| |
| |
| |
VI. Eene vrouw.
Was Florence verachtelijk, als het zich spelende nedervlijde aan de voeten des overheerschers, die eigenbatig hare regten vertrad en hare kracht ontzenuwde - wat naam zullen wij toch toevoegen aan Milaan, dat den vermetelen Sforza huldigde als heer en vorst!
Sedert 1480 was Ludovico Sforza, om zijne donkere tint bijgenaamd de moor (il moro), gebieder te Milaan. Onder den schijn van de regerende hertogin en haren minderjarigen zoon Galeazzo van hunne vijanden, en vooral van eenige ontrouwe staatslieden te verlossen, maakte hij zich van Tortona gewapenderhand meester, en zoo groot was de weêrklank, dien zijn stout ondernemen bij de edelen vond, dat hem op éénen dag 42 kasteelen toevielen. Zijne vorderingen waren te sneller daar hij aan het hof der hertogin zelve reeds eene magtige partij vond in al de aanhangers van zekeren gunsteling, Tassini genaamd, een schoon man, die eerst kamerdienaar van den jongen hertog Galeazzo was geweest. In dienst der hertogin gekomen, had Tassini haar zoozeer weten in te nemen en te beheerschen, dat hij haar vraagbaak en raadsman werd boven den ouden ervaren minister Cecco Simoneto, die door vijftigjarige diensten onder drie besturen het orakel en de leidsman was geworden van eene
| |
| |
andere invloedrijke partij. Als Simoneta vernam, dat de hettogin op raad van Tassini, Ludovico aan haar hof wilde ontvangen, voerde hij haar smartelijk te gemoet: ‘De partij die gij kiest zal aan u het rijk, aan mij het leven kosten’ - en hij had de zaak volmaakt begrepen. Den 8sten September trok Sforza, altijd onder den titel van getrouw dienaar der hertogin, Milaan binnen. Den 7den October verklaarde hij zijnen neef Galeazzo meerderjarig en in staat om zelf de regering te aanvaarden, die hij van nu af der hertogin ten eenemale ontnam, en reeds op den 30sten October werd Simoneta op het kasteel te Pavia onthoofd!... Tassini en de zijnen werden verbannen en vernederd en magteloos verwijderde de hertogin zich voor altijd uit Milaan.
Om aan de voorgewende verheffing des jeugdigen hertogs nog meer klem en vertooning bij te zetten moest zijne aanvaarding van het bewind nog door eene plegtige verloving bekrachtigd worden. Sforza, oom en voogd, koos hem tot bruid zijne nicht, de infante Isabella van Arragon, dochter van Bianca Sforza en Alphonso, hertog van Calabrië, oudste zoon van Ferdinando, koning van Napels! - Het behoeft geen betoog, dat Sforza in deze keuze alleen door zijne eigene belangen geleid werd, en dat hij er vast op rekende, dit jeugdig paar, dat hem als oom eerbiedigde, voor altijd onderworpen en van zich af hankelijk te zien. Doch kende hij het nietsbeduidend karakter van zijn neef, op wiens ontwikkeling hij dan ook niet gunstig gewerkt had, en die van alle deelneming in het bestuur was verstoken geweest, hij moet de geaardheid der infante Isabella geheel niet gekend hebben, om zijne keuze juist op haar als gemalin voor Galeazzo te vestigen.
De maatregelen, welke Sforza in de laatste jaren te Milaan genomen had, werkten een verregaand wantrouwen bij haren vader den hertog van Calabrië, die het opperbevel over de Milaneesche troepen voerde, en het was hem niet moeijelijk Sforza's bedoelingen te gissen, toen hij zag, hoe deze zich
| |
| |
meer en meer zocht te vestigen in het gezag en zich van alle middelen van verdediging verzekerde om des noods zijne ontwerpen met geweld door te zetten. Alphonso verborg zijn misnoegen niet; er onstond spanning, botsing en het verdroot hem zeer de wapenen te moeten voeren voor een man, die het geluk van zijne dochter en zijn aanstaanden schoonzoon alzoo vijandig was. Sforza gevoelde zich niet weinig belemmerd door zulk een wantrouwend getuige van zijne handelingen en was bovenmate verheugd, toen het naderen van eene Venetiaansche vloot op de Napolitaansche kusten, hem een voorwendsel gaf om Alphonso te verwijderen, en het huwelijk steeds uit te stellen.
