| |
| |
| |
IX. Bezoek op het kasteel.
Met driftige schreden spoedt een jeugdig Dominikaner voort om Pavia te bereiken. Zoodra hij het kasteel in de nabijheid der stad met zijne zware muren en hooge torens op de vier hoeken in het oog krijgt, blijft hij plotseling stil staan en tuurt met gescherpten blik op de weinige vensters, die het naar buiten heeft. Schier droomend vloeijen half luide woorden van zijne lippen, die zich tot den zoetsten glimlach van weemoedige herinnering plooijen en er is zooveel hart in dien naar het sombere, doodsche kasteel geslagen blik, dat hij ons van goede wenschen en onuitsprekelijk verlangen getuigt. Nu eens gaat hij haastig voort - dan staat hij plotseling stil of rekt zijne trage schreden.
- Hoe zal ik toch daar binnen geraken! - zucht hij en zet zich neder aan den eenzamen weg om het peinzend hoofd in zijne handen te laten zinken.
Toch was hij bespied geworden door een rijzig, statig man van gevorderde jaren, die hetzelfde ordekleed droeg en hem deelnemend naderde.
- Waarom dus treurig neêrgezeten, jonge broeder? - sprak deze vriendelijk.
Verschrikt over deze onvoorziene stoornis stond de jonge monnik wat schuw op, antwoordende:
| |
| |
- Ik was vermoeid, vader.
- Aan de treurigheid van uwe stem zou ik vermoeden, dat u de vermoeijenis der ziele meer kwelt dan die van een zoo jeugdig ligchaam.
- Gij oordeelt wel, goede vader - sprak de jongeling met hem voortgaande - en de vermoeide ziel weet maar zoo ras de rust niet te vinden.
- Vriend, draagt gij dit heilig gewaad zonder het rustpunt des harten te kennen.... hernam de andere met een mengeling van erbarmen en onwil.
De jongeling zag wat onthutst voor zich, maar zweeg; de andere ging voort:
- Wat de slaap is voor het ligchaam, dat is de uitstorting des harten voor God, dat is de verpoozing, verademing der ziele, nogtans het hart moet regt zijn voor God en onze wandel in de waarheid. Mijn zoon, vergeef den ernst aan een man in het afgaan der jaren. Mijn zoon! zijt gij wel waarlijk wat gij schijnen wilt?...
De jongeling poogde vergeefs zijn proevenden blik te ontwijken toen hij voortging: misbruikt gij ook dat gewijde kleed tot eene ijdele vermomming? is uw pad wel regt en zuiver?....
- Mijn pad is zuiver, vader, en geene onedele daad zal het heilig kleed bevlekken, dat niet altijd mij dekte, maar welligt mij van nu aan toebehooren zal; vergun mij thans ook eene vraag:
- Moet gij nog verder gaan?
- Ik ga een bezoek afleggen op het kasteel.
- Hebt gij daar toegang?
- Ik hoop dien te vinden.
- Gij gaat tot donna Isabella?
- Ik wil trachten haar te troosten; zij is in rouw over haren grootvader.
- Vader! - Vader Prospero! kent gij mij niet meer? - riep de jongeling, en met het afwerpen zijner kap werden zijne schoone kastanjebruine lokken zigtbaar.
| |
| |
- Zoo had ik mij dan niet bedrogen bij den eersten blik dien ik op u sloeg, ofschoon ik u voor dood heb gehouden - sprak fra Prospero, blijde over de herkenning.
- En donna Isabella? heeft zij mijne trouw verdacht? - viel Orlando driftig in.
- Nooit, zij houdt u voor gedood...
- Men had mij ook reeds bij de dooden verzameld en in de katakomben te slapen gelegd.
- En nu wilt gij het nieuwe leven Gode wijden en kiest u dit kleed?
- Het is mij heden slechts eene vermomming zooals gij zeidet, maar met geen ander doel dan nog eenmaal tot mijne signora weder te keeren, haar belangrijke tijdingen te brengen en mijn leven weder tot hare dienst te stellen.
- Hoe hadt gij tot haar willen gaan? Men laat niemand toe.
- Hierover begon ik juist te peinzen, toen gij mij storen kwaamt, en ik bid u, wil nu die vraag zelf beantwoorden.
- De donna zal doodelijk ontstellen als zij onvoorbereid u ziet.
- Vrome vader, niemand is beter in staat dan gij, haarde noodige inlichting te geven.
