| |
| |
| |
XXIV. De vuurproef.
Groote denkbeelden ontwaakt in groote zielen, diepe gedachten omvat door hooge geesten, hebben altijd iets eerbiedwaardigs en indrukwekkende, ook dan zelfs, als wij niet geheel instemmen met de opvatting of de toepassing; maar zoodra kleine zielen zich die denkbeelden toeëigenen, als zwakke geesten die gedachten omhelzen willen, dan krijgen dikwijls de schoonste overtuigingen, de heiligste waarheden, de verhevenste gevoelens iets zoo wanstaltigs, dat zij tot het belagchelijke afdalen en aldus vernederd, onder het bereik van de bespotting der bekrompenste en de versmading der kortzigtigste vervallen. Het kon niet anders of een geniale geest als Savonarola zou zijne zwakke navolgers vinden, zooals alle groote mannen hunne namaaksels gehad hebben en elke groote gedachte zijn don Quichot heeft gevonden. Savonarola moest dit in het midden zijner beste vrienden en ijverigste volgelingen ervaren. Wij, die in later dagen kalm en rustig op den prior en zijne voorspellingen terug zien, kunnen ons dan ook naauwelijks eene regte voorstelling maken van de stemming, waarin zijne tijdgenooten hem gadesloegen, als zijne woorden voor hunne oogen in vervulling traden, en reeds zoo menigmaal door de uitkomst bevestigd
| |
| |
waren; doch wanneer wij ons zooveel mogelijk in die dagen en in dat land verplaatsen, en ons alzoo den prior voor den geest brengen, dan ontwaart ons hart iets van de liooge vervoering, die eene verschijning als de zijne zijnen vrienden inboezemen moest, en dat te meer als miskenning en vervolging zijn deel werden.
Vandaar dat de geestdrift van fra Domenico met iederen dag scheen aan te groeijen, en steeds hooger rees het beeld van zijn bewonderden vriend in zijn oog, naarmate de vijanden hem dieper poogden te verguizen nu - de banvloek op hem neêr was gedaald en de signorie zich terugtrok om hem en de broeders van San Marco aan allerlei moedwil prijs te laten. Al zijne woorden bewaarde hij met bijgeloovige zorgvuldigheid; in iedere uitdrukking meende hij nog een verborgen zin te mogen vooronderstellen, en ieder gezegde moest met onbewegelijke getrouwheid in vollen nadruk en naar de letter vast gehouden worden als de woorden van een hemelgezant. Door pauselijk bevel uit Savonarola's dagelijkschen omgang verwijderd en dus geheel uit het bereik van zijn matigenden invloed, ging fra Domenico nu teugelloos door in zijn ijver, en verscheen overal waar hij als prediker optrad, veel meer als een voorvechter van zijn miskenden vriend dan wel voor de zaak des hemelrijks. Reeds sedert lang waren de oogen der wederpartijders op dezen hartstogtelijken ijveraar gevestigd geweest, als een geschikt voorwerp, waardoor men des priors zaak tot zulke overdrijving zou kunnen opvoeren, als tot haren ondergang overmijdelijk leiden moest. Hevige redetwisten werden dan ook alom door hem ter gunste zijns vriends gehouden, groote botsingen met geestelijken van allerlei orden waren er het gevolg van geweest, en Domenico, in zijn ijver vervoerd, had in het openbaar te Prato betuigd, dat hij zoo verzekerd was van de onschuld des priors, dat hij voor zijne zaak zich zonder aarzelen aai; een vuurproef zou durven blootstellen. Dit onvoorzigtig woord was niet verloren gegaan, het had het oor bereikt der arrabbiati, die een heftig tegenstander der priors, den . Francis- | |
| |
kaner Francesco di Puglia, op het oog hadden, en in het palazzo Pitti vergaderd tot een brooddronken gastmaal, onderhielden zij zich met hem, hem verzekerende dat hij in geen gevaar zon komen, zoo hij slechts Domenico zooverre wist te brengen, of liever nog Savonarola zelven, dat zij de vuurproef wagen moesten.
De denkbeelden vuurproef en verdelging des profeets verbonden zich in den geest des Franciskaners, en bij den gloeijenden haat dien hij den prior toedroeg zijn leven verachtend, zoo maar zijne wraaklust aan hem mogt worden gekoeld, trad hij op zekeren dag te Morence op, om aan het volk te verkondigen, dat hij zoo zeker was van Savonarola's schuld en bedrog, dat hij evenzeer voor zijne overtuiging zich aan de vlammen wilde toewijden, ter beproeving dezer zaak, als fra Domenico het ter andere zijde getuigd had; alleen hij wilde de proef des vuurs niet met Domenico, maar met den profeet zelven ondergaan.
Het opgewonden volk antwoordt met onstuimig geweld op het voorstel. Zoo wel vrienden als vijanden juichen het toe. De geheele bevolking komt in beweging door dit treffende denkbeeld, dit nieuwe schouwspel; de stad is in de grootste opwinding; ieder is vol van deze nieuwe gedachte, zoo groot en indrukwekkend voor de ligtbewegelijke Florentijnen.
- God zal rigten! De Almagtige zal beslissen! - roept men elkander toe.
- De profeet zal gehandhaafd worden! - De profeet zal beschaamd worden! - klinkt het van verschillende zijden.
- Florence zal gered worden! zegt de een - Florence zal Gods wil verstaan! - spreekt een ander, en honderden van mannen en vrouwen, grijzen en kinderen stroomen naar San Marco en smeeken den prior met hem te mogen gaan in de vlammen, met hem te leven of te sterven.
Naauwelijks heeft fra Domenico dit vernomen of hij verklaart zich bereid zijn woord gestand te doen en haast
| |
| |
zich tot den prior om hem verklaring te geven aangaande de beweging die geheel de stad in opschudding brengt.
Savonarola slaat een ernstigen blik op den ijveraar als hij zijne zaak in het midden der broederen komt bepleiten en spreekt:
- Broeder, wij zullen den Heer onzen God niet verzoeken! Ik heb het valsche mijner excommunicatie met alle gronden der rede onwederlegbaar bewezen, waartoe zou zulk eene proefneming dienstig zijn?
- Vader, de ure is gekomen dat God uwe zaak met wonderen en teekenen moet bevestigen, of het is uit met uwe zaak, met de zaak van het koningrijk der hemelen!
- Uw ijver heeft u vervoerd en u op het gevaarlijkste standpunt gebragt, mijn broeder! strijd niet voor mij, de Heer zal mij regt doen en de poorten der hel zullen de kerk niet overweldigen.
- Dat gelooven wij allen, vader, maar wij moeten den vijanden iets hebben te antwoorden - herneemt Silvestro, terwijl een vonk van gloeijend vuur in zijne zielvolle oogen schittert. - Wij moeten den smaders den mond stoppen over de verguizing van Gods gezant, en de Heer der heirscharen zal bewijzen als eens op Karmel wie zijn dienaar is!...
- En alle Baalspriesters zullen vergaan! - roept Jacomo - ja onze mannen zullen hen ombrengen bij de houtmijt, die zij ons ten altaar hebben opgerigt.
- Hebt ge dan teekenen voor uw geloof noodig, broeders! weet ge niet dat daar geschreven staat: het boos en ongeloovig geslacht vraagt een teeken?... herneemt de prior.
- Ons is het niet noodig - roept Domenico - maar de wereld, maar Florence moet het weten, Rome moet het weten, opdat heel de wereld den Heer verkieze boven de afgoden!
- Dan zullen de goddelooze Franciskanen ons niet meer smadelijk van de processie durven uitsluiten, en niemand zal het meer wagen een broeder van San Marco openlijk te
| |
| |
bespotten op de straten, zooals nu telkens geschiedt - valt Jacomo heftig in.
- Ziet wel toe! ziet wel toe, broeders! - Zeker de Heer is magtig, en Hij zal teekenen geven op de aarde en van den hemel, maar wij, mogen wij ze afeischen van boven?...
- Het volk eischt, vader, spreekt Silvestro, de vijanden eischen, zelfs heeft men het aangenomen met gejuich.
- Fra di Puglia heeft u gedaagd, als een anderen Goliath, die de heirscharen des Heeren kwam honen - riep Domenico met klimmende geestdrift en ook 's priors gelaat werd van hooger blos gekleurd.
- Ik ben te dezer zake voor de signorie geroepen, - ging Domenico voort - en zal mijne overtuiging daar luide verkondigen.
- Wij zijn bereid u derwaarts te volgen - riepen de broeders, en Malatesta, een nieuweling, riep boven allen uit: - tot in den dood! Tot op den brandstapel voor de zaak des priors!
- Gedenk den jonger in den nacht des lijdens, lieve broeder - sprak de prior den jongeling ter zijde nemend - gedenk hoe Petrus heeft gewankeld, Malatesta! Waak en bid en zie niet op mij! Of wat zijt gij uitgegaan om te zien een riet in de woestijn dat door den rukwind ginds en herwaarts wordt bewogen?... Voor Christus en zijne waarheid voeren wij den krijg, niet voor zijne onnutte werktuigen.
- Dat wallen wij ook, vader - hernam Malastesta - maar men hoont den meester in zijn dienaar, en welk groot ongelijk wordt u door het hoofd der kerk niet gedaan - of is het weinig u tot een anathema te stellen?
- Gelijk men uit eene verpeste lucht naar den zuiveren luchtstroom vliedt en bij eene groote hitte eene schuilplaats zoekt in de koele schaduw - sprak de prior - zoo moeten wij ook thans bij de groote besmetting in de drukkende hitte der beproeving onze laatste toevlugt en schuilplaats bij Christus zoeken en van het aardsche kerkhoofd ons tot het hemelsche hoofd wenden.
| |
| |
- Wij die uwe onschuld kennen, vader - hervatte Benedetto - wij kunnen zoo moeijelijk de zware beschuldigingen aanhooren die men tegen u inbrengt - ons is het zwaar u een volksverleider, een wederspannigen zoon der kerk te hooren noemen.
- Ja een afvallige en ketter! - riep de jonge Malatesta - en daarom zou ik voor u in den dood willen gaan.
- Gij moet echter billijk zijn, jonge broeders, en het den blinden zoo zwaar niet toerekenen; in het oog der arrabiati moet ik een volksverleider zijn en in het oog der geestelijken een wederspannelmg. - Toen men mij geroepen heeft uit mijne stille kluis om mijne denkbeelden over het heil des staats te ontwikkelen, heb ik dat als voor Gods aangezigt gedaan, en ik heb den volke verkondigd, dat zij zich voor alle dingen met God verzoenen zouden door geloof, boete en waarachtige bekeering; ik heb geleerd dat de zonde het verderf der burgers en regenten is, dat godsvrucht de eenige grondzuil is van het geluk eens menschen, maar ook van een gezin, van eene stad, van een volk. En duizenden hebben naar mijne stem gehoord en Florence heeft Christus gekozen tot Koning en Wetgever en de Heer heeft ons door een sterken arm verlost en staande gehouden tot heden. Maar de satan heeft gewerkt in de kinderen der verkeerdheid; zij zijn magtig en stout geworden en zouden ons werk zoo gaarne te niet doen; maar de zielen die behouden werden door de prediking zijn nu eeuwig geborgen, en de harten die des Heeren zijn, zullen de afgoden niet meer dienen, of ook de hel weêr heersche in Florence. Ziet, men heeft de banken der geloovige hoorders in San Maria del fiore afgebroken, maar men zal hunne zetels in de Godsstad niet af breken kunnen; men heeft de huizen van ontucht en dronkenschap weêr ontsloten, maar het smalle pad der zelfverloochening is daarom nog voor niemand versperd. Ik heb het rijk van den vorst dezer wereld afbreuk gedaan; hij zal al zijne grimmigheid over mij uitgieten, want mijn werk spoedt ten einde.
