| |
| |
| |
I. Eene harde les.
In het midden van Italië ligt omkransd van vruchtbare heuvelen de bekoorlijkste vallei van het schiereiland. Noorden Oostwaarts rijzen die heuvelen al hooger en hooger, om zich met de trotsche bergketen der Apenijnen te verbinden, terwijl zij ten Zuiden en ten Westen al lager afvlieten, om der Middellandsche zee te gemoet te golven.
De heldere wateren eener zachtvlietende rivier brengen leven en vruchtbaarheid in het dal en weêrkaatsen in hun kristallijnen spiegel de paleizen en torenspitsen van eene vermaarde en schoone stad, die zich verheft aan deze lagchende boorden.
In de lente van 1482 naderde een eenzaam wandelaar die stad van de zijde der bergen. Met den kalmen, eenigzins slependen tred des denkers, die, geheel verloren in de wereld zijns gemoeds, weinig acht geeft op de wereld om hem henen, besteeg hij de laatste heuvelen, die hem het uitzigt in het dal nog betwist hadden. De zon was intusschen opgegaan en goot goud en purper over het gebergte, terwijl het dal nog in zacht schemerend halflicht het lagchend schoon verholen
| |
| |
hield van de vruchtbare landouw. Maar allengs wint de dagvorstin in kracht en onthult de ontwakende aarde uit het sombere nachtfloers.
Daar rijst het heerlijkst amphitheater voor den verrasten blik des mijmerenden wandelaars, en verrukt dwaalt zijn gevoelvol oog van heuvel tot heuvel, waar de prachtigste villa's te voorschijn treden uit de sierlijkste lusthoven, of statige kloosters zich verheffen tusschen cypressen en olijf boomen. Welige akkers, lagchende weiden breiden zich uit als een bloemrijk tapijt langs de kronkelende wateren - en te midden van dit dal des vredes boeit één punt zijn oog: het doel van zijn togt, de plaats zijner bestemming - de stad. - De stad der dichters en der wijsgeeren, der geleerden en der kunstenaars; de bakermat der pas herboren wetenschap, de kweekschool der herlevende letteren, de oefenschool der vernieuwde kunst, de tempel der verjongde wijsbegeerte, de lusthof der ontboeide poëzij.... Daar blonken de morgenstralen op het veelkleurig marmer van een bevalligen klokketoren, op het achthoekig koepeldak eener trotsche kathedrale, op zoo menig wonder van edelen bouwtrant.... Hij had haar bereikt de bloem van Italië, de here en schoone, de ridderlijke, de Homerische stad - het nieuw Athene - de stad van Dante en Petrarca, van Cimabué en Giotto, Arnolfo di Lapo en Brunelleschi, de stad der Medicis!....
Onze wandelaar was echter gereed Florence met geheel andere namen te begroeten, ofschoon zijn bezield en denkend gelaat ons een vurig beminnaar van kennis en kunst belooft; en hij was het inderdaad. Dat hoog gewelfd voorhoofd moest een schatkamer zijn van veelomvattende geleerdheid. Dat diep gevoelig zwervend oog behoorde aan poëzij en kunst. Die neus een weinig gebogen, sterk geteekend, toont denkkracht en kloekzinnigheid, en ligt daar om dien mond iets strengs, is heel de houding van dat hoofd wat fier en stout, 's hemels vriendelijke klaarheid spiegelt in het lieflijk blaauw van oogen zoo weemoedig teeder, zoo alverwinnend zacht, zoo opregt
| |
| |
en rein, dat men niet ligt zou gissen, hoe die blik ook bliksemstralen schieten en doorborend treffen kan. De vele diepe voren, die het edel voorhoofd reeds op dertigjarigen leeftijd doorploegd hadden, de fijne plooijen, die het oog nog minnelijker en den mond wat minzamer maakten, waren de sporen van diep gepeins of diepe smart, althans de zegeteekenen van de overwinning des geestes op het vleesch, dat veel geleden had onder de strenge onthouding en den harden leefregel van een bedelmonnik, die met heel de ziel gelofte had afgelegd van armoede, kuischheid en gehoorzaamheid, en die met alle naauwgezetheid van een schroomvallig geweten had onderhouden.
De wijde plooijen van de witte soutane der Dominikanen verborgen de tengere gestalte des geestelijken, die, hoewel klein van persoon, zich door zijn belangrijk voorkomen onderscheidde, daar het de vereeniging was van eerbiedwekkende waardigheid en innemenden ootmoed. Dit witte kleed, het was hem heilig, en geestelijke niet in naam, maar in de daad en de waarheid, in den vollen zin des woords, was het zijn ernstig streven zich zelven onbesmet te bewaren van de wereld en hare begeerlijkheden.
Op den top des heuvels zette hij zich neder. Stille gebeden bewogen zachtkens zijn lippen, terwijl zijn oog bleef turen in het bekoorlijk Arno-dal. Maar eensklaps klinkt het aan zijne zijde:
- Broeder Girolamo! broeder Girolamo! ach heb medelijden met mij, en laat mij bij u blijven! - Ik weet wel waarom gij den dageraad voorkwaamt en u aan het reisgezelschap hebt ontstolen - maar ik begrijp niet waarom ik u niet volgen mogt... waarom gij mij overlaat aan deze geestelooze geestelijken, vleeschelijk verkocht onder de zonde!...
- Voor u is de oefening in de volharding noodig, jonge vriend! - antwoordde Girolamo, met belangstellende goedheid den broeder Jacomo aanziende, - en voor mij was afzondering behoefte, voor ik de stad betreed, die ons wenkt. -
| |
| |
Die stad der zonde en der ijdelheid!... ging hij bij zich zelven voort - de afgodische, de heidensche, de weelderige en overdadige; de kweekschool der wellusten, de lusthof der weelde, de tempel der afgoden, - waar Medicis eene vrije bevolking in schitterende boeijen knelt en zich zelven verheft, hoe meer hij haar vernedert! De blinde en doove merkt het niet, en kust de hand des geweldenaars, die haar zacht streelend in de striknetten vangt, die zij zelve hem helpt vlechten!... De stad der bloemen, waar alles wordt gesierd en omkransd, ook het snoodste, het onreinste, ook de gruwel der ongeregtigheid... waar het heidendom herleefde en is opgestaan, omdat men het christendom heeft vergeten - waar Plato Christus heeft vervangen, omdat men Christus niet meer kent!....
- God heeft gedachten des vredes over haar, vrome broeder, dat Hij u herwaarts afzendt. Welligt worden de onlusten tusschen Venetië en Ferrara, die ons noopten onze school naar Florence over te brengen, haar een bron van zegen. Profeteer tegen dit Nineve! Verhef uwe stem op hare straten en in hare heiligdommen, en zij zal zich bekeeren in zak en asch, als eens de Ninevieten op Jona's woord.
- Daartoe helpe ons God en alle heiligen! - bad Girolamo, - maar gij wacht te veel van den zwaksten onder de zwakken!
- Omdat God het zwakke verkoren heeft, zult gij sterk zijn. Hoeveel heeft de Heer niet reeds door uwe hand gewrocht! - Wat is ons klooster veranderd! - hoe zijn orde en tucht hersteld! de zeden der broeders geregeld!.... En als de geest des Heeren spreekt door uwen mond - o ik weet het immers bij ervaring - dan scheuren de steenrotsen, dan breken de verstokte harten. Nimmer zal ik het vergeten, hoe uw woord mijn hart verbrijzeld heeft, als ik nog onder de godslasterende krijgslieden was, die u bespotten op onze scheepvaart van Ferrara naar Mantua. Daar stondt gij zoo kalm in ons midden, als een lam omringd door huilende
| |
| |
wolven! als de engel des Heeren in Sodom en Gomorra!... Wij verstomden voor dien vromen ernst - en moesten gehoor geven, toen gij eenige oogenblikken gehoor verlangdet. Daar vloeiden de woorden des levens van uwe lippen - daar stonden wij krijgslieden ontwapend voor u, den overwinnaar; wij lasteraars vernederd, wij spotters beschaamd!... En ik, de stoutste van de stouten, ik lag aan uwe voeten, u biddend om een zegen, vol verlangen om voor u de zonden mijner onbedachte jeugd te belijden en vergeving te ontvangen.