- Ik ben ook nog niet zeker toegelaten te worden - ik beproef het in hope op de goedwilligheid van een' mijner verwanten, die hoofdman is op het kasteel.
- Zijt gij lang na mijn vertrek biechtvader der donna gebleven?
- Niet lang meer - antwoordde Prospero. Na uw verdwijnen had de donna mij haar hart ontsloten en mij met de bezorging eens briefs belast. Ik moest juist op reis naar Florence voor de Lombardische congregatie, en op mijn terugtogt lieten eenige broeders mij weten, dat ik te Florence zou blijven, om mij tegen de wraak van den hertog te veiligen. Ik keerde weder en had het geluk mij bij de vernieuwde orde in San Marco te mogen aansluiten. Thans echter roept mijn pligt mij om de ongelukkige hertogin te gaan bezoeken
| |
| |
zoo het immer mogelijk is, en God deed mij u ontmoeten, opdat ik haar eene goede boodschap zon te melden hebben. Wij willen beproeven om te zamen binnen te gaan.
In eene duistere, vochtige torenkamer waakte donna Isabella met teedere zorgen aan het leger van Galeazzo. Hij lag daar sedert lang reeds kwijnend neder onder folterende pijnen, die zijn ingewand doorvlijmden. Geen geneesmiddel gaf verligting, geen verpleging kon verzachten; de hevige smarten schenen zijne geestvermogens steeds meer te verzwakken en maakten hem te ongeschikter om door wisseling van gedachten en gezellig onderhoud Isabella eenige verpoozing te verschaffen. Des nachts had zij geen rust en des daags geen troost; afgesloten van de wereld, als verstooten van de menschen, sleepte zij hare ellendige dagen kommerlijk voort, terwijl zij met angstige waakzaamheid hare teedere kinderkens, een knaapje van vijf jaar en twee jongere meisjes, in dit somber verblijf bij zich hield uit vreeze dat hun eenig gevaar mogt dreigen zoodra zij hen uit het oog verloor.
Zij geloofde in het eerst dan hare ooren niet als de hoofdman van het kasteel haar het bezoek van fra Prospero kwam melden; tranen ontsprongen aan hare brandende oogen, uitgeweend en dof gewaakt. Zij snelde hem blijde te gemoet en wist geene woorden om hem welkom te heeten.
- Vrome vader! eenige en getrouwe vriend onder de menschen! uw verschijnen is de eerste glimlach der hoop voor mijne droeve ziel.
- Daar zal meer licht voor u dagen, madonna. Houd moed, want God gedenkt uwer in uwe smarten.
- Ik geloofde mij van God en menschen verstooten, en zie! nu verschijnt gij mij als een vertroostende engel in mijne diepe droefheid.
- Ik kom u bezoeken om u eenige bemoediging te brengen, eenige opwekking bij de rampen die uw huis treffen en dreigen.
- Helaas, ik heb nog zoo weinig van de mijnen over
| |
| |
mijn overleden grootvader vernomen, het is of de arme Isabella is afgesneden van de haren, ja van al wat leeft.
- Heeft u hier nog niemand bezocht?
- Een enkel bezoek viel mij te beurt, maar een bezoek als de verschijning des boozen... Op zekeren morgen laat een edelman zich melden. Zijn naam? - Triulzi!... Ik weiger hem te ontvangen. Hij houdt aan en bezweert dat hij niet zal gaan voor hij mij heeft gesproken. Hij komt dan tot mij. - Madonna, zegt hij met eerbiedige, ja ootmoedige houding, ik kom mij aan uwe voeten werpen; ik heb u grootelijks onregt gedaan, als ik mij bij Sforza tegen uw huis heb aangesloten. Maar wie kan zich ook een karakter denken als dat van den moor! Een tijdlang heeft hij mij beheerscht, maar de schillen zijn mij van de oogen gevallen. Ik doorzie al zijne laaghartige ontwerpen en wil hem niet langer dienen, maar aan uwe zaak zou ik wenschen te arbeiden. De verdrukking eener zoo schoone en jonge vrouw zal ik niet langer werkeloos aanzien. Ik stel mij met mijne troepen onder uwe bevelen, beschik over mij als over uw getrouwen dienstknecht.
- Signore, geef mij eerst mijn getrouwen dienaar weder - sprak ik op al deze opgewonden woorden.
- Ik versta u niet! - beweerde hij.
- Wat is er van Orlando geworden? - vroeg ik verder - geef hem mij weder, en dan misschien zou ik naar u hooren...
- Ik bezweer u dat ik al het mogelijke doen zal om hem voor u uit te vinden - verzekerde de huichelaar - maar verwacht niet te veel van zulk een zwakken knaap...
- Ik verwacht alles van de trouw, niets van de valschheid - hernam ik.
- Wie zou u ontrouw kunnen worden, die eens het geluk had met een minnelijken blik van uwe schoone oogen bevoorregt te worden - sprak hij op den streelendsten toon der vleijerij, die hem nog oneindig verachtelijker maakte in mijne oogen. Maar mijne barsche onvriendelijkheid schrikte hem niet af. Hij bleef mij nog eenige dagen met zijne tee- | |
| |
derheid kwellen en bood mij allerlei ontwerpen van verlossing en bevrijding aan. Ik doorzag zeer wel dat, nu zijne oogmerken bij Sforza mislukt waren, hij gaarne tot de zijde van Napels wederkeeren zou; slechts door eene teleurgestelde eerzucht of gekrenkte ijdelheid tot wraak geprikkeld, en daarenboven door een heftigen hartstogt gedreven, wierp hij zich daar neder als een ootmoedige dienaar.... Hij verzekerde mij dat Sforza mijn gemaal zou ombrengen, en hij sloeg mij voor met hem naar mijn broeder te ontvlugten en diens hulp in te roepen. Met verachting sloeg ik zijn ontwerp af, niet schroomende er hem al het lage van aan te wijzen om mijn armen kranken Galeazzo verlaten te doen sterven, zijn lijden niet tot het laatste te deelen en zooveel mogelijk te verzachten door liefde en trouw. Verbitterd over de harde waarheden die hij moest hooren, verliet hij mij zonder dat ik weet werwaarts hij ging of wat hij zou aanvangen. Overigens heeft niemand het gewaagd mijne rust te storen, ja ik acht mij als geteld onder de dooden.
- Spreek niet alzoo, madonna, want deze dag is u een goede dag, een dag des wederziens. Zooals ik u verschijn, dien gij verloren hebt geacht, zoo verscheen mij op den weg een man, die ik ook onder de dooden had geteld, even als gij, madonna....
- Ik versta u niet! Is u een geest verschenen? - vroeg zij beangstigd.
- Geen geest, maar een mensch; een vriend die u zoo waard was, en dien gij gestorven waandet...
- Neen, misleid mij niet! Het kan niet zijn! Hij is vermoord. Zacht sluimere zijne asch! Vrede hebbe zijne edele ziel!.... Orlando, mijn getrouwe vriend!
- Orlando was wel doodelijk gewond; maar hij is niet gestorven, hij is hersteld....
- Neen, vader! neen, het is een droom, of van u, of van mij....
- Madonna, ik heb hem wakend gesproken.
| |
| |
- Waar is hij? Waar hebt gij hem gezien? - riep zij nu in vervoering. - Orlando! mijn broeder!...
- Hij is niet verre. Maar gij zijt niet kalm genoeg voor eene ontmoeting, en uwe heftige aandoeningen zouden u en hem verraden.
- Gij hebt gelijk, vader, en ik vergat de gevaarlijke camerièra, die mij is toegevoegd in plaats van mijne goede Napolitaansche Duenna, die naar ik vermoed door gift is gestorven. Maar ik wil alles wagen, om het geluk te hebben van u beiden te zien.
- Wees voorzigtig, madonna! Bedenk, hij moet onder de dooden geteld blijven. Als hij tot u komt is hij een Dominikaner, die zich fra Serafino noemt.
- Ach, vader, laat hem tot mij komen, als het zonder gevaar voor hem kan geschieden. Ik zal bedaard zijn en sterk.
- Deze tastbare bewijzen van Gods vaderlijk mededoogen in uw lot, van zijne liefde, die u bij zooveel bitters ook zooveel zoets wil schenken als gij dragen kunt, zij u eene prediking der vertroosting, madonna!.... Ik ga fra Serafino tot u brengen.
Isabella hield woord; zij wist zich te beheerschen. Zij ontving haar vriend met waardigheid en kalmte; maar fra Serafino vergat pij en kap, en zonk op eene knie voor haar neder om de geboden hand met vervoering te kussen.
- Hoe weinig heb ik voor u kunnen doen, madonna! - barstte hij los.
- Hoeveel hebt gij voor mij geleden! - hervatte Isabella, met een blik van innige dankbaarheid.
- Mag ik mij op nieuw onder uwe bevelen stellen, schoon ik niet meer in uwe nabijheid verwijlen kan?...
- Ik zie, gij zijt dezelfde gebleven, zeide Isabella, terwijl stille tranen haar bleek gelaat besproeiden. Blijf mij zulk een hart toedragen! Maar voor mij, rampzalige, is niets meer te doen!
- O, spreek zoo niet, madonna! Ik ben hier om u
| |
| |
te zeggen, hoeveel er voor u gedaan is en nog gedaan zal worden.
- Alle hoop is voorbij, mijn vriend! Den hertog zie ik aan mijne zijde wegkwijnen en mijne verwanten hebben mij vergeten.
- Madonna! zij waren uwer gedachtig; zij werken aan uwe verlossing. Ik heb den koning uw vader, ik heb den hertog uw edelen broeder don Ferdinando gesproken, en hij is het, die mij tot u zendt...
- Mag ik mijne ooren gelooven? Ik ben zulke liefelijke woorden als verlossing en bevrijding, vader, broeder, vergeten! zeide de ongelukkige diep ontroerd.
- Dat zij herleven in uwe ziel! riep Orlando. Maar laat ik eenige orde in mijne mededeelingen brengen.
- Vertel mij al wat gij weet, want ik ben ten eenemale onbekend met de gebeurtenissen des lands, zelfs met die, welke mijne naaste verwanten betreffen; verhaal mij van mijn vaderland, maar allereerst van uw eigen wedervaren.
- Van mij zelven later, madonna, dit alleen: het ontzettende bloedverlies heeft mijne kracht doen vergaan, en van tijd tot tijd overvalt mij eene magteloosheid, die mij ongeschikt maakt iets te verrigten; deze zwakte heeft mij belemmerd tot u te komen en mij vooral lang opgehouden op den laatsten togt, zoodat mijne tijdingen niet nieuw meer zijn en ik zelf naar latere berigten uitzie. Triulzi heeft de zijde van Sforza verlaten en is met zijne huurbende tot het leger van don Ferdinando overgegaan.
- Helaas! mijn arme broeder! - riep donna Isabella - dit is een kwaad voorteeken! Hij werd hier overschaduwd door de San Severino's en nu keert hij de kans zoolang 't hem 't meest bevoordeelt.
- Om zijnentwil vertrok ik onverwijld uit het leger om zoo haast mijne krachten gedoogden tot u te gaan. Ik koos dit gewaad om te ligter onbemerkt tot u te geraken, en u de Wijde tijding der hope te brengen, want het leger van
| |
| |
don Ferdinando moet welhaast de Milanesche grenzen bereiken, de vloot van uw oom don Federigo was uitgezeild om Genua te overrompelen, ten einde den Franschen den weg naar zee af te snijden. Medicis volhardt in zijn verbond met Napels, heeft zelfs 1000 ruiters tot versterking van Romagna gezonden en beloofd op zijne grenzen het leger der Franschen te zullen weerhouden... Venetië wil de onzijdigheid bewaren, en Rome dreigt met interdict en ban, zoo de koning zich niet tot het aanvallen der ongeloovigen bepalen zal. Alles staat goed, madonna! de verlossing genaakt! - De koning van Frankrijk is kleinmoedig en wankelbaar; hij zal onze bergen niet zoo gemakkelijk te overklimmen vinden, en vloot en leger zijn daar, om hem zoo krachtdadig af te wachten, dat hij beschaamd terug deinzen zal....
Met onuitsprekelijke verrukking had donna Isabella geluisterd, en haar gelaat, aan den zwaksten glimlach ontwend, werd verhelderd en verheerlijkt door het schemerlicht der hoop. Maar fra Prospero's blik was duisterder geworden en zijn achtbaar gelaat scheen van dreigende wolken omschaduwd, als hij sprak, terwijl zijne stem van deernis trilde:
- Het valt mij zwaar, dat ik alweder als in vroeger dagen voor u verschijnen moet in het somber gewaad van een onheilspellend profeet. Madonna! daar is maar ééne onbedriegelijke hoop die nooit beschaamt!... zij is de hoop, wier anker in den boezem der eeuwigheid rust; alle andere hoop is wankel; zij kwijnt heen als de verwelkende bloemen, gelijk de wegzwervende bloesems, wanneer stormen de takken slingeren...
Een trek van misnoegen teekende zich op Isabella's gelaat en gemelijk sprak zij:
- Ga voort, fra Prospero - 't zal niet voor 't eerst zijn dat gij mij mijne zoete droomen ontneemt...
- Ik was nooit harder dan mijn pligt mij gebood, madonna! - Ik wil u dan ook heden de keuze laten - wenscht gij de begoocheling eener ijdele hoop te blijven voeden, of wilt gij de waarheid der werkelijkheid verstaan?
| |
| |
Isabella aarzelde, maar Orlando viel in:
- Gij hebt dus kwade tijding?... vader!...
- Zijt gij zeker van uwe berigten? - vroeg Isabella hem spijtig.
- Volkomen, madonna!
- Welnu, wat berigt brengt gij? vroeg Isabella koud en fier. Ik ben bereid op het wreedste - zoo als altijd...
- Ik had alleen over het eeuwige met u willen spreken, om het tijdelijke als vroeger liever te laten rusten, doch ik moet u uwe verwachting op den arm des vleesches ontnemen. Weet dan, madonna, dat de aanslag op Genua, waarvan Serafino gewaagde, verijdeld is..... De kardinaal della Rovero heeft den toeleg ontdekt en de hertog van Orleans heeft met zijne vloot de Genueesche havens bezet en derwaarts een groot heir zaamgetrokken dat de Italiaansche landtroepen met groot verlies teruggedreven heeft. En wat het ontwerp uws broeders aangaat - hier scheen hij pijnlijk te aarzelen - de veldheer d'Aubigny, die het Fransche leger vooruittrekt, heeft in Romagna zijn leger geslagen! Het was te zwak om een inval in Lombardië te kunnen wagen, daar de paus een deel zijner troepen onder bevel van Orsini, die uwen broeder vergezelde, naar zijne grenzen terug moest roepen, ten einde de pogingen van de oproerige Colonna's te verhinderen, die zich onder de Fransche vanen willen scharen. Verwacht geen wederstand van de Medicis! Pietro heeft geen enkelen stap tot beveiliging zijner staten gedaan en Florence zal den Franschen koning welkom heeten. De paus mag dreigen, Napels mag worstelen - de Heer zal koning Karel de overwinning geven, en zijne verschrikking zal voor zijn aangezigt heengaan, gelijk de profeet van Florence heeft voorspeld..... Hij komt om te tuchtigen en te beschermen, om Gods raad over Italië te volbrengen en het te kastijden met zware plagen, om de zonde die zeer vermenigvuldigt, om de ongeregtigheid die ten hemel roept!.... Daar is geen helper, daar is geen verlosser dan Hij alleen - en Hij zal weten te behouden al dege- | |
| |
nen die op Hem hopen, en uitredden die tot hem zuchten.
- Maar koning Karel is een ridderlijk vorst en mijn verwant! - riep de sidderende Isabella, als door eene lichtgevende ingeving opgewekt uit de diepe droefgeestigheid waarin fra Prospero's woorden haar dompelden. - Welligt zal hij de verdrukten regt doen - Galeazzo herstellen! - O, kon ik hem spreken, hem smeeken!...
- Madonna! - riep fra Prospero met waardigheid - wee den mensch, die vleesch tot zijn arm stelt! Zoo gij uw heil van de vorsten der aarde verwacht, gij zult op nieuw beschaamd worden! Want zoo de Heer het huis niet bouwt, vergeefs arbeiden de bouwlieden! Zoo de Heer de stad niet bewaakt, vergeefs waken de wachters!....
Na een ernstig en pijnlijk zwijgen van eenige oogenblikken hervatte donna Isabella het woord om fra Serafino met haar beklemd hart eene menigte van vragen omtrent haars vaders huis voor te leggen; maar geen tijding kon eenigen balsem zijn voor de felle pijn harer ontzettende teleurstelling.
Eindelijk maakte fra Prospero hem indachtig, dat zij niet te lang toeven mogten, dat zij alleen op die voorwaarde door den vriendelijken hoofdman waren toegelaten.
- Is er op hem te rekenen, vader? - vroeg Isabella.
- Ik ken hem, madonna, hij is een edelmoedig en gevoelig mensch. De deernis in uw hard lot en de vriendschap voor mij doen hem heden onder groot gevaar voor zich zelven onze zamenkomst begunstigen. Gij kunt u op hem verlaten in de uren des gevaars, hij zou u tot den dood toe verdedigen.
- Hoe gelukkig maakt mij deze laatste verzekering! - sprak fra Serafino - nu ga ik geruster van u heen. Maar waar ik zwerve, madonna! voor u zal ik arbeiden! voor u zal ik leven!...
|
|