| |
| |
Den Heer zij het akkerwerk der aarde aanbevolen, Hij zal het maken! Hij is de meester van alle profeten en getuigen der waarheid; Hij zendt hen daar en wanneer en zoolang het Hem behaagt. Hij is de hand, die de slagen toebrengt, die den hamer regeert en na volbragten arbeid legt Hij den hamer neder, ja werpt dien soms weg, opdat de menschen weten dat de hamer niets is, - Of weet gij niet hoe het den profeten en apostelen is gegaan na volbragte taak? Als Jeremia zijne klaagliederen voleindigd en zijn wee verkondigd had, werd hij gesteenigd. Zoo zal Hij ook met dezen hamer doen, wiens slagen in Florence en tot Rome moesten weergalmen. Welaan! laat ons den Heer loven, dat hij ons tot zijn heerlijk werk gebruiken wil, en het harde koude ijzer opneemt om steenrotsen te vermorselen. - Laat ons den Heer loven met al zijne dienstknechten, want laat Hij ons op aarde door lijden tot de heerlijkheid ingaan - Elias vurige wagen wacht ons achter de donkere wolken, en hoe zwarter de nacht, des te krachtiger het licht en de eeuwige heerlijkheid. - Maar zoolang ik vermag zal ik roepen, en zijn de kerken voor mij gesloten, dit klooster staat reeds open en de pen zal niet rusten in mijne vingeren tot zij verstijven. Daarom heb ik mijn hart lucht gegeven in een geschrift dat ten opschrift voert: Spreken mag ik niet, en zwijgen kan ik niet.
- Maar gij zult weer mogen spreken - riep Domenico - als de Heer onze twistzaak zal beslechten en den onschuldige regt verschaffen.
- Weet gij, dat de Franciscaner met niemand anders ten vure wil gaan dan met den prior alleen?...
- Dat is toch zonderling - merkte Benedetto aan - daar wel driehonderd broeders zich hebben aangeboden.
- Di Puglia heeft in zeker opzigt regt, en daar is niets onbillijks in dien eisch - sprak de prior - ik ben de man waarop heel de strijd moet af branden; ik heb de hervorming gepredikt, ik heb de excommunicatie van Rome voor niets
| |
| |
geacht, omdat ik weet getrouw te zijn aan het waarachtig hoofd der kerk, getrouw aan de leer der heilige schriften, ja ik acht mij zoo onschuldig dat ik alle bemiddeling bij den paus veracht, zooals mij nog heden door den kardinaal Piccolomini werd voorgeslagen, die mijne verzoening met Alexander VI wilde bewerken, zoo ik op mij nam een schuld van vijfduizend dukaten, die zijne eminenza alhier heeft, voor hem af te lossen. Niet alleen veracht en verfoei ik al zulken geldhandel - maar ik houd ook vol, dat ik mij een getrouw en gehoorzaam zoon der kerk durf noemen, schoon zijne heiligheid mij een zoon des verderfs heeft getiteld en een kind der goddeloosheid; want niet alleen onderwerp ik mij aan alle waar kerkelijk gezag, maar ik verdedig het tegen Rome en den satan. Ik wenschte echter van God dat het zoover niet gekomen ware of kwame, doch zoo het zijn moet zal de Heer ons niet begeven of verlaten om onze verspieders wille, opdat onze vijanden niet van vreugde over ons opspringen.
- Ik heb de punten, waarover ons geschil loopt, der signorie moeten voorleggen. Zij zijn als volgt: - sprak Domenico.
1. | Gods kerk heeft vernieuwing noodig. |
2. | Daartoe zal zij getuchtigd worden om te heerlijker te bloeijen. |
3. | Dan zal den ongeloovigen het christendom gepredikt worden. |
4. | Florence zal door tuchtiging gelouterd worden. |
5. | In onze dagen neemt dit alles een begin. |
6. | De excommunicatie van fra Girolamo is onwettig. |
7. | Die dezelve niet acht zondigt niet. |
In het midden dezer beraadslagingen verschenen Salviati en Valori. Zij waren zeer verslagen en zagen de zaak van eene andere zijde, en Valori sprak verontwaardigd:
| |
| |
- Het is een toeleg van 's priors vijanden om hem te dooden, en wij smeeken u, broeders, laat ons zijn dierbaar leven niet aldus roekelijk wagen.
- Is onze God dan niet magtig te redden uit den muil des leeuws? - viel Domenico hem vrij driftig in.
- O ja, maar het zal hier niet regtvaardig toegaan. De signorie is er te veel mede ingenomen; en gij weet welke arrabbiati daar thans zitting hebben, en hoe Berlenghieri en Popoleschi... die de strengste dreiging tegen de prediking des priors hebben uitgevaardigd, de vuurproef gretig aannamen, tevens bepalende dat, zoo Domenico verbrandde, Savonarola als staatsmisdadiger gebannen zou zijn en geen drie uren meer met zijne broeders binnen Florence zou hebben te vertoeven.
- Wees gerust, lieve vrienden - verzekerde Domenico - ik, ik alleen ga mijne graauwe haren wagen aan den gloed der vlammen, ik zal niet gedoogen dat een ander voor mij gaat.
- Maar de Franciskaner - hernam Salviati - blijft er steeds meer op aandringen om met Savonarola zelven den kamp te wagen of liever den dood te ondergaan, want hij zegt overtuigd te zijn dat de vlammen zoo min hem, die nogtans de waarheid meent voor te staan, zullen sparen, als eenig ander monnik, hoe heilig of hoe goddeloos ook; maar hij wil Florence en der kerk de dienst doen, om den profeet te verdelgen en zoo Savonarola niet verschijnt, laat hij de zaak varen.
- Ik niet alzoo! - riep Domenico - dat zij verre! Daartoe zijn wij te ver gegaan! Daar zijn broeders in menigte bij de Franciskanen, die met mij de vuurproef ondernemen zullen. Rondinelli vervangt dan di Puglia.
- De prior wage zich niet, tenzij al zijne beschuldigers uit Rome en de gezanten van alle vorsten hier willen verschijnen om er getuigen van te zijn - sprak Salviati.
- Hij late zich niet in met de ongeloovigen, die niet eens gelooven aan een Godsgerigt in de vuurproef - hernam Valori - maar er slechts hun moordlust in willen koelen.
| |
| |
- Ook uw geloof wankelt, signore! - riep Domenico - ook gij hebt die waarachtige overtuiging niet, waarmede men zich in de vlammen stort voor de waarheid eener heilige zaak...
Een wenk van Savonarola bragt hem tot bedaren, en er werd bij den drang der Franciskanen ter eene en den ijver der Dominikanen ter andere zijde besloten, dat de prior de daging voor zijne orde en zijn klooster aannemen zou; maar dat als handelende personen Rondinelli en Domenico optreden zouden. De zaak werd nu in notariële vormen gebragt om te Rome te worden voorgedragen.
De heilige vader had bij zijn menschen moordend instinkt geene lange toelichting noodig, en hoe hevige tegenkanting het voorstel ook bij de kardinalen mogt vinden, zijne heiligheid keurde de zaak al te goed om er geen spoed achter te zetten; en terwijl hij den brief der kardinalen, die er zich tegen verzetteden, onderschepte en te laat liet komen, droeg hij wel zorg, dat zijne geheime goedkeuring der signorie op 't allerspoedigst bekend werd, zoodat de proef des vuurs op den 7den April des namiddags te één uur bepaald werd.
Op den 5den en 6den April was men dan vlijtig bezig om op de Piazza di podesta de brandstapels voor het aangekondigde schouwspel op te rigten. Allerlei geweldige brandstoffen werden bijeen gebragt, pik, teer, olie, zwavel, enz. om in het midden van de houtmijt in een zeer grooten bak verzameld te worden. Tegenover het akelig gevaarte was een gestoelte opgeslagen in twee afdeelingen, een voor de signorie, het ander voor de geestelijkheid. Het volk was den dageraad voorkomen om op daken, luifels, balcons, torens en schoorsteenen plaats te nemen, en geen pilaar, geen beeld, geen latwerk of hek bleef er over, waartegen men niet eenige nieuwsgierigen in de wonderlijkste houdingen zag vastgeklemd. Met jolend gedruisch als weleer tot de volksvermaken der Medicis, verdrong zich het volk, en zoo groot was de toevloed der bijstroomende toeschouwers, dat de regering zich gedwongen zag de poorten te sluiten en de toegangen tot
| |
| |
het plein te versperren om het verpletterend gedrang te matigen. Vijfhonderd gewapende mannen bewaakten de hoeken der straten en lieten slechts op twee plaatsen de burgers bij twee en drie doorgaan.