- Geef Gode alleen de eer en niet het schepsel! - viel Girolamo in; doch Jaeomo bleef voortgaan:
- O onweêrstaanbare wapenen des Heeren! Wie zal het drillen van die lans verachten, wie bestand zijn tegen het geweld dier felle pijlen? - Gezegende ure der boete! o zoete voldoening der onthouding! o vrede aan den voet des kruises!..... Ik, die nooit beefde in het rumoer des oorlogs, moest zwichten voor uwe zachte stem!.... Ook hier zult gij steenrotsen vermorzelen en koperen deuren verbrijzelen. Ga heen, gij strijdbare held, overwin in deze uwe kracht!
Een ernstige blik van Girolamo wenkte den opgewonden jongeling tot meer bedaardheid. Hij zweeg dan, doch in gedachten zette hij niet min levendig de schildering voort van al de groote daden, die zijn hoogvereerde leidsman verrigten zou.
Maar daar klinkt een luidruchtige galm van naderende menschen den mijmerenden broeders tegen. Het zijn hunne lustige reisgenooten, Dominikaner ordebroeders, die, even als zij, in het naburig klooster overnacht hebben, doch veel later zich op weg begaven, om zich in vrijheid naar hartelust over te geven aan scherts en spot, die wel niet zeer gepast was bij het kleed dat zij dragen, noch betamend aan geschoren schedels, maar toch zeer gewoon in die dagen, toen de zeden der geestelijken zoo veel te wenschen overlieten als die der leeken. Naauwelijks krijgen zij echter Girolamo in het oog, of diepe stilte omgeeft hen, en met strak gelaat en ernstige
| |
| |
houding trekken zij statig den heuvel over, waar zij de broeders gaarne aan hun gepeins overlaten, die zij kenden als streng van tucht en zeden. Zij vreesden Girolamo meer dan zij hem lief hadden, en waardeerden alleen zijne uitstekende geleerdheid en groote geestesgaven, in de hoop dat hij hun orde boven andere verheffen, althans verhoogden luister bijzetten zou. Geheel anders was de verhouding tusschen Girolamo en Jacomo, want ofschoon de beide mannen van aanleg zoowel als inborst opmerkelijk verschilden, bestond er nogtans eene innige betrekking, die hen vereenigde door de bescherming van den sterkere en de vereering van den zwakkere, en die band was hun beiden behoefte en een bron van vreugd geworden.
De krijgsmansaard van den vurigen Jacomo, nog zoo slecht onder het gewaad van den monnik te verbergen, de opregte eenvoud van zijn gul karakter en de kinderlijke verkleefdheid aan zijn bewonderden vriend zetten dezen jongman eene eigenaardigheid bij, die zijne onbeduidendheid deed vergeten, en zijne onwetendheid belangrijker maakte, dan al de monnikenwijsheid zijner eeuw het zou hebben kunnen doen. Hij, zelf overwonnen door fra Girolamo, als hij nog in wilde driften leefde, hij geloofde het zoo zeker, dat zijn groote vriend slechts had te spreken, of Florence zou zich bekeeren van hare gruwelen, en de schitterendste zegepraal zou door zijn dienst voor de kerk worden behaald!....
Ook Girolamo's dichterlijke geest droomde van groote dingen. Daar brandde een vuur van heiligen ijver in zijn borst tegen de diepe verbastering en het zedebederf dat hij alom zag heerschen, waarmede leek en geestelijke, vorst en volk gelijkelijk waren besmet; een hooge geestdrift gaf hem den moed om den strijd te wagen en op te treden als boetgezant. - Toen de broeders voorbijgegaan waren sprak hij tot Jacomo:
- Wij komen dan tot Florence - het middelpunt der ongeregtigheid, waar al wat wereldsch is en ijdel als zaâmgetrokken wordt, van waar het uitgaat, en waar om het zich beweegt. Ziet gij daar ginds het paleis des volks wel oprij- | |
| |
zen, gebouwd uit het puin van de afgebroken torens der versterkte huizen der edellieden, toen het volk hunne hoogte bepalen durfde... Wat beteekent het thans? - