| |
| |
| |
XII. Twee gezantschappen.
Midden in het rumoer der volken, bij de geruchten van oorlogen en krijgstoerustingen, terwijl de vorsten sidderen op hunne waggelende troonen, als ieder jaagt en woelt in de spanning der tijden om het eigene te winnen, om zich staande te houden of te verheffen bij de algemeene beroering, terwijl anderen zich bedwelmen in den stroom van zinnelijk genot en heidensche vermakelijkheden - uit het midden dier ziedende driften en den maalstroom der verwarring klimt de lofzang in stilheid op uit de geheiligde muren van San Marco als uit een Sion Gods! Als alles peinst en zint op aardsch belang en wereldsche beslommering, bedenkt de prior de dingen die boven zijn, en de beelden zijner gedachten zijn vervuld van een groot en goddelijk ideaal, dat steeds schooner hem toeblinkt, en dat hij steeds nader ziet komen. De paus slooft en zwoegt om vorstendommen voor zijne onwettige zonen. Sforza vindt geen middel te schandelijk om zich in het hertogelijk hermelijn zijns neefs te hullen. Medicis voelt zijn zetel beven in den schok, die den troon van Napels doet wankelen; de kleine vorsten verschuilen zich achter de grooten; koning Karel droomt van overwonnen koningrijken... één geest slechts, grooter en vorstelijker dan al die
| |
| |
gekroonde hoofden, zoekt naar een hooger vorstendom, naar een eeuwig koningrijk - in San Marco ruischt de zucht van reine lippen: - ‘Uw koningrijk kome! Heer des hemels en der aarde!’... en al de harten der broeders zeggen daar op Amen. Want allen die zich aan het herstellen der oorspronkelijke regels niet hadden willen onderwerpen, hebben het klooster verlaten, daarentegen zijn vele gelijkgestemde broeders uit andere kloosters tot San Marco gekomen. De prior is tot generaal-vicaris der Toskaansche congregatie benoemd en verwezenlijkt in de hem toevertrouwde kloosters te Fiesola en Pisa zooveel mogelijk het verheven en eenvoudig plan, dat aan het denkbeeld eener heilige broederschap beantwoordt. De kunsten en wetenschappen reiken er elkander de hand in geheiligde beoefening, tot één doel, dat God verheerlijken en de menschheid sieren kan.
Een jongeling van zacht en aandoenlijk voorkomen treedt de kruisgangen des kloosters door naar de cel van fra Benedetto, waar zich met Silvestro en den schilder Braccio ook de prior bevindt om met de kunstenaars te spreken over nieuwe ontwerpen.
- Welkom Cardièro! - is de gulhartige groet des priors, maar zijn belangstellende blik ontdekt welhaast een trek van weemoed op het altijd wel ernstig, maar toch niet zoo zwaarmoedig gelaat des jongelings.
- Gij zijt bezwaard en neêrgebogen, jonge vriend? wat is u overkomen? - vraagt Savonarola.
- Mij is iets wedervaren, eerwaarde vader! wat den stoutmoedigste ontzet en den dapperste doet sidderen...
Ieder staart hem verbaasd aan. Hij gaat voort:
- Een geest is mij verschenen...
- Een geest!... herhalen de broeders geheimzinnig met gedempte stem, en Cardièro vervolgt:
- Het is reeds eenigen tijd geleden dat ik des nachts nog laat aan mijne letteroefeningen bezig zijnde, een ligt
| |
| |
geruisch om mij heen vernam; ik zag op naar den kant vanwaar het scheen te komen en ontwaarde eene nevelachtige gestalte, die mij naderde en steeds duidelijker werd. Als eensklaps verlamd bleef ik roerloos zitten, mijn oog werd met onoverwinnelijk geweld aan die wolkvormige gedaante gekluisterd en ik herkende in houding en gelaat Lorenzo de Medicis! Zijne trekken waren somber en droevig, en hij was gehuld in een zwarten, verscheurden mantel, als iemand die rouw draagt. - ‘Cardièro, sprak hij duidelijk! zeg aan mijn zoon van mijnentwege, dat zoo hij niet aanstonds zijn gedrag verandert, hij welhaast uit Florence zal verdreven worden.’ - De gestalte verdween en ik zat daar als versteend. Soms zeide ik mij dat het een droom was geweest; dan weder dacht ik aan de zekerheid van dit gezigt; ik had rust nog duur, kon het niet weêr vergeten en durfde er met niemand over spreken. Ofschoon de zaak mij dermate had aangegrepen, dat ik zigtbaar verviel, was ik reeds op het punt om de geheele verschijning voor eene zinsbegoocheling te verklaren, toen ik het voorval aan mijn vriend Michel Angelo mededeelde. Hij drong zeer bij mij aan, dat ik het bevel van onzen ontslapen beschermer zou volvoeren, maar Pietro's heftigheid en opvliegendheid kennende, aarzelde ik nog.
In den volgenden nacht echter staat de hertog op nieuw voor mij. In hevigen toorn bestraft hij mijne ongehoorzaamheid en geeft mij om mijne ongeloovigheid een slag, die mij als een vreeselijke schok door de leden voer. Des anderen daags wandelde ik naar Careggi om den hertog te spreken en hem alles te verhalen, maar hij heeft mij met hooge misnoegdheid beloond en mij aan den spot zijner vrienden en hovelingen prijs gegeven...
- Aan Medicis wordt dus des Heeren woord vervuld - antwoordde de prior - dat zij die zich niet bekeeren op het woord der profeten, zich ook niet bekeeren zullen, al ware het dat iemand opstond van den doode... Wat denkt gij nu echter te doen, mijn zoon?
| |
| |
- Michel Angelo oordeelde het nu beter, dat wij ons van het hof verwijderden, en ik kom om u allen nog eenmaal te zien voor dat wij naar Bologna afreizen.
- Het is een tijd van merkwaardige geruchten - sprak fra Silvestro - ook ik heb zonderlinge teekens gezien aan den hemel. - Daar is een strijd in alle elementen, in alle sferen, in alle krachten, die ons een beeld is en aanwijzing van de worstelingen in het innerlijke leven der menschen, het lot der volken en het gebied der gedachten. In het midden van den nacht heb ik met eenige broeders een wonderbaar teeken aan den hemel gezien - drie zonnen stonden daar, maar droevig en omringd van donkere wolken, waaruit vreeselijke bliksemstralen en zware donderslagen voortkwamen, en waarin zij na eene poos ondergingen. Zouden dit de drie groote staten van Italië niet zijn, die rondom ons zwichten zullen voor de wapenen der Franschen?
- Gewis! - hervatte Cardièro - want ook verscheiden nachten achtereen heb ik weder die reusachtige schimmen in het luchtruim zien worstelen, ja het geschal der trompetten over de bergen gehoord.
- Ja! - voegde fra Jacomo er bij met geheimzinnig gebaar - en van alle zijden verneemt men de akeligste geruchten van de wanstaltige gedrochten, die zoowel mensch als dier geboren worden! - 't Is een tijd van vreemde mirakelen en de ontzetting is algemeen!
- Maar de Heer weet de zijnen te verlossen uit de verdrukking - sprak de prior met zijne verheven kalmte - hebt goeden moed broeders, onze tent zal veilig wezen! - Echter is daar wel reden tot ontzetting, want de bezoekende hand Gods komt zwaar over Italië.
- Indien de berigten waar zijn, dan moeten de Franschen zeer wreedelijk handelen - sprak Braccio - men zegt dat zij te Rapallo zelfs de zieken in het hospitaal hebben omgebragt!...
- Het is maar al te waar! - hernam de prior - ook
| |
| |
worden de tijdingen uit Tivizano meer bevestigd, waar groote gruwelen zijn gepleegd. Men heeft niet alleen de gansche Bezetting over den kling gejaagd, maar ook eene menigte van weerlooze ingezetenen gedood - de doortogt des legers is een bloedig pad, ofschoon zij de Alpen zijn overgegaan zonder dat er een zwaard behoefde getrokken te worden.
- Men verzekert dat het leger bij Sarzano stand houdt - vervolgde Braccio - en dat deze kleine stad, geschut door hare onwinbare vestingwerken op de rotsen, een hardnekkigen tegenstand zal bieden, te meer daar het leger zich niet lang in hare onvruchtbare omstreken zal kunnen ophouden.
- 't Zal vergeefsch zijn, mijn vriend! - hernam de prior - de Heer heeft aan koning Karel de overwinning gegeven - zijn schrik is gelegd in het hart dezer volken, en niemand zal voor zijn aangezigt bestaan. Maar vergeten wij thans het gewoel daar buiten bij de heilige verrigting die ons wenkt, en bereiden wij ons voor op de plegtigheid van morgen.
De prior scheidde van de kunstenaars om zich tot de nieuwelingen te begeven, die des anderen daags het witte kleed der orde aannemen zouden. Het waren de beide zonen van den kunstenaar Andrea della Robbia en - de vorst van Mirandola.
Groot was Savonarola's vreugde vooral over het toetreden van Pico, die op zijn laatste zwerverstogt voor altijd vaarwel had leeren zeggen aan eene wereld, waaraan hij reeds meer vreemdeling geworden was dan hij vermoedde, toen hij nog eenmaal zijn scheepje aan hare golven prijs gaf. Maria's woorden werden aan hem vervuld - hij ontving het witte kleed uit 's priors handen, toen de tijd der leliën voor Italië was gekomen en de standaard der Franschen alom werd gezien met dit teeken.
Het was eene stille en plegtige dag vol heilige indrukken en zalige aandoeningen der ziele. Maar ook in San Marco
| |
| |
mogt de vrede niet ongestoord zijn. De avonddienst was naauwelijks ten einde of de onrust der wereld zou ook 's priors stille cel hebben bereikt. Toen hij uit de kapel terugkeerde wachtten hem vijf mannen van aanzien: Salviati, Valori, Capponi, Soderini en Nerli; hun aangezigt gloeide van verontwaardiging, hunne stemmen trilden van spanning, iedere beweging getuigde van den hevigen schok, dien hun gemoed moest hebben ondergaan.
- Eerwaarde vader! - spreekt Capponi - ons hart heeft behoefte u al zijn kommer uit te storten, wij weten hoe gij het volk van Florence bemint en op het hart draagt, verneem toch het ongehoorde gedrag van Medicis...
- Zet u, mijne vrienden, en deelt mij alles mede, spreekt de prior minzaam.
- Daar verschijnt dezen morgen maestro da Bibbiena voor de signorie - vangt Valori aan - en legt den Gonfaloniero een brief van Pietro de Medicis voor, geschreven uit Empoli, waarin hij ons meldt dat hij op reis is naar het leger der Franschen om met koning Karel te onderhandelen!... Hij schrijft dat hij gegaan is om het misnoegen dat de allerchristelijke majesteit tegen dezen staat heeft opgevat te verzoenen, en om dus, daar men hem toch als oorzaak beschouwde, liever zijn persoon dan den staat aan 's konings wraak bloot te stellen! - Hij wijst op de groote voorbeelden van zelfopoffering zijner voorvaderen, die hem wenken en moed geven, ja hij bezweert bij de liefde en trouw die de republiek aan de asch van zijn vader, den grooten Lorenzo, schuldig is, dat wij zijner in onze gebeden gedenken en zijne broeders en kinderen beschermen zullen.
- Dat zijn zeer groote woorden - antwoordde de prior - en het riekt zelfs naar den grooten man om zich in het leger der vijanden te wagen; maar wat wil hij er gaan uitrigten, die toch slechts een klein hart heeft, en die door zijne dwaze halstarrigheid eerst den koning tegen ons verbitterd heeft?
- 't Zal voorzeker niet uitwerken wat Lorenzo door zijn
| |
| |
togt naar Napels in 1479 bij Ferdinando vermogt - verzekerde Nerli.
- En de bevolking heeft thans geleerd wat Medicis bedoelt, hoe baatzuchtig dit huis 's lands belangen aan eigen glorie opoffert, zoodat geen schijn van edelmoedigheid meer verblinden kan - hernam Salviati. - In alle standen is de ontevredenheid ontwaakt. Het valt den eenvoudigsten burger in het oog hoe hij onverantwoordelijk den staat gewaagd heeft door het afwijzen van 's konings billijke voorwaarden; algemeene verslagenheid is door het verjagen der kooplieden uit Frankrijk verwekt en dit alles om zijn volhouden van de zijde van Napels. Wat hij in het leger doen wil is duister, want hij heeft aan den Napolitaanschen gezant geschreven dat hij ongeschokt bleef in zijne verkleefdheid aan Napels...
- Wij zullen het spoedig weten - sprak Nerli - de hertog wordt digt achtervolgd door den renbode, dien ik hem haastig naar Pisa heb nagezonden en die ons de eerste berigten uit het leger geven moet.
Wij noodigen thans den lezer om zich heimelijk met Pietro in het leger der Franschen te wagen, terwijl Savonarola nog lang met zijne vrienden blijft overleggen over den toestand en de aangelegenheden van den staat.
Pietro's radeloosheid was ten top gestegen door al de klagten en verwijten, die van alle zijden tot hem opstegen; de kooplieden, gebelgd over het verdrijven hunner handelsagenten uit Frankrijk, waren ten uiterste verbitterd; de werklieden, die hierdoor in hunne handtering aanmerkelijke schade lijden zouden, niet minder; de staatslieden zagen de republiek bedreigd door het verwoestende leger, dat van geen verschoonen wist - en dat alles door eene heillooze verbindtenis tusschen Medicis en Arragon, waarin de republiek geen heil kon vinden en waarbij alleen op persoonlijk belang van een heerschzuchtig geslacht was gezien. Zelfs Pietro's vrienden en verwanten begonnen hem lastig te vallen - hij wist niet meer waar zich te keeren of te wenden. - Welaan! hij
| |
| |
wil zijn vader navolgen, zich naar den vijand heen begeven en mondeling onderhandelen, vergezeld van Paolo Orsini en eenige vrienden van zijn huis.
