Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Uit het leven voor het leven. Deel 1 (1875)

Informatie terzijde

Titelpagina van Uit het leven voor het leven. Deel 1
Afbeelding van Uit het leven voor het leven. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Uit het leven voor het leven. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.53 MB)

Scans (4.00 MB)

ebook (3.08 MB)

XML (0.56 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Uit het leven voor het leven. Deel 1

(1875)–Elise van Calcar–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 123]
[p. 123]

Edelmoedigheid.

Indien de edelmoedigheid een deugd ware, die wij alleen jegens onze vijanden hadden te beoefenen, dan zou zij in menig kalm gezin, dat nooit met eenige vijandelijke aanvallen van buiten te worstelen heeft, of in elk rustig menschenleven, dat niet door kuiperij en snoode aanslagen geschokt is, al een zeer kleine plaats behoeven in te nemen. Zij zou een soort van pronkwapen of fraaie gedenkpenning gelijk zijn, in een foudraal bewaard, om alleen bij extra gelegenheden voor den dag gehaald te worden.

In de rustige dagen die wij mogen beleven en te midden van beschaafde zeden, komt het zelden voor, dat schoone woord der Schrift op breede schaal in beoefening te brengen: ‘Bid voor degenen die u geweld aandoen, zegen die u vloeken, doe wèl dengenen die u haten en u vervolgen.’ Wie kan deze verheven voorschriften lezen, zonder eerbied te gevoelen voor de hooge majesteit van Hem, die zoo sprak. Ja, ik heb jonge

[pagina 124]
[p. 124]

harten gekend, die zoodanig door de grootheid van die woorden waren getroffen, dat zij, er door overmeesterd, zich opgewekt voelden om uit te roepen: ‘Ja, zoo zullen wij ook doen! dat is groot en schoon!’ Ik heb jongelieden zoozeer met de deugd van edelmoedigheid zien dwepen, dat zij er verzen op maakten en gaarne eens een geduchten vijand zouden hehhen gehad, die hen bitter vervolgde, alleen om hem door hunne schitterende grootmoedigheid te kunnen overstelpen en, zooals de Heilige Schrift het noemt, vurige kolen op zijn hoofd te mogen hoopen.

En toch, deze opgewonden gemoederen konden zich in hetzelfde oogenblik in liefdelooze en ondankbare handelingen vergeten jegens personen, die hun geen kwaad, maar wel goed hadden gedaan, en dus geenszins vijandig waren.

Het is eene grove dwaling, die echter zeer algemeen is, dat men lichter in het groote getrouw zal zijn dan in het kleine. De grootheid van ziel, die tot de ververvulling van dit gebod van Jezus wordt vereischt, is lang niet alledaagsch, en wie nog onedelmoedig voor vrienden en huisgenooten kan zijn, die droome niet dat hij tot zoo iets verhevens wel in staat zou wezen als hier bedoeld wordt. Het is eene merkwaardige zelfmisleiding, waaraan ons hart àl te licht onderhevig is, dat wij altijd gelooven die deugden te bezitten, die nog nooit op de proef gesteld zijn geworden; ja, wij vleien ons dat wij getrouw zouden zijn als er een groote verzoeking tot ons kwam, en dat wij die met verontwaardiging zouden afwijzen, terwijl wij terstond voor de kleine bezwijken en voet voor voet terugdeinzen bij ieder eisch tot een kleine zelfverloochening.

[pagina 125]
[p. 125]

Voorwaar, het gemoed dat in staat is Jezus te volgen - in het diepe spoor van edelmoedige vergeving Hem na te treden - wie kan weldoen aan wie ons mishandeld en gegriefd hebben - wie kan bidden voor degenen die liegende kwaad van u spreken, die dàt kan, is een groot en heerlijk wezen, en heeft het reeds ver gebracht in de navolging van den Heiland.

Wilt gij weten hoe ontzettend groot en bewonderenswaardig die edele ziel is, voel het dan maar eens, hoe zwaar en bang het u valt een geringe verongelijking te dragen, ze in stilte te verkroppen zonder links en rechts om u heen te slaan - een krenkende miskenning van uwe goede reine bedoeling te dragen - een kleine beleediging over het hoofd te zien... Een weinig veronachtzaming of verkoeling van den kant uwer vrienden wordt door u vergolden door onheusche bejegening of scherpe woorden, weerbarstig pruilen of onhandelbare stijfheid. Gij vergeldt elken koelen blik met nog veel norscher en toorniger blikken; voor elk bits woord hebt gij zes andere gereed; voor één moment van smart, onbedachtzaam of onwillekeurig of bij overijling u aangedaan, kwelt gij een ander vele uren, ja dagen zelfs... Waar is nu de edelmoedigheid?

Hoe noemt gij het, een zwakkere te laten tobben, omdat gij te traag zijt toe te schieten, of uw boek of uwe liefhebberij of uw genot even op te offeren? Hoe moet het heeten, als de krachtige zijne sterkte misbruikt, als de broeder de zuster, de oudere den jongere niet te hulp komt? Waar blijft de edelmoedigheid, als ge door opzettelijk uwe meerderheid te toonen een ander overschaduwt, als ge u

[pagina 126]
[p. 126]

vermaakt met eens anders minderheid, hulpelooosheid, verlegenheid of schaamte? Waar blijft de edelmoedigheid, als gij u haast te zeggen wat gij weet dat een ander leed zal doen of kwetsen? Waar is de edelmoedigheid, als gij met een gebrekkige spot? - als gij den doove, den blinde, den kreupele belacht, of als gij den arme versmaadt? - als gij iemand noodeloos teleurstelling veroorzaakt, dien ge te onbedacht met een belofte hebt gevleid? Waar is de edelmoedigheid bij hem, die zich in eens anders leed kan verblijden, die niet spreken kan zonder een ander te benadeelen in de opinie van vrienden of verwanten, en nu en dan schamper zegt: ‘Dat is nu juist goed, dat dit lot dezen of dien treft; nu ondervinden zij het eens!’ Waar is de edelmoedigheid, als de afwezende, die zich niet verantwoorden kan, wordt beschuldigd? als men steeds het ergste denkt, het slechtste gelooft, en elk overijld woord als een voorbedachte misdaad annrekent? - Is het niet onedelmoedig, om uw vernuft of uw kennis tot een roede te maken om anderen mede te slaan of te kwellen?

De onedelmoedigheid heeft duizend vormen in het dagelijksch leven. Vooral onder den naam van ‘plagen’ wordt ze soms zoo boosaardig en laag, dat ze den geheelen mensch ontsiert, al was hij overigens voortreffelijk en beminnelijk.

Hoe onedelmoedig, ja hoe wreed kan het zijn uwe voorrechten op te sommen voor den min begiftigde; uwe rijkdommen uit te stallen voor den arme; uwe kracht te roemen tegenover den zwakke. Van alle macht, bezit of rang kan men zeggen: Gij zoudt die macht of

[pagina 127]
[p. 127]

dat goed niet hebben, als het u niet van boven gegeven was. Daarom legt elk talent en ieder voorrecht ons een hooge verantwoordelijkheid op. Alles wat wij zijn, wij zijn het door God; al wat wij hebben, 't is Zijne gave. Wat deden wij, om ons in het bezit te stellen van al die krachten, vermogens en voorrechten, die wij genieten? Immers niets? - 't Zijn allen geschenken van den alleen wijzen Lotsbedeeler. En zouden wij zooveel ontvangen hebben, om het zelfzuchtig voor ons zelf alleen te bezitten en er den minbedeelde nog mede te tergen? Verre van daar. Door de veelheid onzer voorrechten zijn wij te meer schuldig onzen naaste te dienen.

Edelmoedigheid is de echte adeldom der ziel, edelheid van gemoed; zij blijft steeds vreemd van alle lage roerselen en armzalige beweegredenen, verachtelijke nevenbedoelingen of kleingeestige bijoogmerken, en stelt tot groote daden in staat.

De edelmoedige schroomt niet oprecht en rond eene dwaling te belijden, een ongelijk te bekennen, ten einde daardoor een pijnlijke spanning te breken of vijandschap of verwijdering te voorkomen. Een edel hart aarzelt nooit te zeggen: ik heb gefaald; het belijdt de schuld en beijvert zich het leed te verzachten, het recht of de schade te herstellen, den onschuldige te rechtvaardigen, al moet hij daarbij eigen dwaling belijden. De edelmoedige trekt steeds partij voor elken verongelijkte, stelt zich in de bres voor elk die verkeerd wordt beoordeeld. Hij neemt het op voor den afwezige, die zich niet verdedigen kan, en stelt zich in de bres voor dengeen, waarop iedereen hakt en houwt. De edelmoedige kan eigen vreugd en ge-

[pagina 128]
[p. 128]

not opofferen om een ander eens te laten genieten, en iets ontberen om het aan een ander te schenken. Hij kan altijd helpen, altijd iets missen en mededeelen; hij is de toevlucht van den bedroefde, de troost van weduwen en weezen, de vrederechter bij twistenden, de rechtverschaffer der verdrukten. Hij vat de lieden niet bij ieder onnadenkend woord; hij kan iets door de vingers zien en waardeert het goede hart en de welwillende bedoeling zelfs in het mislukte pogen; hij moedigt den zwakke aan bij zijn streven en slaat nooit iemands moed neder of bespot de gebrekkige, maar goed gemeende onderneming.

Reeds de oude profeten schetsen ons het beeld van de hoogste zedelijke schoonheid, als van een, die ‘het gekrookte riet niet zal verbreken, en de rookende vlaswiek niet zal uitblusschen.’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken