| |
| |
| |
XVIII. Licht en schaduw.
De tijding der verovering van Napels, zoo lang aangekondigd, zoo lang voorbereid en voorzien, klonk echter zoo schrikverwekkend in de ooren der vorsten, dat er in stilte tusschen de mogendheden beraadslaagd werd om zich door een hecht verbond onderling te sterken, en den vorst, dien men schier zonder wederstand tot het doel zijner wenschen had laten doordringen, op zijn terugtogt voor zijn vermetel bestaan te doen boeten. Sforza, de eerste aanlegger en uitvoerder van den geheelen veldtogt, maar meer dan iemand in zijne oogmerken teleurgesteld, bleef hierbij niet achter, daar hij evenmin het hem beloofde vorstendom van Tarente bekwam, als Karel hem Pietra Santa en Librafacta had afgestaan, en wel voorzag dat Pisa hem wel nimmer zou toevallen; terwijl het hem maar al te duidelijk werd, dat de hertog van Orleans aan niets anders dacht, dan hem Milaan te ontweldigen. Hij drong dan bij Venetië aan om den paus en Maximiliaan aan hunne belangen te verbinden en ook Ferdinand en Isabella van Spanje voor de zaak te winnen. Zij noemden deze vereeniging van magten een heilig verbond, en het was voorzeker het magtigste wat Europa toen nog had aanschouwd. Florence en Ferrara moesten nog toetreden, en Karels val
| |
| |
zou onvermijdelijk zijn. Evenwel de hertog van Ferrara nam eene weifelende, dubbelzinnige houding aan, en Florence weigerde ten stelligste in het verbond tegen Frankrijk te treden.
Toch was de toestand van Florence zeer hagchelijk! In aanhoudenden strijd met Pisa, dat zich niet wil onderwerpen en zich bij Sienna aansluit, barst te Montepultiano een opstand uit over eene door Florence opgelegde schatting; eigen geldmiddelen zijn uitgeput; de levensmiddelen tot ongehoorde prijzen gestegen; hier en daar vertoont zich de pest! - De nieuwe regering is nog zonder eenheid en daardoor zonder vastheid; de naburige staten dreigen en de heilige vader wil den eenigen troost en steun wegnemen.... Sluipmoordenaars bedreigen het dierbaar leven des profeten.... maar neen - de paus hoort naar de smeeking der signorie voor den prior, hij zal Florence niet verbitteren, het moet immers gewonnen worden voor het heilige verbond. Savonarola wordt den Florentijnen weder gegeven - en het is alsof doorgestane vrees van hem te zullen missen den band te naauwer heeft toegehaald.
De stem der klokken roept de Florentijnen te zamen. Savonarola verlaat San Marco, om in de kathedrale op te treden. Een uitgelezen mannenkoor begroet hem bij het buiten treden met een plegtigen psalm en begeleidt hem tot de kerk waar al zijn aanhangers uit alle oorden zijn opgekomen. Uit Lucca, Bologna, Prato en Pisa, is alles naar Florence gestroomd. Na het eindigen eener treffende predikatie verdringen zich de van vreugde weenende burgers van alle zijden, roepende:
- Vader! vader! uwer ziele kinderen willen eene ondoordringbare wacht om u sluiten, dat geen leed u genake! want gij zijt ons dierbaar als het licht onzer o ogen. Wij loven en danken God, dat Hij ons u als op nieuw ten herder heeft gegeven!...
Lofzingend geleidde men hem met ontbloote hoofden in
| |
| |
feestelijken optogt weer terug naar San Marco, waar men stand hield om zijn zegen te ontvangen.
- Kinderen! - sprak de prior met diep gevoel - des Heeren engel legert zich rondom degenen die Hem vreezen en voert hen uit allen strik des boozen. - De strijd wordt heet, maar de overwinning is onze! Onze bondgenoot is in de hemelen; zoo Hij slechts al het vertrouwen van ons hart bezit, zullen wij niet beschaamd worden, al spannen alle magten der wereld tegen ons te zamen. Weest getrouw en hebt goeden moed! de Heer doe zijn vriendelijk aangezigt over u lichten. - Hij zij u genadig!...
- Amen! ruischte het plegtig over de duizenden, die nu in stilte naar hunne huizen wederkeerden.
Evenwel bij de groepen, die hier en daar nog staan bleven, merkte men jonge mannen op, die de dankbare opgewektheid der koorzangers geheel niet deelden. Het waren de arrabbiati.