Dit heroïsme onderging eene eerste bekoeling toen hij op weg vernam, hoe eenige Italiaansche troepen van florence naar Sarzano gezonden, zoo juist geslagen waren. Hij liet Karel dus een vrijgeleide vragen, dat hem gezonden werd met den bisschop de Brissonet en 's konings kamerheer de la Pienne. Daar de hertog incognito kwam, betitelden de Franschen hem met den naam van: Monsignor le grand Lombard, en zagen nieuwsgierig naar den Florentijnschen koopmanszoon uit. Zijn bevallig ridderlijk voorkomen overtrof echter hunne verwachting, maar bleek weldra een glanzig vernis en eene niets beduidende vertooning te zijn bij zijn flaauwhartig gedrag.
De koning ontving hem met hoffelijkheid en met meer welwillendheid dan Pietro had durven hopen. Geen wonder, Karel zag zich door zijne aankomst de hoop bereid om uit eene onoverkomelijke zwarigheid gered te worden.
Toen Pietro aankwam was de koning op het punt zijne troepen tot het bestormen van Sarzano aan te voeren, de eerste plaats, die hem krachtdadig weêrstand bood. Eene zoo sterke vesting achter zich te laten was den vijand in den rug te hebben, en de ligging der sterkte in de rotsen was zoo gunstig voor hare verdediging, als zij den aanval bezwaarlijk maakte. Haar door eene langdurige belegering tot de overgave te nopen was in zijn togt eene belemmering, die hoogst nadeelig aan zijn hoofddoel zijn kon, en ook gedoogden de onvruchtbaarheid en ongezondheid der landstreek geen lang verwijl voor een leger, te meer daar de sneeuw reeds hoog in het gebergte lag. Karels geestdrift was dan weder zeer diep gedaald, en radeloos ontzonk hem bij oogenblikken de moed, als de nadering van Pietro de Medicis hem wordt aangemeld. De ootmoedige en beangste stemming, waarin hij zijn halstarrigsten wederpartijder zoo onverwacht voor zich
| |
| |
ziet, bezielt hem met ongewone stoutmoedigheid; hij gevoelt het belang van dit oogenblik en gebruikt het om hooge eischen te doen.
- Ik ben gekomen - sprak de hertog - om uwe allerchristelijkste majesteit te betuigen dat ik, even als mijn huis in vroegere dagen, mij nog altijd zeer naauw aan Frankrijk verbonden gevoel, en om opheldering te geven over den tegenstand, welken ik te lang mijns ondanks aan uwe bedoelingen heb moeten bieden door eene verbindtenis met Napels, die ik niet eer heb durven verbreken dan toen uwe allerchristelijkste majesteit nabij is gekomen, om mij te kunnen vrijwaren voor de wraak, die het huis van Arragon ongetwijfeld op ons zou genomen hebben. Thans echter kom ik u de gehechtheid en bereidwilligheid der republiek aan uwe zaak verzekeren en hoop alle misverstand te kunnen opheffen door die hulp aan te bieden, waarover het uwe allerchristelijkste majesteit zal goeddunken te beschikken.
De koning hoort dit alles welgevallig aan en begint zijne eischen hem voor te leggen. - Allereerst verlangt hij de overgave van de sterkte die hem zoo verbazend in den weg is. - Pietro geeft haar eigenmagtig over zonder zelfs te raadplegen met de weinige Florentijnen, die hem vergezellen. De koning, verbaasd over zoo gemakkelijke overwinning, zet voort en bedingt ook Pietra Santa en Librafacta, ook Pisa en de havens van Livorno.... Pietro stemt alles toe en staat zonder bedenken alle sleutels van Toskane af. Deze plaatsen zouden in het bezit der Franschen blijven tot het einde van den oorlog. De koning begeert nog 200,000 dukaten van de Florentijnen - ook deze belooft Pietro, en dat alles om de gunst te koopen; die hem om niet was aangeboden, maar die hij ligtzinnig afgewezen had! - om de vriendschap te winnen van een' vorst die de zijne zoo ernstig had gezocht!... Karel gevoelde echter dat voor zulke overeenkomsten billijk borgtogt mogt verlangd worden, maar Pietro was zoo door het edelmoedige heen, dat hij het woord des konings, de
| |
| |
belofte hem gegeven van gunst en bescherming voor voldoend onderpand verklaarde.
Het gerucht van deze ongehoorde toegevendheid verspreidde zich als een loopend vuur door het leger en bereikte al ras de ooren van een minder toegevend man, die van eene andere zijde het leger was genaderd en onverwijld zich tot den koning spoedde, toen hij juist het verdrag met Pietro geteekend had. De nieuw aangekomene was Sforza. Medicis was wel ontdaan op het zien van het duister gelaat des forschen mans, maar haastte zich hem eenige vriendelijkheden te zeggen om zijne figuur te redden.
- Wij hadden elkander, dunkt mij, moeten ontmoeten, eccellenza - sprak Pietro - en ik zou eerder het genoegen gehad hebben u mijne hulde te brengen, zoo gij niet langs vreemde wegen hierheen waart gedwaald.
- Zeker is het - antwoordde Sforza scherp - dat er gedwaald is, maar zoo een van ons beiden een verkeerden weg heeft ingeslagen, dat gij het zijt.
Pietro had weinig lust zulk een onderhoud voort te zetten. Hij was de spot van allen, die zijne dwaasheid vernamen. De Fransche veldheeren mogten dan het zwaard weder in de schede steken en konden met moeite hun lachlust over ‘le grand Lombard’ bedwingen, die hen zoo gemakkelijk van de moeite eener hagchelijke bestorming verlost en uit lafhartigheid hun de grootste voordeelen geschonken had.
- Hoe ver Medicis ook in balwerpen en worstelen zijn moge, zijne krijgsmansgaven zijn zoo onontwikkeld als zijn koopmansgeest - sprak de prins van Oranje. - Hij is ten eenenmale vreemd geworden aan het handelsgenie zijner vaderen, want daar is nooit roemruchter koopmanshuis geweest.
- Hunne kantoren - hernam de Ligny - in Engeland en Vlaanderen deden ongehoorde dingen. Ja ik durf verzekeren dat een hunner agenten, Gerard Quanvese, de behoudenis van koning Eduard IV is geweest door hem voor de oorlogen dikwijls meer dan 120,000 kroonen te schieten;
| |
| |
ook was zeer beroemd de agent Thomas Portunati, die nu eens voor 50,000 dan weder voor 80,000 kroonen borg kon blijven voor Karel van Bourgondië. Zoo laat het zich verklaren, hoe de kooplieden in paleizen wonen, die onze vorsten hun benijden zouden.
Sommige lezers zullen deze sommen niet aanzienlijk achten, maar zij zullen zich wel willen herinneren dat men in de vijftiende eeuw met duizendtallen cijferde, zooals de staten dit thans met millioenen doen en dat het voor die dagen ontzettende sommen waren. Men gewent aan alles; welhaast zal het nakroost op den weg der vooruitgang met billioenen en trillioenen berekenen als er van staatsinkomsten of staatsschulden sprake is.
Doch keeren wij naar Florence weder, waar het gerucht van Pietro's opofferingen lang voor hem aankomt. De verontwaardiging des volks kent geene palen, de opwinding wordt spanning, die maar één stoot behoeft om in oproer los te barsten.
- Pietro heeft ons aan de Franschen verkocht! - roepen de burgers.
Valori treedt op en houdt als vurig republikein eene aanspraak voor het zamenscholende volk.
Medicis heeft vrijmagtig gehandeld als een despoot! roept hij uit; - wij moeten dus zijne handelingen onwettig verklaren; zij zijn even weinig het werk der republiek als zijn vasthouden aan Napels en langdurige wederstand aan Frankrijk.
De magistraatspersonen, de burgers, de geheele stad is in beweging. De signorie komt te zamen en zonder Pietro's terugkomst af te wachten, benoemt men een gezantschap om tot den koning te gaan, de handelingen van Medicis als eigenmagtig en niet door de republiek erkend te verklaren, en een nieuw verbond daar te stellen. De mannen die daartoe worden verkozen zijn Pietro Capponi als hoofd, vervolgens Tana di Nerli, Pandolfo Ruccellaï, Giovanni Cavalcanti.
| |
| |
- Signori! - roept echter Capponi - ik bid u, doet waardiger keuze! Hoe ook uwe aanstelling mij vereert, daar is een man in ons midden wien het beter voegt ons gezantschap te leiden, een man vol des heiligen geestes, dien God tot alle goed werk heeft toegerust, hij die het volk van Florence op het harte draagt, en die dag en nacht onze voorbidder is...
- De prior van San Marco! - hoorde men aan alle zijden - Florence's profeet!... en met groote meerderheid werd vastgesteld den prior te noodigen voor deze zaak.
Valori en Capponi snellen dan naar San Marco. De prior ziet verlangend uit naar eenige nadere tijding, hij die zoo belangstellend den gang der zaken volgt.
- Gij hebt teregt geprofeteerd, dat koning Karel geen tegenstand zou vinden, vrome vader! - spreekt Capponi - want op verwonderlijke wijze heeft Pietro's lafhartigheid uwe profetie reeds vervuld - en nu volgde de mededeeling van 's hertogs dwaasheid en het besluit der signorie.
- En nu, vrome vader - besloot Capponi - komen wij tot u, om u namens de republiek te smeeken, met ons te gaan en onze woordvoerder bij den koning te zijn...
Ontroering doorhuiverde de tengere gestalte des priors, en zijn beweeglijk gelaat wisselde snel van kleur - daar was strijd in zijne ziel - lang duurde het eer zijn antwoord van de lippen kon komen.
- Vriend! - sprak hij eensklaps tot Capponi - ik wil voor het gezantschap bidden, maar ga gij aan het hoofd; waarom zou een arme monnik tot den koning gaan en zich mengen in de beraadslagingen der regenten?
- Gij gaat in uw ambt - hernam Valori - gij blijft heraut des levenden Gods, om ook voor den koning te getuigen van waarheid en regt der volken. Als profeet moet gij hem te gemoet treden op zijne hagchelijke baan en hem vermanen geregtigheid lief te hebben en met edelmoedigheid en erbarmen te handelen...
| |
| |
Helderder straalde 's priors oog bij deze woorden; hij bezag de zaak van eene andere zijde; hij voelde wel dat hij voor een kruisweg werd gesteld - de keus was niet moeijelijk geweest als hij tusschen kerk en staat had moeten kiezen, maar hij meende dat hij de dienst van beiden hier vereenigen kon en vereenigen moest, ja hij droomde er van de kerk te kunnen dienen door den staat - en hij begon tot het voorstel te neigen.
- Is het de uitdrukkelijke begeerte der signorie? - vroeg hij dan.
- Der signorie en van het gansche volk! - betuigde Valori vol vuur. - De republiek legt u hare belangen op het hart.
De prior zag ernstig voor zich neêr en sprak eindelijk besloten:
- Dan zal ik volgen waar God mij roept, en ook voor den koning getuigen wiens ik ben en wien ik dien.
- De zaak vereischt intusschen spoed, vrome vader! Morgen moeten wij vertrekken.
- Ik ben te ieder uur gereed.
- Wanneer zullen wij u dan de muilezels zenden, die de signorie ter uwer beschikking stelt?
- Gij weet, ik ga altijd te voet, mijne vrienden - antwoordde de prior met de hem eigene eenvoudigheid - en 't mogt ook opzien baren.
- Wij zullen het niet gedoogen! de signorie heeft het aldus verordend - viel Valori in.
- Schik het dan zoo als 't u goeddunkt; alleen ik verlang eenige broeders met mij te nemen.
- Gij zijt meester, eerwaarde vader - antwoordde Capponi - wij gaan uw besluit bekend maken - de geest Gods zij op u!
Savonarola riep aanstonds fra Jacomo om de broeders bijeen te laten komen. Hij deelde hun het verlangen der signorie mede en noodigde hen om hem te ondersteunen met
| |
| |
hunne gebeden. Op veler gelaat blonk een glans van vreugde bij het vernemen dezer opdragt, en men fluisterde elkander toe, hoe verheerlijkt men zich achtte in den prior - 't ontging Savonarola's wakend oog niet, en eer zij scheidden, sprak hij minzaam:
- Kinderen! verheft u niet - en spreekt niet in uwe harten: welk eene eer voor ons en het klooster dat onze prior tot den koning gaat! maar volhardt gedurende mijne afwezigheid in den gebede, opdat de satan onze harten niet aftrekke van de armoede des geestes. - Wat zegt het tot een menschelijk koning te gaan, daar wij gewoon zijn ons dagelijks voor het aangezigt van dien Vorst en Heer te stellen, die een Koning der koningen is?...
Geen slaap kwam dien nacht in de oogen des priors. 't Was of hij voorgevoelde dat van nu aan zijn leven veranderen ging, en een nieuwe werkkring zich voor hem opende, een nieuw worstelperk hem als kampvechter ontvangen zou. Geen zucht naar ijdele glorie wenkte hem tot die baan, geen vermetele heerschzucht riep hem uit zijne kerkelijke bemoeijingen tot de wereldlijke, geen lust naar de grootschheid des levens, geen dorst naar goud of roem bewoog zijne ziel. Maar het beeld eener zegevierende kerk - eener gemeente, die als eene reine bruid versierd is voor haren hemelbruidegom, een Godsrijk op aarde, ziedaar zijn schoonen droom, zijn heerlijk ideaal.
De Heer gaat zijne kerk vernieuwen, getuigde de geest Gods aanhoudend in zijne ziele; maar het was zijne verbeelding die er aan toevoegde het hoe en het wanneer. Thans! - riep zijn onrustig verlangen - de tuchtroede der Franschen! - denkt zijn vorschend verstand, en alzoo onbewust de goddelijke getuigenis met het menschelijke zijner wenschen en voorstellingen vermengende, zette hij de eerste schrede op een weg, waarboven met vuurschrift had moeten blinken dat kenschetsend merkteeken van het rijk van
| |
| |
God: ‘Mijn koningrijk is niet van deze wereld; indien mijn rijk van deze wereld ware mijne dienaren zouden gestreden hebben.’
Des anderen daags besteeg de prior met drie broeders de muilezels, die hen op het voorplein wachtten - ook hun gerucht ging voor hen uit en vervulde in het leger een hart met onzetting en schrik.
Naauwelijks verneemt Pietro de Medicis in het kamp der Franschen dat de republiek zonder zijne komst af te wachten een gezantschap tot den koning afvaardigt, of hij gevoelt dat men met hem gebroken heeft of breken wil. Hij denkt aan eene omwenteling, maar hoopt haar nog tijdig door zijne terugkomst te bedwingen. In allerijl neemt hij afscheid, belooft in zijn paleis alles voor de komst des konings in gereedheid te zullen laten brengen en reist haastig af, gevolgd door eenige dienaren des konings om ter regeling zijner zaken vooraf te gaan.
De koning breekt intusschen op naar Pisa, om onverwijld van deze hem door Pietro geschonken vesting bezit te nemen, terwijl Sforza hem zoekt te betoogen dat Pisa eertijds onder Milaan gerekend werd en dat ook hij regten meende te hebben op Pietra Santa en Sarzano als behoorende onder Genua. - Karel sprak hem integendeel over eene nieuwe leening van 30,000 dukaten, maar ditmaal verstonden zij elkander zoo weinig dat Sforza misnoegd naar Milaan afreisde. Don Carlo en Galeazzo de San Severino, die door zijn huwelijk met eene natuurlijke dochter van Sforza aan hem was verbonden en heimelijk in last had Pisa voor zijn schoonvader te winnen, bleven echter als zijne zaakgelastigden achter, om in alles wat Karel deed, Sforza het bewegend rad en de leidende hand te doen blijven, ofschoon de koning zeer bekommerd werd over de afreis des hertogs, die hem zoo onmisbaar was.
Te Pisa aangekomen vindt Karel de afgevaardigden, maar is natuurlijk weinig ingenomen met een gezantschap, dat hem komt zeggen dat de republiek niet kan instemmen met
| |
| |
al hetgeen Pietro op eigen gezag gezegd en bepaald heeft, en hij heeft weinig lust naar de beraden mannen te hooren, die hem de voordeelen komen betwisten, welke Medicis in zijne ligtzinnigheid hem zoo roekeloos toestond.
