik en beweging in de harten onzer Vyanden, zoo dat 'er van hunne onderneeming des maandags niets geworden is, als eene hoope beweegingen van het bezetten van het Stadhuis door de schuttery, en dus van het weezenlyke niets met al, - zyne exelentie de marquis de Verrac reeds weg zonder iets gezien te hebben. | |
[pagina 114]
| |
Dan de nieuwe gekomen gecommitteerden verzuimden, niets; maar voerden spoedig het eerste gedeelte van hunne commissie uit, en hadden het genoegen, dat de heer J. de Groot dadelyk met zeer veele genegenheid de beroeping tot directeur aannam; beneffens ook de heer J.B. de Monté, maar de andere heeren, die geroepen waaren excuseerden zich elk op zyne wyze, hier door werdt eenigen stilstand veroorzaakt. - Intusschen werdt het Societeits-huis klaar gemaakt, dan 'er werden eenige heeren by provisie aangestelt, om met de twee boovengemelde heeren dit groote werk te helpen op fundament stellen, zoo verre als het zich tot heden noch bevind. Ondertusschen nam men de gelegenheid waar, om ook in het Societeits-huis de burgery het Declaratoir, tegen de vermeerdering van het vroedschaps-collegie te laaten tekenen, waar toe de toevloed vry sterk was, - dit stak onze zoogenaamde grondwettige herstellers schrikkelyk in den krop; maar God die de wyzen vangt in hunne arglistigheid; en den raad der verdraayingen verkeert ving deeze vyanden in hunne eigene netten, en zy moesten zelve de werktuigen weezen ter bevestiging van de Societeit. Nu viel 'er, gelyk gezegt is, een en ander te prepareerden, tot donderdag den 18 jannuary de Societeit geopend werd door de inlyving der leden, met het betaalen van de nodige contingenten, en het uitwisselen van een zeker bewysteken van lidmaatschap, - de Societeit sterk aangroeijende, vonden een zeker getal oudscheepenen goed zich aan te bieden, om te zyn geconstitueerden voor en in naame van het gantsche lighaam der Societeit, om zoo by de representatie de belangens der burgery te maintineeren; onder deeze heeren, bevonden zich die, welken zich by de eerste aanzoek der burgers zoo geëxcuseert haddenGa naar voetnoot(*). Om wat reden nu die heeren dit werk de burgery uit de hand schynen te neemen, weeten wy niet, - Ga naar voetnoot(†)alleenlyk wenschen wy, dat God dezelve getrouw maakte, om het groot einde te bevorderen, namelyk de herstelling van onze gevestigde constitutie, beneffens die van onzen Erfstadhouder op dat die gestelt worde op zyne hoogte, om aan Staat, Kerk, en Vaderland tot zegen te gedyen. Waar mede enz.’Ga naar voetnoot(§). Zie daar dan, dat kind der vaderlandsche trouw gebooren, dat gewisselyk tot een heilzaam einde in de waereld zoude gekomen zyn, indien alle de bestuurders der Oprechte Vaderlandsche Societeiten waaren bezielt geweest met eene onwankelbaaren moed, met | |
[pagina 115]
| |
de zuivere en edele gevoelens van waare getrouwheid, en met eene billyke begeerte om de burgery nader met den Prins te vereenigen; doch het heeft in het eind de Almagt behaagt, om de Republiek op eene andere wyze te redden, en toe te laaten, dat de muitelingen in hunne razerny door eene daad van verblinding in hunne eigene strikken vielen, eene daad, waar door zy een der magtigste vorsten van Europa opriepen, om het ongelyk te wreeken en het Land te bevryden. Roemwaardig zyn ondertusschen de geenen, waar aan men deezen grondslag der Oprechte Vaderlandsche Societeit te danken heeft, - mogte het ons vrystaan hier hunne naamen, die in 's lands historie-bladen tot het laatste nageslagt behoorden te worden overgebragt in te voeren! maar die edelmoedigen voorstanders van ons oude staatsgestel bestaande, zoo als wy hier vooren gezegt hebben, in een drie manschap van braave Burgers, begeeren hunnen loffelyken iever, voor de redding van hun Vaderland, achter het gordyn der nederigheid verborgen te houden, - 't is hun genoeg zich voor de goede zaak in de bresse te hebben gestelt, zonder een anderen lof of belooning te willen erlangen dan de enkele vergenoeging, die het weldoen met zich draagt. De Oprechte Vaderlandsche Societeit, dus zoo als wy in den bovenstaanden brief gezien hebben, op den 7 January 1781 binnen de stad Rotterdam opgerecht zynde, en op den 18 daar aan volgenden onder het bestuur der nieuw gekoozen Directeuren zynde, geopent en bevestigt, dat is ruim drie maanden vroeger, dan die van 's Gravenhage zach men wel haast dat het de waare en oprechte vaderlandsche vrienden niet te doen geweest waare, om slechts eene maatschappy tot tydkorting of vermaak te hebben opgericht; maar veel-eer een middel ter handhaaving van 's Lands grondwetten; want, een dier edele oprechters het geluk hebbende, om een van de eerste staatkundigen dezer Republiek, en teffens een der bekendste aankleevers van 's lands gevestigde constitutie, en van het doorluchtig Huis van Oranje, tot zynen raadsman te verkrygen, ontwierp dezelve een allerheilzaamst en noodzaakelyk Declaratoir, geschikt om de waare volksstem te doen spreeken. - Een stuk, dat wy hier woordelyk zullen mede deelen, dewyl het de waare en eerste grondslag is geweest, waar op zich de gantsche stem der getrouwen onder de natie heeft doen hooren; dewyl het zelve reeds in de maand February 1787 ontworpen, en in de maand Maart het allereerste in Rotterdam is getekent; doch, om het weinig succes aldaar, in de maand April allereerst aan de Societeit van Overschie is overgebragt, alwaar hetzelve gretig ontfangen en met alle magt getekent werdt, zoo dat het gerucht daar van niet alleen verspreid werdt in Schiedam en Delfshaaven; maar zelfs welhaast ter kennisse kwam van zyne Hoog Edelheid, den Heere Graave van Bentinck, Heere van Rhoon, nadien de bovengezegde edelmoedige ieveraar zich niet ontzach om op levens- en lyfsgevaar dit gewigtig stuk op verscheidene plaatsen waereldkundig te maaken, en te bevorderen om met de daad te doen zien, dat 'er noch eenige duizenden in den lande waaren, die zich met mannenmoed voor hunnen godsdienst, vryheid en voorrechten in de bresse wilden stellen. - |
|