Reeds begon het ongeduld onder de opgewonden menigte merkbaar te worden als daar van de daken de kreet werd gehoord:
- Zij komen! Zij komen! - en door de bonte menigte beweegt zich langzaam in plegtigen optogt de schaar der in het zwart gekleede Franciskanen, gevolgd door de Dominikanen in hunne witte soutanen, digt omgeven van de driehonderd wakkere krijgslieden, die onder bevel van Salviati de broeders beveiligen, schoon men het Savonarola en Domenico wel aan kan zien, dat zij niet vreezen. De eerste draagt het sacrament, de andere het crucifix, en naauwelijks hebben zij het plein betreden of het koorgezang der witte broeders vervult de lucht met psalm LXVII.
‘God zal opstaan, zijne vijanden zullen verstrooid, worden, en zijne haters zullen van zijn aangezigt vlieden. Gij zult hen verdrijven gelijk rook verdreven wordt. Gelijk was voor het vuur smelt zullen de goddeloozen vergaan van Gods aangezigt, maar de regtvaardigen zullen zich verblijden, zij zullen opspringen voor Gods aangezigt en van blijdschap vrolijk zijn. Zingt Gode, psalmzingt zijnen naam, verhoogt de wegen voor Dien, die in de vlakke velden rijdt, omdat zijn naam is Heer!’
Het volk herhaalt verscheiden malen den eersten regel, de rook gaat op van de houtmijt die hare offers wacht en alles wordt stil als op een Godsakker waar een doode ter rust wordt gelegd. Rondinelli is in het gestoelte der signorie gezeten, omgeven van de vier commissarissen, die benoemd zijn om den loop der zaak te regelen. Als Savonarola en Domenico ook plaats hebben genomen staat Rondinelli op en wendt zich tot de signorie:
- Doorluchtige heeren! Ik sta dan nu gereed om ge- | |
| |
lijk ik beloofd lieb, mij aan de vlammen over te geven, die mij arm zondaar voorzeker verslinden zullen; ééne zaak bid en bezweer ik u dan thans: laat mijne zelfopoffering niet te vergeefs geschieden, en laat deze fra Domenico niet na het verbranden mijns ligchaams victorie zingen. Zoo worde dan eerst zijn kleed onderzocht of hij zich ook van geheime voorbehoedmiddelen voorzien heeft, en laat ons dan gelijktijdig in het vuur gaan en zoo de vlammen hem dan nog sparen, dat hij dan vrij overwinnaar verklaard worde!
De signorie verzekerde dat in alles het stipste regt zou gehandhaafd worden, en om zelfs iedere bedenking, elken schijn van ongelijk weg te nemen, stelde men den kampvechters voor van kleederen te verwisselen, opdat het gansche volk mogt overtuigd worden dat er geen toovermiddelen onder de pij verholen waren. Rondinelli was terstond bereid, maar Domenico weigerde het kleed zijner orde af te leggen. Men vraagde hem dan of hij met een broeder zijner eigene orde wilde ruilen en dit deed hij terstond. Nu echter begeerden de Franciskanen, dat hij ook zijn crucifix zou afgeven, maar Domenico hief het op en sprak met geestdrift:
Ik ben een krijgsknecht van Jezus Christus! In dit teeken overwinnen wij, ik zal mijne banier ten einde toe vasthouden!
- Laat hem pij en crucifix behouden, signori! - antwoordde Rondinelli. - Het hout zal zoo goed branden als de wol en deze zoo goed als onze ligchamen.
Eenige Franciskanen, die het volk aan tooverij en duivelskunst wilden doen denken, hielden echter sterk aan, dat hij het crucifix zou afstaan.
Savonarola, dit twistpunt willende ten einde brengen, bood aan het crucifix tegen de hostie te ruilen; maar nu stonden alle geestelijken in gelijke verontwaardiging op, en wisten geene woorden voor deze schandelijke ontwijding des sakraments.
- Fra Girolamo wil des Heeren ligchaam verbranden! - gaat het van mond tot mond.
| |
| |
- Nu ziet men onbetwistbaar, welk een snoode ketter hij is! - riepen de Franciskanen - Rust niet de banvloek op hem, en hoe roeren zijne onreine handen het hoogwaardige zoo roekeloos aan!...
De monniken vergeten tijd en plaats en gaan zich in redetwisten verdiepen, terwijl het ongeduldig volk aan het morren slaat, omdat de houtmijt bijna is verslonden en er nog niets te zien komt.
- Zoo doet nu uw profeet, als het beslissende uur daar is om wonderen te doen! - blazen de hier en daar verspreidde arrabbiati de opgewonden burgers in.
- Uitvlugten! - roept een ander. Zij durven hunne huid niet aan de vlammen wagen!
- Bedrog! Bedrog! Weg met den logenprofeet!
- Hij wil liever het heilig ligchaam onzes Heeren aan het vuur wagen! - roept een ander.
- Dat is nu de man, die ons heeft leeren roepen: Leve Christus!
- Hij had nu zijne zaak behooren te staven en zijn regt moeten bewijzen!
- Hij heeft met volk en signorie gespot, de geestelijkheid gehoond! Het zal hem duur te staan komen!
- Van alle zijden worden dreigende en onstuimige kreten aangeheven, allerlei lastering en vervloeking over den profeet uitgegalmd, zonder dat zij eenig gewenscht gevolg voortbrengen.
Het Florentijnsche graauw was bij deze opwinding niet van het lankmoedigste, en ziende dat al de roepstemmen van de daken en de vensters geen opmerkzaam oor vonden, zet zich een digte drom in beweging en dringt onverhoeds op het gestoelte der signorie aan, om de heeren te beduiden dat men wil dat het spel beginnen zal, den afloop der vertooning verlangt en spoed eischt, want dat de brandstapel allengs verteert. Weldra bezwijken de losse planken van het luchtig opgetimmerd gestoelte, en wordt de redetwist der geestelijken
| |
| |
en de overlegging der signorie overschreeuwd door de ruwe stemmen, die vragen:
- Wat denken de signori, die hier gemakkelijk in hunne stoelen zitten, ons nog langer zonder spijs en drank hier te laten versmachten, en dan niets te vertoonen! Wij willen voortgang of wij steken den brand in deze zetels, opdat het arme volk hier niet voor niets te zaam gedrongen zit!
- Leg de monniken op het vuur! - riepen anderen. Kom aan! zij hebben tijd genoeg gehad. Wij willen zien, wie er levend uitkomt!
En de dreigende hoop, aangehitst door eenige nobili, drong steeds voort, tot die op Salviatis manschap bleef stuiten; doch de geweldenaars, door een veelbeduidenden wenk van enkele leden der signorie aangemoedigd, deden eene vernieuwde poging om tot Savonarola door te dringen. Maar de krachtige gestalte van Salviati verschijnt aan zijne zijde, en zijn ontzaggelijk zwaard over het hoofd des priors zwaaijend en den wilden hoop met zijn vuurblik bezwerend, beschrijft hij een cirkel om zijn vriend, roepende:
- Wie hier nadert is een kind des doods!
Het graauw deinsde af, maar de signorie bleef verbazend met de zaak verlegen; want de dag spoedde reeds ten einde en nog waren de monniken het niet eens over de wijze van doen. De geestdrift der helden scheen aanmerkelijk bekoeld, nu zij zoo lang die houtmijt voor zich zagen, en de Franciskanen verloren zich in uitvlugten en twistvragen. De signorie geeft dan bevel aan de beide partijen, om voor heden de zaak te laten varen en af te trekken. Maar het twistvuur is te hevig ontbrand, de gemoederen te verhit, de verbeelding te overprikkeld, om met een enkel woord gestild te worden. Intusschen wordt de heldere avondhemel met dikke wolken verduisterd; een hevige storm steekt op en ontzaggelijke donderslagen barsten los. Een geweldige plasregen stort op de opgewonden menigte neêr en doet haar uit een stuiven. Ieder zoekt zijn huis te bereiken en vergeet
| |
| |
voor eigene veiligheid het zonderling schouwspel, dat zijne nieuwsgierigheid zoo hoog geprikkeld had. Signorie en geestelijken bergen zich in allerijl, en Salviati geleidt met zijne mannen de broeders behouden naar San Marco terug; maar al gaande wordt het Savonarola duidelijk dat het hart des volks van hem is afgekeerd en dat hij hunne liefde en hun vertrouwen onherstelbaar heeft verloren; grove smaadredenen vangt hij van alle zijden op en als hij het klooster bereikt roept men hem nog na: schurk, bedrieger! Werp het heilig sakrament van u, leugenprofeet!...
|
|