Nadat echter de koning verstaan had, hoe weinig de republiek met Pietro instemde, en hoezeer zij zijne laatste handelingen gelijk zijne vroegere houding afkeurden, veranderde Savonarola van onderwerp en vervolgde op indrukwekkenden toon:
- Allerchristelijkste koning en groote dienaar des goddelijken raads! De almagtige God, in wiens hand alle magt en heerschappij rust, bewijst zijne oneindige goedheid jegens zijne schepselen op tweeërlei wijzen: door barmhartigheid en regtvaardigheid. - Hij lokt het schepsel aan in zijne liefde, maar Hij straft ook den ongeregtige naar verdienste. - Lankmoedig verdraagt Hij de fouten en misslagen, geduldig schenkt Hij den zondaren tijd ter bekeering, vermaant hen vriendelijk en zoekt hen met liefelijke stem tot zijne dienst te noodigen - doch ook van eene andere zijde laat Hij den zondaar, die alle middelen der barmhartigheid veracht, van alle licht en genade beroofd in den afgrond van zonde en verderf storten. Daar echter de oneindige, alle menschen omvattende liefde Gods de zware zonden van Italië lankmoedig gedragen en reeds zoovele jaren lang herhaaldelijk en zacht door vele dienaren tot boete opgeroepen heeft, zonder dat Italië de ooren openen en de stem des goeden Herders herkennen wilde om zich van de zonde te bekeeren, en veelmeer de goddelijke lankmoedigheid in overmoed misbruikte om dagelijks de schuld der zonde te vermeerderen en met onbeschaamd voorhoofd zijne genademiddelen te verachten - zoo heeft de hooge almagtige God besloten, thans de geregtigheid haren loop te laten en zijne oordeelen over deze landen uit te gieten. Daar echter Gods geregtigheid niet van zijne barmhartigheid is te scheiden, maar zij in Hem één zijn, bewees God zijn volk de genade hun door
| |
| |
zijn onnnutten dienstknecht reeds voor vier jaren zijne oordeelen te laten aankondigen, dat God door zware plagen de zonde van Italië bezoeken en zijne verbasterde kerk vernieuwen zal, sedert wanneer hij niet afgelaten heeft het volk van Florence te vermanen tot boete en bekeering. Getuige de gansche stad, de hoogen en geringen, ouden en jongen van beiderlei geslacht. Wel zijn velen ongeloovig en spottend gebleven, maar God heeft alles wat op zijn woord verkondigd werd tot op dit uur naauwkeurig vervuld, waaruit te besluiten is, dat hetgeen nog niet vervuld werd niet minder zal bevestigd worden.
Nooit heb ik uwen naam genoemd, de Heer heeft het mij niet toegelaten, maar gewis het was uwe magt die ik aanwees, uwe komst die verwacht werd. Zoo zijt gij eindelijk gekomen, o koning, gekomen als een werktuig Gods en zijner geregtigheid - uwe komst zij dan gezegend! Met vrolijke harten en blijde aangezigten ontvangen wij u; uwe nadering verheugt alle dienstknechten van Christus, allen die geregtigheid en reinen wandel liefhebben, want zij hopen dat God door uwe hand de overmoedigen buigen, de verdrukten oprigten, de zonde bedwingen, de deugd bevorderen, het onregt oordeelen en het oude en misvormde vernieuwen zal. Zoo kom dan blijmoedig vertrouwend als overwinnaar, omdat Hij u zendt, die aan de stamme des kruises over alle magten heeft gezegevierd.
Doch hoor nog verder mijne woorden, christelijkste koning! en neem ze ter harte. De dienaar Gods vermaant u, zijn gezondene, in naam van het koningrijk der hemelen, dat gij naar het voorbeeld des Hemelkonings barmhartig zijt, inzonderheid over Florence, dat schoon ook nog vele zondaren toch ook zeer vele dienstknechten Gods telt in alle standen en geslachten, om wier wille gij de stad moet sparen, opdat zij God voor het welgelukken van uw togt bidden mogen. Ook doet God u heden vermanen dat gij zorgvuldig de onschuldige weduwen en weezen, de grijsheid en de jonkvrouwen in uwe bescherming nemen zult, opdat niet door uw
| |
| |
toedoen de zonde vermeerdere, want dit zou de u van boven verleende krachten gewis verbreken. Zoo vergeef dan ook gaarne de beleedigingen u aangedaan, zoowel die der Florentijnen als van anderen, daar zij er onschuldig aan zijn in hunne onwetendheid, niet bedenkende dat God u herwaarts zond om zijn raad te dienen. Gedenk aan uw Heiland, o koning, die aan het kruis zoo vergevend voor zijne pijnigers gebeden heeft! Zoo gij Hem poogt na te wandelen zal de Heer uw aardsch koningrijk doen toenemen, u overal de overwinning geven en u eindelijk in zijn hemelsch rijk opnemen. Hem, die alleen heerlijk en magtig is, de Koning der koningen, de Heer der heeren, die alleen onsterfelijkheid bezit en een ontoegankelijk licht bewoont, zij de eer en de lof tot in alle eeuwigheid. Amen.
Nog nooit had zoo diepe toon van ernst voor den koning geklonken, nog nooit had hij zooveel waardigheid en edelen moed in eenig geestelijke gezien, en hoe weinig zijn ligtvaardig gemoed voor blijvende indrukken vatbaar was, Savonarola's beeld zou niet meer worden uitgewischt, zijne stem zou lang nog klinken in zijn hart; al had die statelijke verschijning hem ook ontzet en verontrust, hij eerbiedigde en bewonderde toch den hoogen geest, de verheven fierheid, en onthutst en ontdaan als over eene groote nederlaag, beloofde hij volmondig, dat hij alle zaken zooveel mogelijk tot genoegen der republiek zou trachten te schikken, als hij te Florence zou zijn aangekomen.
|
|