Hij schreef hem met verruimd gemoed, dat de staat van Milaan hem onder deze omstandigheden niet door het opperbevel des legers weêrhouden mogt om eigen vaderlandschen bodem te gaan verdedigen; terwijl hij de voortzetting van den krijg nu aan den hertog Hercules d' Este opdroeg. Dit kon hem echter wel voor een tijd van Alphonso's bespiedenden blik ontslaan, maar ook in de verte bleef deze hem in het oog houden. Ja, de spanning werd van nu aan zoo groot, dat Sforza zeer goed inzag dat er eenige verandering komen moest, zou er geene hevige uitbarsting volgen. Hij moest toegeven of openlijke breken. Dit laaste strookte even weinig met zijne bedoelingen als het eerste. Evenwel er moest een stap gedaan worden. Hij kon niet langer verschuiven, moest gehoor geven, en het huwelijk der jonge lieden zou voltrokken worden.
Zoo was het dan na een tijdsverloop van negen jaren, dat Ludovico Sforza zich wederom te Tortona bevond, maar thans met min krijgszuchtige bedoelingen. Met eene vorstelijke omgeving van edelen en grooten wachtte hij met den jongen hertog de infante Isabella, reeds te Napels bij volmagt gehuwd.
Sforza had haar in verscheidene jaren niet gezien en weinig geloofd van de schoone portretten, die den bruidegom gezonden waren. De bruid moest naar zijne schatting een kind
| |
| |
zijn, zoo zorgeloos vrolijk en argeloos eenvoudig, als uitnemend overeenkwam met zijne ontwerpen over dit echtpaar.
Daar naderde de vorstelijke stoet. Galeazzo's oog mogt ronddwalen tusschen de bonte menigte der prachtig getooide vrouwen en weelderig gesierde pages en edellieden, Sforza's ravenblik miste niet. En toch, hij geloofde voor de eerste maal dien blik niet regt, dien hij niet meer afwenden kon, zoodra hij haar vond die hij zocht. Zoo jong nog en teeder, zoo wonder schoon en bevallig stond daar de vorstelijke bruid, een half ontloken rozenknop, vol betooverende aanminnigheid zich ontsluitend bij het eerste morgen waas der jeugd! Met hare kinderlijke aanvalligheid scheen zij zoo ligt te naderen; maar die te stout het waagde, hij vond zich eene grens gezet door een zoo trotschen blik uit dat schitterend oog, dat zoo moedig als ijverzuchtig rondzag, en hare fiere houding werd gebiedend en vernederend voor elk overmoedige.
De jeugdige bruidegom was verrukt en overstelpt van aandoeningen over het geluk hem te beurt gevallen in deze overschoone gemalin. Hij vond geene woorden voor zijn gevoel, en in sprakelooze bewondering staarde hij haar aan, die alle schoone beeldtenissen zoo verre overtrof. Als een kind barstte hij ten laatste eensklaps los in blijde betuigingen, en dankte zijn oom voor de keuze van eene zoo benijdenswaardige gemalin.
Een minachtelijke glimlach krulde de lippen van Sforza en een blik vol helsche boosheid viel op den jongeling, als hij hem eenige onbeduidende woorden in antwoord gaf. Maar vlammend keerde dat oog tot Isabella weder en hevige aandoeningen teekende zich in de sterke trekken des ooms. Een magtige hartstogt ontwaakte in hem voor die bruid. O, had hij met zijn oog den bruidegom nu kunnen dooden!.... Sforza deinsde niet terug voor eene misdaad, als het de voldoening zijner driften gold - maar hij wilde straffeloos misdoen, en dit kostte hem overleg en inspanning. Galeazzo uit den weg te ruimen was niet moeijelijk; maar het onge- | |
| |
wroken te doen en er zijn oogmerk mede te bereiken, was iets anders. Alfonso wantrouwde hem te zeer - de zaak moest van eene andere zijde worden aangevat. Wat deed het er ook toe of Galeazzo bleef leven; hij was niet gevaarlijk, een onschadelijk jongeling; hem was ligt eene andere vrouw gegeven. Isabella te winnen, dat was beter en zekerder en bragt sneller tot het doel. En waarom zou hij het schoone kind niet winnen? De jonge lieden hadden elkander nooit te voren gezien, er bestond geene gehechtheid, zij waren elkander vreemd. Juist een kloeke, fiere geest als de hare zou meer aangetrokken worden door zijn volle mannenkracht en magtigen hartstogt, dan door de zwakke jeugd eens nietsbeduidenden achttienjarigen jongelings, die weinig gelukkig was de gaven van innemendheid en hart veroverend geweld. Zoo dacht Sforza - en was het berekening zijner heerschzucht, die hem eerst had geleid bij het regelen van alle zaken voor de ontvangst der infante, had hij voorgenomen haar terstond op dien voet van af hankelijkheid te stellen, waarop hij haar altijd wilde houden - een andere harstogt stemde hem thans zachter en de teedere vriendelijkheid waarmede hij haar bejegende, ontsprong noch uit gemaaktheid, noch uit berekening. Hij was gekluisterd door dat schoone oog, dat zoo vol zelfbewuste kracht op hem rustte; hij was betooverd door die edele vormen, die fijne tinten, en zijne vermetele, blikken werden verzacht door smachtend verlangen, zijne anders zoo gebiedende stem werd verteederd door smeekende wenschen. Sforza rekende onwankelbaar op zijne krachten en zou voor menige andere vrouw gevaarlijker zijn geweest dan ooit - alleen Isabella bleef onbewogen, en zoo hij eenigen indruk maakte, het was die van weêrzin, want een instinktmatige afkeer omgaf Isabella's hart met een ondoordringbaar pantser, waarop al de vurige pijlen zijner gloeijende blikken, zijner verlokkende woorden afstuiten moesten.
Op al de feesten, ter eere van het jonge paar gegeven, was hij steeds aan hare zijde; zijn oog vervolgde haar rus- | |
| |
teloos en deed geweld om tot haar harte door te dringen. Met diezelfde onbeschaamdheid, waarmede hij zijn neef uit alle regerings- en staatszaken had teruggedrongen, trad hij ook nu gedurig in zijne plaats. Waar hij zich soms gedwongen zag hem aan de zijde der infante te gedoogen, daar verloor hij hem niet uit het oog, en bleef hij Isabella met zijne blikken omringen.
Dit onophoudelijk bespieden benam den schroom valligen Galeazzo alle vrijheid en vrijmoedigheid, en droeg niet weinig bij om hem in ongunstiger daglicht te stellen. Opgevoed in zoo slaafsche onderwerping aan zijn oom, vreesde hij ieder oogenblik diens ongenoegen opgewekt te hebben of hem in een of ander te mishagen. Deze vond dan ook gedurig iets te berispen en spaarde hem geene vernedering of beleediging, die hem onthutsen en verwarren kon.
Onder de Lombardische edellieden, die het jeugdig paar in rijke gastmalen en prachtige feesten hunne hulde bragten, ging niemand het huis van Bergonca Botta in smaak en rijkdom te boven, en het is in zijn paleis te Tortona dat wij alle hooge gasten tot een luisterrijken avondmaaltijd verzameld zien, die door tooneelvertooningen zou afgewisseld worden. Wat echter geheel nieuw was in die dagen, de voorstellingen zouden begeleid worden door muzijk. De toonkunst stond echter nog op zoo lagen trap van ontwikkeling, dat het veel meer het vreemde was dat de gasten verraste dan het schoone dat hen verrukte en waarover ieder den gastheer zijne hulde bragt.
Doch was het feestmaal rijk en onovertref baar prachtig, was de vertooning vermakelijk en de muzijk oorverdoovend sterk, aller oog bleef naar één punt toch wederkeeren, aller aandacht bleef nog hangen aan ééne gestalte, de bloem, de kroon van het feest: de schoone bruid.
Niemand genoot de vreugde echter minder, niemand was verder verdwaald in smartelijk gepeins, niemand meer met ernst bedacht op gewigtige belangen, dan juist die jeugdige schoone die het middelpunt der feesten was. Een grenzenloos wantrouwen groeide met ieder uur tegen den man, die al het
| |
| |
mogelijke aanwendde om haar vertrouwen te winnen. Zijne tegenwoordigheid pijnigde en benaauwde haar en hoe hem te ontkomen! Hare gedachten keerden weder naar Napels, waar zij in zorgelooze kindschheid had gedarteld; zij zweefden terug naar vrienden en magen die zoo opregt haar beminden en zij gevoelde met zekeren angst iets als onveiligheid in den vreemde. De jongeling aan wiens lot het hare nu voor altijd was verbonden, stond daar aan hare zijde zwak, vreesachtig, onderdanig voor een trotsch en heerschzuchtig voogd. Zou hij haar handhaven en beschermen kunnen? Zou zij hem kunnen bezielen tot iets groots, tot het afwerpen van een vernederend juk, tot eene edele vrijheidszucht, die hem alleen de onafhankelijkheid zou kunnen verschaffen? Zij woog te wel den weinig ontwikkelden geest des hertogs om er veel van te verwachten. - Maar indien zijn hart eens vergoedde wat zijn hoofd niet bezat of bereiken kon? Wat overtuiging niet vermag, ligt brengt hartstogt het in beweging. En kan de liefde hem bezielen, hem verheffen, ligt dat de geestdrift eens ontwaakt zijne eerzucht zal aanblazen en hem krachtig opwekken tot zelfstandigheid en vrijheid....
Het kwam in duizend kleinigheden uit, hoe diep af hankelijk Galeazzo was van Sforza, hoe hij geen stap voor eigen rekening durfde doen, hem steeds raadplegend door oog of gebaar, en bevreesd was als een kind om zijn ongenoegen op te wekken. - En die man was haar gemaal!... met hem zou zij haar pad bewandelen.... in zijne hand was haar lot... Maar toch, hij was de wettige hertog van Milaan, een van de schoonste vorstendommen dier dagen en eigenaar van zooveel schats! - Sforza bleef slechts voogd, bij al zijn waan en heerschzucht; voogd, die nu zijne taak ten einde had gebragt en zijn regentschap nederleggen moest. Dan zou Galeazzo heerschen, en zij door Galeazzo om onafhankelijk meesteresse te zijn! Haar gemaal dus aan zich te verbinden, Sforza te braveren en te vernederen was haar besluit. Reeds waren de indrukken onbetwistbaar, die zij in de eerste dagen
| |
| |
op den jongen hertog had te weeg gebragt; maar de ongelukkige bruidegom had den moed niet ze te uiten; altijd bespied door dien gebiedenden meesterblik, die hem de woorden op de lippen deed besterven; altijd beluisterd door dat oor, dat steeds open was om iederen volzin te wegen en te beoordeelen; daarenboven ontroerd door innerlijke nooit gekende gemoedsbeweging bij het zien der bekoorlijke schoone, was de jonge hertog zoo belemmerd en zoo gedwongen zijne houding, dat hij in eene reeks van misgrepen verviel, die hem voorzeker niet gunstig konden aanbevelen. Ook had Sforza hem scherp berispt dat hij zich bespottelijk maakte door de kinderachtige ontboezeming zijner ingenomenheid met de infante, en hem bestraft dat hij in zijne verliefdheid de vrouw des huizes en hare dames onvergeeflijk veronachtzaamde.
Terwijl Sforza Galeazzo alzoo poogde bezig te houden en van Isabella wist te verwijderen, nam hij de plaats des bruidegoms in. Hij veinsde zeer gebelgd te zijn over de weinige oplettendheid, die Galeazzo haar gedurende het feest betoond had; maar hij vond de infante van eene onvergelijkelijke toegevendheid en eene, voor eene Napolitaansche, ongehoorde vergevensgezindheid, die hem te smartelijker viel, daar zij hem niets scheen te kunnen vergeven, met eene onverbiddelijke koelheid al zijne schoone redenen aanhoorde, en hem bij al de moeite, die hij zich voor haar gaf, met de hoogste onverschilligheid bejegende.
Zou zij Galeazzo beminnen kunnen? vraagde hij zich af. Maar wel verre van hem af te schrikken, scheen dit denkbeeld, deze vrees te meer zijne onstuimigheid op te wekken en hij nam zich voor zijne zaak meer regtstreeks aan te vatten.
- Ik vreeze, sprak hij met teedere zorgvuldigheid! dat het muzikaal genot, ons door den gastheer bereid, uwe teedere zenuwen en kiesche ooren pijnlijk aandoet, ook is uve plaats te digt in de nabijheid der instrumenten.
Zijne zorg was niet overbodig. Isabella gevoelde zich inderdaad onaangenaam aangegrepen door de schelklinkende
| |
| |
toonen en nam den haar geboden arm werktuigelijk aan om eene andere plaats te kiezen.
- Een weinig versche lucht zou u waarschijnlijk weldadig zijn. Sta mij toe u naar een nevenvertrek ten dienste der gasten te geleiden, waar ge u een oogenblik in de stilte herstellen kunt.
- Maar ik ben niet onpasselijk, men zou zich verontrusten.
- Voorzeker zal niemands vertrek minder onopgemerkt blijven dan dat der edelste en schoonste donna, maar er is niets vreemds in - en de hertog verdient uw gemis smartelijk te ondervinden, zoo hij het al bespeurt, - voegde hij er verwijtend bij. Galeazzo heeft voor alles oog en oor dezen avond, behalve voor het bekoorlijkste en verhevenste wat de feestzaal bevat... En hij leidde haar heen.
- De hertog is overtuigd dat ik hem niet van het genot der overige gasten wensch te berooven - was haar verschoonend antwoord.
- Hoe is het mogelijk in uwe nabijheid niet het hoogste genot te vinden! Om uwentwil niets anders te zien, niets an ders te hooren en zich te verliezen in de aanschouwing van het schoonste wat de aardbol draagt....
- De hertog, mijn gemaal, weet dat ik gaarne zie, dat hij mijne vrienden waardeert.
- Uw gemaal? - herhaalde Sforza, die wel gevoelde hoe die benaming opzettelijk werd gebruikt, ofschoon het huwelijk nog slechts bij procuratie was voltrokken. - Uw gemaal, bleef hij met een zucht herhalen, haar met onuitsprekelijke teederheid onderzoekend aanziende - zal hij vatbaar zijn eene verhevene ziel als de uwe te begrijpen, eene onvergelijkelijke schoonheid als de uwe te waarderen? Waarom moest het lot u verbinden aan een jongeling, die zoo ver beneden uwe rijke gaven staat... zie...
- Wat geeft u het regt alzoo over den hertog te spreken, hernam Isabella met levendige verontwaardiging. Heb ik mij ooit over de keuze mijner ouders beklaagd?
- Wat mij het regt geeft? - Ik spreek als uw oom, ik
| |
| |
spreek uit diepe overtuiging - maar ook - gedrongen door een onweêrstaanbaar gevoel, dat zoo magtlg mij vervult, dat ik hemel en aarde zou willen bewegen om uw geluk... dat ik iedereen benijd, die voor u iets zijn, iets doen mag, - dat ik als uw slaaf voor u knielen...
- Tot mijn geluk is niets te doen, dan dat men mij niet verontruste en uitdrukkingen voor mijne ooren brenge, die mij ten hoogste onaangenaam aandoen.
- Het aangenaamste, het liefelijkste dat het heelal bevat, zou ik u wenschen te geven, en hoe ongelukkig ben ik niet dat ik moet zeggen wat u mishaagt! Maar het geldt uwe belangen, het waarachtig geluk uwer toekomst, en ik spreek ook op gevaar u te mishagen, omdat ik, ik alleen u lief heb: de jonge hertog is uwer niet waardig...
- Het is mij onmogelijk een dergelijk onderhoud aan te hooren! dit voort te zetten zou zijn wat ik mijner onwaardig acht! riep Isabella op hoogen toon, en zij wilde gaan.
- Hoor mij nog een oogenblik, smeekte Sforza, de fierheid van uw edel hart doet het mij zoo vurig wenschen u in waarheid hertoginne van Milaan te zien...
- Ik meen dat te zijn - sprak Isabella fier.
- Gij kunt, gij moet het worden... antwoordde Sforza met aandrang.
- Ik ben het, door mijn wettig huwelijk met den hertog Galeazzo, den regtmatigen regent en opvolger.
- Gij bedriegt u dan zeer! Langs dien weg zult gij het nimmer zijn, betuigde Sforza met nadruk.
- Ik zal het zijn! riep Isabella met den kleinen voet van verontwaardiging stampend.
- Gij kunt en zult, indien gij mij niet zoo wreed van u afstoot, indien gij mijn voor u gloeijend hart niet aldus versmaadt en grieft. - Weet gij dan niet, dat ik de regent ben en regent blijf?
- Gij zult den wettigen vorst zijn gebied niet kunnen betwisten - antwoordde Isabella moedig.
| |
| |
- Wie twist met den zwakke en magtelooze, dien men aan zich onderworpen ziet? - Milaan ging te gronde, zoo ik de teugels des bewinds in deze zwakke handen nederleggen kon. - Maar ik - ik bied u een vrij, een heerlijk hertogdom aan, uit mijne hand alleen kunt gij het met die hand ontvangen... en ik smeek u, volschoone Isabella...
- Die taal is stout en hoogst gewaagd, sprak de infante met dreigenden blik.
- En toch zoo wel doordacht en waarachtig, hernam de hertog met ernst.
- God heeft mij doen geboren worden als de oudste uit den koninklijken stam van Napels, sprak Isabella trotsch, en mij hierdoor niet bestemd voor een jongsten zoon uit het huis der Sforza's.
- En deze jongste heeft echter geldiger aanspraken van opvolging dan die oudste. Mijn broeder Galeazzo werd geboren toen Francesso Sforza zijne loopbaan nog moest aanvangen, terwijl ik geboren werd als hij het hertogdom had verwonnen.
- Zonderlinge bewijsvoering! antwoordde Isabella spottend.
- Die ik evenwel zal weten te handhaven voor heel de wereld! verzekerde Sforza.
- Doch heel de wereld zal niet oordeelen als de hertog van Bari. Een groot deel der wereld zal regt en onregt weten te scheiden, het regt te doen zegevieren en het onregt te wreken...
- Reken niet op het zwaard van uwen vader of op den invloed van den koning van Napels.
- Ik reken op de opperste Regtvaardigheid, die alle verdrukten regt doet en niet altijd de overwinning geeft aan den sterkste.
- Ik weet het - ik gevoel het - dat de zwakken soms zeer magtig zijn, vaak den sterke boeijen en kluisteren - met een blik van een schoon oog, met de bekoring eener zoete stem!... Zie mij zoo streng niet aan, als of ik uw
| |
| |
bestrijder ware; zie mij als een verdediger uwer regten, zie mij aan als uw overwonnen slaaf, uw overgegeven dienaar...
- Ik hoop dat ik u steeds met al de hoogachting eener nicht zal kunnen blijven zien, hernam Isabella met koele hoogheid.
- Laat mij een anderen naam bij u mogen dragen, schoone Isabella, aangebeden en vereerd als mijne heilige en madonna. Gij zijt te fier van geest om aan de zijde eens zwakken jongelings te leven.
- Zoo de hertog dien naam met regt moest dragen, het zou een verwijt zijn tegen de opvoeders, die hem hebben gevormd, tegen de bestuurders, die hem nog geen plaats hebben gegund om zijne krachten te ontwikkelen. Doch wie hem met ontrouw bejegende, van mij zal het nooit gezegd worden; het woord hem verpand zal onschendbaar zijn als de trouw van mijn hart; ik zie den hertog met geen ander oog dan dat eener verbondene gemalin.
- Hoe weinig kent gij hem, Isabella! Het ware u goed Galeazzo eerst van nabij gade te slaan, vooraleer gij u een band gaat smeden, die u een onhefbare keten zou zijn voor heel uw leven. Schitterender loopbaan moet de uwe zijn. Bekoorlijke Isabella! ik kende u niet, toen ik u koos voor de gemalin van Galeazzo; maar u te kennen is naar dat edele, fiere hart te dingen, dat te stout slaat om voor een nietsbeduidenden man te kloppen, die nimmer meer zal kunnen zijn dan regent in naam. - Als eene schuld, als eene misdaad drukt uwe verlooving op mij - want gij kunt met hem nimmer gelukkig zijn. Geen arbeid zal mij te zwaar vallen om dien band te vernietigen, en al zou heel de wereld mij uwe hand betwisten, zoo uw hart zich voor mijne liefde ontsluiten wil, voer ik u zegevierend over iederen hinderpaal heen; ik zal door overwinning op overwinning het hertogdom nieuwen luister bijzetten, en gij zult vorstinne zijn meer dan eenige prinses!
- De kleindochter des konings van Napels behoeft zulke
| |
| |
toezeggingen niet van den hertog van Bari! antwoordde Isabella met minachting. In stede van mij te vleijen, gelijk gij meent, kunnen zij mij slechts beleedigen. Als hertoginne van Milaan behoef ik geene gewelddadige veroveringen om den luister van ons huis te vermeerderen. Laat van mij af en knel mij niet meer met redenen, die mijner onwaardig zijn en u niet betamen.
- Niet alleen mij betamen, maar mijn dure pligt zijn tegen over u, die ik zelf gebragt heb tot eene verbindtenis welke ik u thans knielend smeek vaarwel te zeggen om het geluk van uw leven en om het mijne!...
Isabella was opgestaan om zich te verwijderen toen Sforza zich inderdaad aan hare voeten had geworpen, maar hij hield haar terug.
- Als geene smeeking u beweegt om u aan een wis verderf te ontrukken, dan herneem ik mijn gezag als oom en ik dwing u tot beraad en rijpe overweging. Zijt gij nog te jong en onervaren, ik mag u niet loslaten, ik moet waken voor uw heil.
- Doe wat gij wilt en kunt, eccellenza! alleen vlei u nooit mijne trouw te doen wankelen, - en dit zeggende spoedde zij met kalmen tred naar de feestzaal terug.