- Men had veeleer een klaaglied behooren te zingen - sprak Cei tot de hem omringende burgers - nu de monnik weder uit zijn schuilhoek te voorschijn is getreden, om het arme volk te betooveren, dat niet weet hoeveel hij van den koning trekt om Florence aan hem getrouw te doen blijven tot groot nadeel der ongelukkige burgers. Én nog schijnt die vorst onvoldaan over Florence - weet gij niet, ongelukkige burgers, in welk groot gevaar wij verkeeren?...
De burgers drongen digter om den spreker heen en vraagden:
- Welk gevaar?
- Zie eens aan, dat houdt die welmeenende vriend u verborgen! Moet gij het niet weten, o mannen van Florence, dat koning Karel onze stad met zijn heir nadert in groote misnoegdheid; dat hij norsch en onvriendelijk op al de welwillende woorden heeft geantwoord en dreigend wederkomt?... Weet gij niet, dat hij Pisa voor altijd van Florence zal scheiden, waardoor de inkomsten dezer stad zoo ontzettend zullen lijden, dat gebrek en armoede ons deel zullen worden? En weet gij dan ook niet dat hij Medicis herstellen zal...
| |
| |
Verslagenheid teekende zich op veler gelaat, maar anderen riepen:
- Wij hebben nog niets te vreezen, met God en onzen profeet!
- Weet gij dan niet dat Pietro de Medicis reeds op onze grenzen is genaderd en slechts wacht op Karels hulp?
- Bedrog der arrabbiati! riepen vele burgers.
- Bedrog van den leugenprofeet! - antwoordde Manetti, gij misleide slagtoffers zijner huichelarij; maar zal hij u redden uit het verderf dat over u komt?...
- Hij zal ons redden! - riepen nog enkelen, maar de meesten gingen in droeve gedachten verloren nu zwijgend heen.
Weldra bevestigden de maatregelen der regering de burgers in deze geruchten. Hoewel men voortging met de toebereidselen tot een feestelijk onthaal, zoo de koning in vriendschap kwam, verzuimde men ook de krijgstoerustingen niet. Alle voorname gebouwen werden van steengeschut voorzien, sommige straten versperd, alle strijdkrachten verzameld, alles in staat van tegenweer gesteld en des nachts wacht gehouden. En zoo groot was de angst der signorie, dat men het niet geraden vond het uiterste af te wachten, maar zoo mogelijk het gevaar wenschte te keeren. - Wat dan te doen?
Nog eenmaal gaat men tot den prior om gebruik te maken van zijnen onbetwistbaren invloed, en de prior bewilligt.
De voorhoede van 's konings heir bevond zich te Poggibonzi, als Savonarola, vergezeld van eenige aanzienlijke Florentijnen, de koninklijke tent nadert.
Karel ontroert zigtbaar op het aanmelden van dit achtbaar bezoek en heeft zich nog niet hersteld, als de prior reeds in die hem eigen eenvoudige en treffende waardigheid voor hem staat en spreekt:
- De koning leve in eeuwigheid! - Wanneer vorsten
| |
| |
geloften doen aan volken in gewijde plaatsen en die bevestigen met de hand op het heilig Evangelie onder aanroeping van den Heer, dan hebben zij niet den menschen maar Gode die eeden te houden, o koning! En wanneer zij zulk een woord breken dan stellen zij zich aan de wreekende geregtigheid des Allerhoogsten bloot. Verstaat gij het nu, o koning, waarom de Heer gedurig bezoeking over u brengt, en waarom vele wederwaardigheden u zijn overkomen?... Gij hebt Napels bereikt; God had het u onderworpen en een schrik gelegd in het hart dezer volken - maar ik zeg u, dat gij het gewonnene weêr verliezen zult, omdat gij het werk Gods waartoe Hij u riep zoo tragelijk hebt gedreven. Gij hebt u gebaad in zingenot, u gestreeld met zelfbehagen en gij hebt Hem vergeten, die u de overwinning gaf, opdat gij haar ten dienste zijner heilige kerk zoudt gebruiken. Gij hebt uwe taak verzuimd en uw hoofddoel gemist - zoo zal de Heer zich een ander werktuig verkiezen, want zijn raad zal bestaan - zijne hand zal zwaar op u zijn, en Hij zal bezoeking en rouw brengen over uw huis.... Uw terugtogt zal met gevaren en moeijelijkheden omringd zijn en gij zult bezwaarlijk van hier gaan, waar gij zoo gemakkelijk zijt ingetogen. - En nu, o koning, - opdat Gods toorn niet ganschelijk tegen u ontsteke, en Hij u verdelge met geheel uw heir op den moeitevollen weg over het gebergte - laat af van het onregt en doe het goede; houd trouw en belofte aan Florence, dat aan u bleef verkleefd, schoon alle Italiaansche staten tegen u zamenspannen en uw ondergang zoeken; maar dat dan ook van u verwacht, dat gij het naar uw koninklijk woord de geleende plaatsen terugschenken en uwe goede gezindheid harer burgeren bewaren zult....
De koning zat daar verslagen en getroffen, beangst en beklemd, en vroeg vol vreeze:
- Maar, vrome vader, zeg mij, ik zal immers wel behouden met mijn leger uit dit land trekken en veilig huiswaarts keeren?...
| |
| |
- De Heer, die u herwaarts bragt om Italië te tachtigen, zal u behouden, schoon gij maar ten halve zijn heilig werk hebt volvoerd. - Hij zal u behouden, om al de gebeden die voor u zijn opgezonden. - Keer dan in vrede weder, o koning! - heb geregtigheid lief en doe boete, opdat uw huis niet worde verwoest.... Gedenk, o koning, dat God het u te voren heeft doen verkondigen, en haast u boete te doen en u te bekeeren van alle boos werk; want zoo gij u niet bekeert, zal de Heer al dat kwade over u brengen wat uwe nalatigheid in zijn werk na zich sleept, en Hij zal u afsnijden zoo als men onrijpe druiftrossen afsnijdt, in het midden uwer dagen.
Zoo lang de prior sprak was Karel getroffen en bevreesd, maar nog had de onheilspellende profeet de laatste wacht van het leger niet bereikt, als de koning dien indruk reeds afschudde en steeds meer verloor hoe verder die vreeselijke boetgezant van hem heen toog.
- Neen, ik zal Florence niet betreden, waar die profeet mij weêr verschijnen kon, maar ik kan Florence ook evenmin dat woord houden - sprak de koning tot de Ligny. - Moge het waar zijn, wat deze waarzegger mij verkondigt, ik zal er dan toch behouden doorkomen en veilig weêr 't huis!... Ik wil Pisa ook wel aan Florence wedergeven, zoo men mij hooger prijs wilde bieden.
Nog meer verzinnelijkt en verlaagd dan toen hij het gebergte overtoog en thans zonder het bezielend enthousiasme, dat hem toen nog karakter en houding leende, zonk hij geheel tot zijne ware nietigheid en karakterloosheid terug, een speelbal van zijne lage hovelingen en zijne wilde driften.
Intusschen verkocht hij de geleende steden aan de vijanden der Florentijnen, Sarzano aan Genua, Pietra Santa aan Lucca. Wat maakte hem nu de vriendschap van Florence? hij zag er meer voordeel in Livorno met de belangrijke zeehavens en Pisa te bezitten, en zoo dachten vooral ook zijne hovelingen die zooveel geschenken, van de Pisaners geno- | |
| |
men hadden, dat er geen enkel stuk van waarde meer in de stad te vinden was...
Karel trok dan voorbij - ook Pietro de Medicis verdween weêr van de grenzen en Florence bleef in rust - maar nieuwe wolken pakten zich zamen.
Wij treden San Marco binnen. 's Priors vrienden uit de geestelijke zoowel als uit de wereldlijke overheid zijn bij hem vergaderd, en wij hooren hem tot Domenico da Pescia zeggen, terwijl zijn vervallen gelaat al de kenmerken van lijden en uitputting vertoont:
- Wil zoo goed zijn den vrienden den brief voor te lezen, Domenico, opdat zij zelve oordeelen.
Domenico leest:
‘De heilige vader aan fra Girolamo. - Dierbare zoon! - heil enz. Uit de getuigenis van velen hebben wij vernomen, dat gij boven vele arbeiders in den wijnberg des Heeren Zebaoth bij uitnemendheid ijverig zijt. Hierover verheugen wij ons zeer en brengen lof aan den Almagtigen God, die den menschen zoo groot e genade heeft geschonken; want wij twijfelen niet of gij hebt die door dien goddelijken Geest die eeuwige gaven uitdeelt, en dat gij aldus toegerust onder het christenvolk het woord Gods zaaijende honderdvoudige vruchten zult voortbrengen.
Daarenboven hebben wij uit eenige brieven dit onderwerp betreffende begrepen, dat gij door uwe prediking het volk vooral poogt te leeren, hoe zij God in waarheid zullen dienen; ja onlangs is ons onbewimpeld gemeld, dat gij in uwe openlijke redevoeringen niet schroomt te betuigen, dat gij hetgeen gij aankondigt van de toekomstige dingen niet van u zelven of uit menschelijke wijsheid hebt, maar door goddelijke openbaring. Hierover, gelijk onze herderlijke pligt gebiedt, met u begeerende te spreken en uit uw eigen mond uwe verklaring te vernemen, opdat wij door u beter verstaan wat Gode behaagt, zoo vermanen en verzoeken wij u krachtens de ons verschuldigde heilige gehoorzaamheid, dat gij zoo spoe- | |
| |
dig mogelijk tot ons komt. Met vaderlijke liefde en hartelijkheid zullen wij u zien.
Rome 21 Julij 1495.
- Wat dunkt u? - vroeg de lezer, het geschrift met onwil nederleggende, terwijl zijn gelaat reeds voldoende zijne denkwijze uitdrukte.
- Gedaagd naar Rome! - zeiden sommigen met veelbeduidend gebaar en een ernstigen blik vol kommer op den prior, die daar zoo kalm in hun midden nederzat.
- Ziet gij de adder niet achter het gebloemte? - Hoort gij de schuifelende slang niet in dat vleijend lokken? vroeg Domenico.
- Gewis! gewis! - riepen Valori en Salviati te gelijk en Benivieni wenkte hun instemmend toe.
- De prior zal dan ook niet gaan - verzekerde Capponi kort af.
- Maar op welken grond, lieve vriend? - vroeg Savonarola - ik ben ter ieder uur tot verantwoording bereid.
- Omdat men u een strik spant - antwoordde Soderini.
- En omdat wij u nimmer terug zien keeren, als wij u naar Rome laten gaan - vervolgde Domenico met zijn gewonen ijver.
- Zie hem zoo bestraffend niet aan, vrome vader - sprak Capponi - hij heeft regt; want weet dat te gelijk met deze honigzoete taal een ander woord uit Rome tot de signorie is gekomen. Daarin wordt uw arbeid niet geprezen; daarin wordt gij niet geroemd; maar de signorie wordt vermaand u niet weder onder hare bescherming te nemen of zich tegen dit pauselijk verzoek te verzetten, op straffe van het interdict over Florence te brengen...
- En ik zou die ramp over Florence brengen! - riep de prior - over de stad die mij boven alles dierbaar is?- Laat mij gaan, bid ik u - God zal met mij zijn in den kuil des leeuws; uwe gebeden zullen zijnen muil breidelen.
| |
| |
- Gij zult blijven! - viel Valori in - wij zullen voor u strijden, voor u die dag en nacht voor ons gestreden hebt.
- Hoe gezegend wordt ons nu de ongesteldheid des priors - merkte fra Silvestro schroomvallig aan - die ons eerst zoo zeer bekommerd en verontrust heeft.
- Gij voorkomt mijne woorden - sprak Benivieni - zonder de waarheid in het allerminste te krenken, verklaart de prior zich buiten staat eene zoo vermoeijende reis voor als nog te kunnen ondernemen.
- Wij winnen dan al aanstonds tijd - merkte Soderini aan - en de signorie gaat intusschen voort met ter gunste van Savonarola te arbeiden, zonder den pausdadelijk te trotseren.
