| |
| |
| |
VIII. Opwakkering.
Zacht kabbelend golfden de wateren van den Tiber naar zee, verzilverd door liefelijk maanlicht. Eene brigantine wiegde langzaam in de haven van Ostia op de baren, en de scheepsvoogd staarde aandachtig op den rotsburgt zoo onverwinbaar en trotsch. Van het kasteel wordt een sein gegeven; de scheepsvoogd beantwoordt het; alles is ter wederzijde gereed. Iedere klank van het kasteel trilt duidelijk en lang over de watervlakte, een roeispaan klieft de golfjes, eene kleine boot schiet ligt over den zilveren spiegel, alles schijnt kalmte en vrede; en toch, hoeveel hartstogt, hoeveel bruisende drift draagt dat bootje!...
De brigantine is bereikt, een man verlaat het kleine vaartuig, welks aankomst was verwacht en geen wenk zelfs is er noodig om alle handen in beweging te zetten, die reeds gereed stonden toen hij seinde van het kasteel. Het anker wordt geligt, daar is veel beweging op het dek, maar dat alles belet onzen reiziger niet zijn vlammenden blik met treurigheid naar den kant van het kasteel te blijven rigten, dat weldra uit zijn oog verdwijnt.
- Stad mijner sterkte! - spreekt hij bij zich zelven - niet te nemen door geweld; alleen de list, de sluwheid van den trouweloosten aller menschen kon u onbruikbaar maken voor het oogenblik. Ik zal dan wijken, maar om mij scha- | |
| |
deloos te stellen in een vernieuwden aanval. Het Fransche leger zal mij dienen; door anderen zal ik mij op Borgia wreken - en onwillekeurig omklemde zijne forsche vuist de greep des dolks onder het purperen kleed eens kardinaals verborgen, een geestelijke met den blik en de houding des veldheers - Giuliano della Rovero.
Men zette koers naar de Genueesche kusten; de kardinaal toog haastig verder heen en verscheen op 't onverwachtst te Lyon, waar alles drukte en beweging-was door het verblijf van koning Karel, die hier was aangekomen om zijne zaken te regelen en zich tot den Italiaanschen krijg toe te rusten...
't Scheen den kardinaal echter dat niemand minder aan den veldtogt geloofde dan de veroveraar zelf; want alom zag hij toebereidselen tot bals en vrolijke feesten, en hij zag meer verwijfde pracht en ijdele weelde, dan iets dat naar krijgstoerusting geleek. Immers de lustige mysteriën en riddderlijke steekspelen, die edelen en vorsten bezig hielden, schenen de groote gedachte van veroveren geheel te hebben uitgebluscht.
Daar woont in 's menschen hart, verborgen in de diepte, een geheimzinnig regter, een beproever der gedachten, een beoordeelaar der daden. Zijne weegschaal is de waarheid, zijn weegsteen de geregtigheid. Wel leeft hij vaak vergeten, verloochend, gebannen, ingekerkerd; wel wordt hem soms door de laatste onzer neigingen een vernederend zwijgen opgelegd, ja doorgaans hem niet meer gegund dan te getuigen door een zucht... maar hij is daar... hij bestaat en is niet te dooden, hoe ook gemarteld, hoe ook verlamd, en daar komen uren, ongedachte o ogenblikken, waarin hij eensklaps zich vermant, zijn gezag herneemt en luide spreekt! Dan worde vrij die stem gesmoord, dat vonnis veracht! de nagalm van zijn oordeel blijft trillen in dien onlust, in die onrust, in die onvergenoegdheid met zich zelven; men zondigt niet meer met welgevallen; men handelt niet meer met zelfvertrouwen; de moed is heen! Wankelend en worstelend
| |
| |
tobben wij voort, en slechts de opwinding door vernieuwden hartstogt, de verstrooijing van een woelig leven of dartel vermaak kunnen een weinig tijds de duistere rimpels van het voorhoofd wegstrijken, de kwelling van het zelfverwijt verzachten.
Ook koning Karels ontwerp, zijne schitterende droomen van veroveringsglorie en heldenroem waren door dien innerlijken regter gewogen, en - te ligt bevonden! of wel te zwaar voor zijne kleine krachten, en eene stemme fluisterde in zijn borst: ‘Wat wilt gij doen? waar gaat gij heen?’ - Maar hij wachtte zich wel het antwoord te geven, zoolang zijne ijdelheid hem deed gelooven aan zijne krachten, zoolang het ontwerp slechts droomen van hem eischte. Pluimstrijkende hovelingen ondersteunden den kwaden genius zijner eigenliefde, maar daar binnen fluisterde het telkens zoodra er gehandeld moest worden: ‘wat wilt gij doen? waar gaat gij heen?’
Fantasie is genoegzaam voor droomerijen, maar de daad eischte kracht die elders moest geput worden, eene kracht en volharding die de zijne niet was. Karel verloochende echter dit innerlijk vonnis, schoon het toch gedurig zijne geestdrift ondermijnde, zijnen ijver verlamde, en hij wantrouwde meer dan ooit zich zelven, toen hij het grootste zelfvertrouwen noodig had, want de jeugdige vorst kende het vertrouwen op den Koning der koningen niet. Hij moest evenwel op iets bouwen. Hij vertrouwde dan op eenige zwakke gunstelingen, op de voorspelling zijner waarzeggers en sterrekijkers, op de omstandigheden en een magtig veelbelovend bondgenoot...
Dit gebrek aan zelfvertrouwen, dat heimelijk ongeloof aan zijne onderneming deed Karel zijne plannen zoo lang mogelijk geheim houden, ja het verdrag tusschen hem en Sforza was in het eerst slechts aan de ingewijden: de Vers, de Brissonet en Cajazzo bekend. Instinktmatig ontweek hij al zulke raadslieden, die hem tot rijp beraad en kalme redene- | |
| |
ring zouden geleid bebben, terwijl eene diepverholen overtuiging hem zeide, dat zijn vermetel plan dien toets niet verduren kon, en hij niet in staat zou wezen de tegenspraak voldingend te beantwoorden. Geheimzinnigheid is doorgaans het bolwerk der zwakken. De koning gevoelde het al te wel dat de openbaarmaking van zijn ontwerp eene eerste overwinning op zich zelven mogt heeten, want bang en onrustig sloeg hem het hart als eindelijk Sforza's gezanten niet meer in geheim onderhoud, maar openlijk voor alle rijksgrooten hunne voordragt doen zouden. Zijn vertrouwen op hunne welsprekendheid verleende hem evenwel den noodigen moed.
De sluwe Italianen hadden dan ook gezorgd dat de zaak niet eer in het licht trad, voor zij hunne partij sterk genoeg wisten om niet bij de eerste tegenkanting terug te deinzen; ja hunne voorzorgen waren zoo welberekend geweest, zij hadden zooveel gedaan door belofte, omkooping en allerlei kuiperij, dat de bedenkingen van wijze en bedreven staatslieden als zwakke klanken wegstierven voor de ooren des jongen konings, bij de welluidende liederen van roem en ijdele grootheid, waarmede zij zijne ligt te spannen verbeelding gaande hielden. Alle bezwaren hadden zij opgeheven door groote woorden, alle tegenwerpingen vooraf reeds krachteloos gemaakt, en zij bleven den koning zoodanig omringen, dat hij geen stap alleen behoefde te doen en op geen hinderpalen stuiten kon.
Alle gelukzoekers bliezen het vuur aan en werkten krachtig mede, vooral om de sympathie des volks te verwerven door aan het veroveringsplan zooveel mogelijk het karakter van een vromen kruistogt te geven en met het godsdienstig gevoel in verband te brengen. De verovering van Napels zou maar een overgangspunt wezen, Jerusalem en het heilige graf het doel; de onderwerping der ongeloovige Turken, de uitbreiding des christendoms onder de Barbaren, ja de geheele vernieuwing der kerk en de opwekking der christenheid werd van de heirvaart des allerchristelijksten konings verwacht
| |
| |
Daarvoor werden in alle steden en dorpen vurige gebeden opgezonden! Ja de koning droomde het zelf in zijne opgewondenheid en tuimelde met zijne fantasiën voort totdat koude daadzaken hem tot harde waarheden wekten.
Daar moest gehandeld worden. Voor alle dingen moest de vrede met de naburen verzekerd zijn en hij was juist niet met allen op zeer gewenschten voet. Hendrik VII kwam een magtig Engelsch leger op zijne kusten ontschepen; Maximiliaan voedde bitteren wrok over de ongehoorde beleedigingen hem gedaan! - Maar Karel deed zulke aannemelijke voorslagen dat er weldra vrede gesloten werd met Engeland, Oostenrijk en Spanje.
Wij treffen den koning dan te Lyon aan om zijne zaken tot den oorlog te regelen. Men had hem ontvangen als een wereld-veroveraar, die zegepralend wederkeert, en nog was het leger niet verzameld, waarmede hij zijn avontuurlijken kruistogt dacht te wagen. De glans der feesten, de schitterende ridderspelen, de fraaiste mysteriën, de prachtigste bals lieten hem wel niet veel tijd om over zijn benaauwend vraagstuk na te denken, en die toon der zekerheid waarin iedereen van die gelukkige onderneming sprak, hield wel grootelijks zijne verbeelding levendig, maar het was er nog verre vandaan dat de koning zelf altijd geloofde aan den togt, die toch zoo krachtdadig voorbereid werd, vooral door de vorsten San Severino, aan wie hij een deel des legers toevertrouwen zou.
Daar zij hem nu echter minder nabij waren, en de Brissonet zijnen gezant Perone di Baschi in Italië vergezelde, had hij meer dan ooit den steun van de Vers noodig. Door een ongelukkig toeval evenwel werd ook deze van hem gescheiden. In zijn huis had zich de pest geopenbaard! Een zijner bedienden was er reeds aan overleden, en hij had dus den koning niet mogen volgen. Karel alzoo beroofd van zijne hechtste steunpilaren stond daar nu wankelend als een riet! Al degenen die den togt afkeurden, maakten van deze
| |
| |
omstandigheden gebruik om den koning thans op al het hagchelijke der zaak te wijzen, en hij luisterde aandachtiger dan ooit, vooral daar hij reeds geldgebrek begon te ondervinden eer er nog iets gereed was. Moedeloosheid en gemelijkheid maakten zich van den zwakken vorst meester, die hij in dartele minnarijen, ijdele spelen en het raadplegen van zijne sterrekijkers poogde te verzetten totdat hij berigten uit Italie zou bekomen hebben.
Het was dan eene eerste lichtstraal in de duisterheid zijner mismoedigheid toen de Brissonet voor hem verscheen, maar zijn duister gelaat beloofde niet veel goeds.
- Generaal! gij brengt kwade tijding, ik zie het u reeds aan! - sprak de koning ontsteld - gij ziet zoo neerslagtig! en ik heb opwekking noodig! Staan de zaken zoo slecht?...
- Boven mate slecht, sire! ja hopeloos!...
- Wat treurig nieuws hebt gij dan?
De Brissonnet overhandigde zijne paketten en brieven, maar de koning scheen den moed niet te hebben iets in te zien eer hij bij monde was ingelicht.
- Venetië blijft volharden bij de eerste koelheid waarmede men het ontwerp opnam, de senaat geeft voor den Turk te vreezen... begon dan de generaal.
- Belgiojoso beweerde toch dat men den val van Arragon wenschte, hernam de koning, dat zij Ferdinando en Alphonso haatten, dat zij het vergiftigen hunner regenbakken en den hun zoo schadelijken oorlog nog niet zijn vergeten...
- Sire, er is van Venetië niets te hopen: men wil zich volstrekt onzijdig houden.
- En Medicis?
- Onhandelbaar als vroeger! De hertog zweert bij zijn verbond met Napels, en met betuiging van gehechtheid aan de Fransche kroon blijft hij weigeren tot de zoo aannemelijke voorwaarde over te gaan. Wat kan er toch minder gevraagd worden dan vrijen doortogt voor de troepen en vergunning om tegen billijke prijzen teerkost te mogen koopen! één
| |
| |
enkele honderd man krijgsvolk te leveren!... Genoeg, hij blijft weigeren. Wij zijn beleefdelijk ontvangen toen wij in het midden der signorie verschenen, maar hoe talrijk zij ook vergaderd was, er was niets te hopen; de partij van Medicis had thans de overhand, daar men in de signorie al diegenen had opgenomen, die gedurende de laatste vier en dertig jaren Gonfaloniero waren geweest, dus alle vrienden van Medicis.
- Inderdaad Medicis verbittert mij ten hoogste! - riep de koning. De Italiaansche kooplieden zijn ondragelijk vermetel! Maar er is hier gedurende uwe afwezigheid een gezantschap uit Florence geweest, aan welks hoofd Gentilis d'Urbino, bisschop van Arezzo stond, waaronder een aanzienlijk Florentijner met name Soderini getuigde, dat de tegenpartij der Medicis eigenlijk veel krachtiger was dan de zijne en bij de eerste worsteling het veld zou behouden, ja dat wij te Florence vele vrienden zouden vinden...
- In dien geest sprak ook een voornaam en vermogend Florentijner, dien ik te Florence veel gezien heb, Pietro Capponi geheeten, deze komt eerstdaags als gezant der republiek herwaarts. Hij sprak ook van een zekeren monnik of prior van grooten invloed, die reeds voorlang uwe komst voorspeld heeft en nog gestadig blijft beweren dat uw ondernemen gelukken zal. Capponi verzekert dat men Medicis moede is en van uwe komst de bevrijding verwacht, maar er is niet op Italianen te rekenen! Het is een valsch en wispelturig volk, vol list en trouweloosheid, die elkander met wreedheid verrasden en verkoopen, en ik dank God en alle heiligen, dat ik er levend afgekomen ben, want gift en dolk behandelen zij als brood en wijn. Maar al is dit alles waarheid, dat er van Medicis niets te duchten en van de Florentijnen alles te hopen is, de houding van den heiligen vader maakt alles, alles onmogelijk!...
- Gij ontzet mij, generaal! - riep de koning opspringend - zijne heiligheid ons tegen!
- Ja sire! het antwoord des pausen heeft alle hoop ver- | |
| |
nietigd! - hervatte de generaal, vooral op den hem toegezegden kardinaalshoed ziende. - De heilige vader beweert dat daar er nu reeds drie vorsten uit het huis van Arragon zijn bevestigd geworden op den troon van Napels, hij voor het huis Anjou niets mag doen voordat beider aanspraken eerst geregtelijk onderzocht en uitgewezen worden. Hij bragt dan in gedachtenis dat niemand dan hij alleen in deze zaak eene wettige uitspraak kon doen, daar Napels een kerkelijk leen is, en dat iedere aanslag tegen de goederen van den heiligen stoel als aanslagen tegen de kerk door haar opperhoofd behoorden te worden weêrstaan.
- O toppunt van ellende! - jammerde de koning - den heiligen vader te vertoornen!... Deed Perone di Baschi dan de belangen der christenheid niet levendig uitkomen?
- Wij hebben alles beproefd, maar helaas! ontdekt hoe uwe allerchristelijkste majesteit bij al den ijver voor de kerk welligt banvloek en interdict op u en uw volk zou laden! Sire, bedenk het wel en zie van uw ontwerp af!...
- Zoo zal ik dan gehoor moeten geven aan de hertogin de Beaujeu, die mij nog voor mijne afreis van Parijs de zaak zoo bezwaarlijk voorstelde en mij eene schaar van bekwame mannen noemde, die mijn plan afkeuren... maar 't valt mij toch hard zooveel roem en glorie in het verschiet te zien en er mij niet mede te mogen kroonen!...
- Sire, ik doorzie het geheel, de wraakgierige Italianen hebben ons misleid om ons tot de uitvoerders hunner wraak tegen Napels te stellen.
- Gij spreekt alsof gij de hertogin de Beaujeu gehoord hadt, generaal! 't Is zeer ligt mogelijk dat zij gelijk heeft! ook wilde zij niet aannemen, dat het Sforza's bedoeling zou zijn eene Fransche heerschappij in het zuiden te grondvesten; ja er zijn zelfs kloeke mannen, die er alleen eene list in zien om ons in Italië te lokken, dan terwijl Frankrijk ontbloot is, zich van Parijs meester te maken en ons den terugtogt uit Italië te verhinderen...
| |
| |
- Dat is nu juist wat ik voorzie, sire! Het sluiten van al die vredesvoorwaarden op de grenzen heeft reeds schatten gekost; waarvan zullen wij gedurig de middelen vinden om ons leger in een vijandig land staande te houden?...
- Ik weet er geen raad op! - riep de koning, troosteloos het vertrek doorloopende - dan alleen zoo spoedig mogelijk alles te staken!...
- Dezen morgen trekken immers reeds eenige troepen af naar Genua? - vroeg de generaal.
- Zij zullen blijven! Brissonet, draag zorg dat de bevelhebbers het onverwijld vernemen en terugblijven.
Het was hoog tijd toen dit bevel werd gegeven, want het krijgsvolk was gereed om op te stijgen en de verbaasdheid was niet gering toen het van mond tot mond werd herhaald: ‘de koning ziet van alle buitenlandsche veroveringen af!’
De een had het wel gedacht, de ander had het nooit gedacht, maar de generaal wenschte zich geluk dat hij in stille rust in Frankrijk zou mogen blijven, al werd hij dan ook nimmer kardinaal!
De Brissonet kon nog niet terug zijn van de uitvoering dezer order, toen Etienne de Vers met vergenoegd gezigt en vrolijken glimlach tot den koning toegelaten werd. Het wederzien van den gunsteling, die hem boven alles waard was, verdreef een oogenblik de sombere trekken, die 's konings gelaat had aangenomen, maar zonder ditmaal met de hem eigene gemeenzame vriendelijkheid naar al zijne bijzondere aangelegenheden te vragen, begon Karel al den kommer van zijn hart nog veel levendiger uit te storten, dan hij het reeds voor de Brissonet gedaan had.
De Vers schudde geërgerd het hoofd en sprak:
- Wist dan de generaal deze droevige luim niet beter te verdrijven, sire! Moest hij dan aan alle bezwaren nog het wigt zijner eigene vreesachtigheid en kleinmoedigheid toevoegen? Ik breng den koning dan beter tijdingen en blijde boodschap!...
| |
| |
De overtuiging en vastheid waarmede dit werd gezegd spande 's konings aandacht en verwachting.
- Ik acht mij gelukkig dat ik terstond mijn dienstwerk met zoo iets voortreffelijks hervatten mag als een ridderlijk vorst de opgewektheid te vernieuwen door goede tijding, wanneer vreesachtige zwaarhoofden zijne ziel hebben geschokt. De koning wete dan dat er een gezantschap uit Florence is aangekomen...
- Ach! ik ken die zendingen van Medicis! - hernam de koning gemelijk - 't beteekent niets! Neen de Vers, ik moet er van afzien! 't Is onmogelijk!
- Bewaren ons alle heiligen! - riep de drost heftig - hoe heeft men u aldus ontroerd en ontmoedigd, nu de kansschooner staat dan ooit!...
- Ach de Vers! in Italië is alles ons tegen! en nu reeds schieten alle geldmiddelen te kort!...
- En ik weet dan toch een man die slechts smeekt om tot u te worden toegelaten en u zijne schatten aan te bieden... zeide de Vers, met de hoogste uitdrukking zijner verwaandheid.
Ongeloovig zag Karel den kloeken spreker aan, die voortging:
- De kardinaal Giuliano della Rovero is in allerijl tot u gekomen en verzoekt gehoor. Reeds heb ik een allerbelangrijkst gesprek met zijne eminenza gehad, waarin hij mij alle bezwaren oplost en nieuwe hulpbronnen opent...
Karels hart klopte weêr ruimer, zijn oog straalde van hoop - Vers! Vers! - zeide hij uit de volheid des harten - hoe heb ik u gemist! ik heb uw vrolijk gelaat noodig.
- Sire, gij weet niet wat ik geleden heb gedurende deze verwijdering! Maar de vreugd van heden vergoedt alles. In het Italiaansch gezantschap is een waardig Florentijner, Pietro Capponi, die mij belangrijke dingen verhaald heeft, en ons tevens het middel aangeeft om Pietro de Medicis wat handelbaarder te maken.
| |
| |
- En dit middel zou zijn? - riep de koning gretig.
- Vooreerst, al zijne banken van hier te verdrijven. Ten andere, om uw billijk ongenoegen over zijne trotsche weigering ook aan al de Florentijnsche kooplieden te doen gevoelen en allen handel met Florence te verbieden. Dan zullen de Florentijnen zelve hem dwingen om toe te geven en uwe reis te begunstigen. Doch dit was een bijzonder onderhoud en wel verre van in den geest des gezantschaps te zijn dat geheel op de hand van Medicis is.
- Ik versta het, en wil dien signore Capponi zelven wel afzonderlijk ontvangen, maar bovenal verlang ik naar den kardinaal.