Maar Sforza mogt voor dezen avond aflaten van zijne overredingen, des anderen daags begon hij op nieuw en beraamde intusschen een ontwerp om de voltrekking des huwelijks een geruimen tijd te verschuiven. Intusschen hield hij de jonge lieden zooveel mogelijk gescheiden en bewaarde Isabella in een zekeren staat van gevangenschap. De infante aldus in zijne magt heb ende, zond hij de schranderste gezanten die hem ten dienste stonden, om haren vader en grootvader zijne wenschen zoo dringend mogelijk aan het hart te leggen en alles aan te bieden wat zij slechts van hem eischen zouden, zoo zij het aangevangen huwelijk vernietigen en de hand van Isabella hem schenken wilden, terwijl hij zelf zich daartoe de pauselijke goedkeuring zou weten te verwerven.
| |
| |
Ferdinando de koning van Napels, die bij al zijne wreedheid en onregtvaardige heerschzucht den waren moed niet bezat, vreesde Sforza's heftigheid zoozeer, dat hij, vooral bij het denkbeeld dat zijn kleindochter geheel in diens magt was, reeds aarzelde en aan toegeven dacht, om Sforza niet tot eenig uiterste te brengen. Doch zijn zoon, de hertog van Calabrië, dacht geheel anders; hij nam de zaak zoo hoog op, dat hij Sforza dreigde gansch Europa over het schreeuwend onregt zijner dochter gedaan ter wrake te zullen oproepen, indien hij niet onverwijld alle pogingen opgaf om de jonge echtgenooten verwijderd te houden en het huwelijk niet bekrachtigde.
De triumferende blikken van donna Isabella over deze hare zegepraal waren als zoovele dolksteken voor Sforza, en al de gloed zijner liefde werd eensklaps in een vlammenden haat en wraaklust verkeerd.
Welaan, zij zou dan aan Galeazzo toebehooren, maar zij zou ook weten wie regent was in Milaan. Dat trotsche hoofd zou bukken, dat fiere hart zou breken, en door vernedering en verguizing zou hij zich wreken over de versmading van zijne hand boven die van zijnen zwakken neef. Hij zou ook der hoovaardige proefondervindelijk bewijzen, welk verschil er bestond tusschen den titel en de magt, den naam en het bewind, en hoe groot het onderscheid zou zijn tusschen de gemalin van den hertog van Bari en die des hertogs Galeazzo.
Sforza vroeg de hand van Beatrice, dochter van den hertog Hercules d'Este van Ferrara, en verrkeeg die zonder moeite. Beatrice kon op verre niet vergeleken worden bij de schoonheid van Isabella, maar zij zwichtte voor haar niet in trotschheid en hoogheid des geestes. Sforza had haar hare standplaats en hare houding tegenover Galeazzo en Isabella volkomen doen verstaan, en diep doordrongen van het onbegrensde zijner overmagt op dit aan hem ondergeschiktte paar, terwijl hij haar de hoop gegeven had, weldra hertogin van Milaan te zullen zijn.
| |
| |
Om Isabella in alles te kunnen bespieden, in alles te kunnen tegenwerken en kwellen, zorgde Sforza dat de beide hertoginnen in hetzelfde paleis wonen en aan denzelfden disch aanzitten moesten. Reeds bij de eerste zamenkomsten bleek het, hoe zijne oogmerken boven mate zouden bereikt worden. De schitterende schoonheid van Isabella mogt Galeazzo steeds meer aan haar kluisteren, alle hovelingen gevoelden er den invloed van en schaarden zich onwillekeurig om de jeugdige schoone in eerbiedige bewondering. Dit alleen was genoeg om eene bittere grief voor Beatrice te zijn, die op geene uiterlijke gaven bogen kon, noch dit gemis door andere lieftalligheden vergoedde. Wat de natuur haar had ontzegd, poogde zij nu door kunst en pracht aan te vullen, en zij wist door weelde van kleedij en overmaat van opschik de arme Isabella zoozeer te ergeren, als deze het haar gedaan had door de eerste overwinningen harer bekoorlijkheden; want Sforza droeg wel zorg, dat Isabella's vermogen niet toeliet om aan hare zucht tot weelde en sieraad te voldoen. Hare eigene middelen waren bij de eerste onbedachte uitgaven spoedig uitgeput en haar gemaal kon over geene gelden beschikken.
De gunsten waarmede Sforza de hovelingen overlaadde, of het ongenoegen dat hij over hen uitgoot, deden hen spoedig de wijste partij van voorzigtigheid en zelfbehoud kiezen, toen men opmerkte hoe euvel Beatrice iedere hulde aan Isabella opnam, en hoe zij zich vertoornde, als iemand het waagde hare schoonheid te roemen, of het minste ten haren gunste te zeggen. Weldra was dan Beatrice de uitsluitend gevierde en geëerde aan het hof, terwijl de schoone Isabella alleen gelaten en veronachtzaamd werd. Deze vernederingen deden echter Isabella's hoogmoed te hooger stijgen, en stout verhief zij zich, en hardnekkig hield zij vol, waar zij het maar vermogt, om hare wederpartij te trotseren. Beatrice putte zich uit in al die tallooze plagerijen, die alleen gekrenkte eigenliefde en afgunst een vrouwelijk hart kunnen inblazen en
| |
| |
verlaagde zich tot een waren kwelgeest voor de ongelukkige, die zij door terging en spot, door tegenwerking in alle kleinigheden in den dagelijkschen omgang, het leven tot eene hel zocht te maken.
Maar dit alles mogt eene gestadige marteling, een wrange droppel zijn in iedere teug, het was nog niet de allergrootste smart, die Isabella nederboog. Daar was iets dat zwaarder drukte, dieper knaagde... er wras zoo veel waarheid geweest in de woorden, die Sforza voor haar had uitgesproken, toen hij haar poogde te verleiden om haar woord en trouw aan Galeazzo te schenden. De hertog was harer niet waardig. Zijne kleine ziel verstond of waardeerde haar niet, zijn bekrompen geest kon tot hare groote denkbeelden en stoute ontwerpen niet opstijgen. Hij kon hare moedige volhardingen kloeken wederstand niet volgen, niet treden in den weg dien zij bewandelen wilde. Wat zij vertrouwelijk met hem sprak, wat zij hem uit behoefte aan uitstorting des harten mededeelde, hare smart en haar hoop, haar uitzigt en ontwerp, had hij reeds meermalen zoo onhandig te pas gebragt, zoo onberaden aan anderen verteld, dat zij zich ook voor hem met de meeste bedachtzaamheid moest in acht nemen. Maar toch, hij beminde haar, en dat was veel; het moest haar meer, het moest haar alles worden. Zij doorzag het geheel: Galeazzo was in zijne ontwikkeling gestuit, alle zelfbewustheid was in hem onderdrukt, alle zelfdenken, zelfhandelen was hem vreemd. Rustig te leven, zich met vermaken bezig te houden was zijn hoogste wensch. Hij verlangde niet meer dan in deze zoete afhankelijkheid ongemoeid voort te mogen dommelen, zonder dat ooit eenige begeerte naar magt en gezag in hem oprees. Hij was reeds van zijne kindschheid af hertog geweest en gewend dat anderen voor hem handelen, terwijl hij alleenlijk met den titel kon tevreden zijn. Hij begreep dan ook de smart van Isabella zoo weinig, dat zij hem hare klagten niet eens vertrouwen durfde en alle leed en pijn in eigen boezem opsluiten moest.
| |
| |
Daar is geen middel dat de vrouwelijke ziel sneller ontwikkelt, dat haar zwakken geest meer bekrachtigt en verheft dan het lijden, vooral als het een lijden is dat alleen en verborgen moet getorscht worden. Isabella begreep dan ook al zeer spoedig wat haar te doen en te hopen overbleef. De hertog was nog zeer jong, maar nog ongelijk jeugdiger, om niet te zeggen kinderlijker dan ieder ander jongman van zijn leeftijd; zij hoopte door haren invloed de schade zijner opvoeding, zijner veronachtzaamde vorming te vergoeden, en rigtte geheel haren omgang met hem daar op in om zijn zelfgevoel tot ontwaken, zijn innerlijk bewustzijn tot ontwikkeling te brengen.
Galeazzo, niet in staat om diepgaande liefde van liefdesvertoon naauwkeurig te onderscheiden, was dan ook niet weinig gelukkig zijne schoone gade zoo innig aan hem verbonden te zien, en hoe vreemd het hem scheen iemand aan zich overgegeven en gehecht te vinden, hij gevoelde er al het liefelijke van, en het streelde zijne ijdelheid niet weinig, dat deze aan hem verkleefde eene zoo schoone en begaafde vrouw was. Dezen hoogmoed te wekken en te kweeken was eene eerste taak van Isabella geweest, en zij vond geen geringe aanleiding om die hooger op te voeren, toen zij reeds in het eerste jaar haars huwelijks moeder wierd van eenen zoon. Mogt de jonggeborene ook den naam ontvangen van zijn overgrootvader Francesco, den grondvester van de dynastie der Sforza's, hij zag het licht in zoo groote vergetelheid, dat schier niemand te Milaan kennis droeg van zijne geboorte. Ook Beatrice bragt niet lang daarna eenen zoon ter wereld, en hoe wrang en bitter moest het niet zijn voor de arme Isabella, de hertogin van Bari nu gevierd en geëerd te zien, als hadde zij aan den staat een wettig opvolger geschonken!...
|
|