Van alle zijden vereenigden zich 's priors vrienden voor zijne zaak - de signorie stelde zich op nieuw voor hem in de bres en verzekerde dat men hem zoo lange afwezigheid niet kon toestaan in het belang der pas gevormde republiek; te Rome werden de levendigste redetwisten in het collegie der kardinalen over hem gehouden en zijne regtgeloovigheid voldingend door zijn vriend Caraffa bewezen. Maar de paus weer verademing; hebbende van de vreeze des concilies en bekomen van zijn schrik van de tweede verschijning des Franschen konings op zijn terugtogt uit Napels, was thans minder handelbaar dan in de meer benarde dagen, en hij bleef volhouden Florence met excommunicatie te dreigen, zoo Savonarola niet verscheen. Om zijn misnoegen over hunne vertraagde onderwerping al terstond te betoonen, stond hij den Florentijnsche kooplieden niet meer toe vrijelijk te Rome te verkeeren, maar noodzaakte hen daartoe bijzondere vergunning te moeten vragen. De Florentijnen lieten echter zoo spoedig hun prior niet los. Daar werd eene voortreffelijke verdediging van zijn regtschapen gedrag en onbesmet leven opgesteld, om als een smeekschrift den heiligen vader te worden voorgelegd; het was van huis tot huis gezonden en door duizende burgers uit alle standen onderteekend. - De
| |
| |
paus begon te aarzelen om zulk een lieveling des volks openlijk aan te tasten, en hij gaf nog eenmaal toe, om een anderen weg te kiezen.
Weldra ontving Savonarola een zeer vleijend en gemoedelijk schrijven, waarin hem in overweging werd gegeven, of het bij de algemeene gisting der dagen niet raadzaam ware, dat hij vrijwillig eenigen tijd het prediken staakte... Hierin bewilligde de prior te ligter, daar zijne ligchaamskrachten verpoozing en rust vorderden, en hij stond zijne predikbeurten tot 11 October aan zijn vriend Domenico af, die voorzeker weinig geschikt was om de reformatorische bewegingen in slaap te sussen; want waren zijne predikatiën niet zoo treffend en verteederend, niet zoo doordacht en rijp, zij waren niet min vurig en stout - ja hij waagde zich doorgaans verder dan de voorzigtige wijsheid Savonarola zou gebragt hebben.
Girolamo zat intusschen niet stil. Ontslagen van eene schier dagelijksche prediking voltooide hij onderscheidene zijner stichtelijke geschriften en arbeidde vlijtig in zijn zich steeds uitbreidend klooster, dat het groot aantal nieuwelingen niet zonder aanbouw opnemen kon, en dan, terwijl de kansel hem was ontzegd, was het volkspaleis zijne kathedrale geworden - en bij de miskenning ter eene zijde, mogt hij aan den anderen kant de voldoening smaken zijn staatsontwerp grootendeels te zien aangenomen.
Daar er onder de twintig onderling zoo verdeelde kiezers van het voorloopig bestuur velen van zijne vrienden waren, legden zij hun ambt neder en weldra kwam de groote volksraad tot stand en werd aan Florence ditmaal niet in schijn maar in waarheid eene republikeinsche regeringsvorm gegeven. Deze souvereine volksraad bestond uit al de burgers die dertig jaren telden en bewijzen konden dat hunne vaders het volle burgerregt bezeten hadden. Deze raad koos de leden der signorie, besliste over het aannemen of afschaffen van wetten, het opleggen en opheffen van lasten, waartoe
| |
| |
de signorie het voorstel eerst aan een uit den grooten raad gekozen raad van tachtig ter overweging moest voorleggen. Deze raad der tachtig wisselde elk half jaar en moest bestaan uit burgers boven de veertig jaren, ook bleef elke Gonfaloniero slechts twee maanden in zijne bediening. Ten laatste kwam er eene wet tot stand, die de kroon zou zetten op het werk der vrijheid, deze namelijk: dat elk burger, die door de signorie of de acht regters zoude veroordeeld zijn, het regt had een beroep op den grooten raad te doen, voor de voltrekking van zijn vonnis.
Ten behoeve van den grooten volksraad werd onder de meesterhand van Leonardo da Vinci en Michel Angelo eene zaal gebouwd, die de grootste van gansch Italië zou zijn. Met breede trappen klom men op en zag het ruim vervuld met de banken voor twee duizend burgers, terwijl men ter wederzijden de zitplaatsen der tachtig opmerkte. Tegen het westen verhief zich het gestoelte der signorie, tegen het oosten stond de kansel voor den spreker en een altaar met het beeld van Florences schutspatroon, Johannes den Dooper, door Savonarola's vriend Braccio geschilderd, terwijl Donatello eene voorstelling van Judith met het hoofd van Holofernes vervaardigd had, dat aan den ingang waarschuwend wacht hield, als een afschrikkend voorbeeld van het lot van geweldadige volksverdrukkers.
In zoo korten tijd was deze zaal gebouwd, dat Savonarola, haar voltooid ziende, uitriep:
- Voorwaar, hier hebben de engelen medegewerkt!
|
|