Het is een merkwaardig verschijnsel, dat steeds de aandacht van de beoefenaars der zielkunde verdient, hoe groote en sterke geesten door een enkelen aanblik, door gang en houding; stem en gebaren plotseling, ook eer zij nog in woorden de sterkte hunner ziel hebben geopenbaard, door hunne verschijning alleen den vreesachtige moed, den neêrslagtige lust en opgewektheid instorten en hen eensklaps bezielen tot het stouste bestaan en de grootste krachtsinspanning.
Zoo werkte de verschijning des kardinaals op den koning. Karel staarde met stomme verbaasdheid de fiere gestalte van den krachtvollen man aan, wiens fonkelende oogen vuurvlammen schoten, toen hij sprak op dien vasten, onverschrokkei toon, die van geen weifelen of aarzelen weet, met die zefbewustheid van kracht, die nooit aan haren invloed wanhoopt, en het uiterste waagt zoolang daar nog iets te wagen overig is. Karel had alle vrees vergeten, al het hagchelijke er moeijelijke van zijne onderneming was gevloden voor zijn hoog enthousiasme; hij kon niet gelooven dat hij nog zoo even gewanhoopt had. De kardinaal verzekerde hem de overvinning - en hij geloofde er volkomen aan.
- Gij kunt niet terugkeeren, sire! - sprak della Rovero - zonder u zelven en uw land met den smaad van heel de wereld te overladen! Maar hoe zou het mogelijk zijn een
| |
| |
oogenblik te aarzelen bij zulk eene glorierijke overwinning! Gij zijt van uw intogt zeker door Sforza. Ik geef u mijn hoofd te pand, dat Venetië niets kwaads tegen u zal beramen, dat de paus u niet kan verhinderen; en een gesprek met den Florentijner Pietro Capponi, dien ik hier aantrof, geeft mij de overtuiging van hetgeen ik reeds lang vermoed heb: Medicis en de republiek is niet meer hetzelfde. Pietro mag u tegen zijn, omdat hij op Napels hoopt, heel de bevolking van Florence zal u met open armen ontvangen. Juist vernam ik van Capponi, dat uit een anderen tak van het huis van Medicis, die tot nog toe altijd buiten alle staatsbemoeijingen gebleven was, twee jonge mannen Lorenzo en Giovanni zich aan het hoofd van Pietro's wederpartij geplaatst hadden. Zij bezitten schatten en de jongste is zelfs vier jaar ouder dan Pietro. Hij heeft hen echter in hechtenis laten nemen en stond in beraad hen te dooden, maar het is op aandrang des volks bij verbanning op hunne landgoederen gebleven. Met hen moeten wij betrekking aanknoopen. Zij kennen het volk en zijn er bij gezien, terwijl Pietro door deze weinig popu aire handeling jegens zijne neven, nog meer bij de burgerij gedhald is. Sforza heeft u, naar ik met een vlugtigen oogslag gezien heb, reeds eene voortreffelijke zending van schoone paarden en fraaije wapens gedaan en wat meer is, u zijne kloekste legerhoofden de prinsen San Severino gezonden! Zoo ooit eene overwinning zeker was van den aanvang af, het is de uwe! Gij zijt meester van de haven van Genua! gij kunt ter zee zoowel uw aanval doen als te land. Uwe glorie zal de eeuwen overleven en in de geschiedrollen van Frankrijk verwerft u deze roemrijke togt een onvergankelijken naam.
Het zwakke hart des konings baadde zich in gelukzalige begoocheling. Hij zag zijn naam reeds in vlammend schrift, zijne glorie als een lichtkrans om zijne slapen!... Arme mensch!..
- Ik zal gaan! - riep hij uit - en niets zal mij doen wankelen, ik zal over alle hinderpalen triomferen en overwinnaar zijn!
| |
| |
Rovero had zijn doel bereikt; hij begreep echter wat de koning behoefde en verstond zich weldra met Belgiojoso en de Vers om den wankelmoedige gestadig aan te vuren en den verflaauwden moed bij iederen hinderpaal te schragen. Kwam de vrees weer boven en begon het geldgebrek te nijpen, dan herhaalde de Vers de dichtregelen van zekeren profeet, meester Guilloche van Bordeaux:
Il fera de si grands batailles
Qu'il subjuguera les Itailles;
Ce fait, d'illec il s'en ira
Et passera de là les mers,
Entrera puis dedans la Grèce,
Où par sa vaillante prouesse
Sera nommé le roi des Grecs,
Et mont Olivet montera....
|
|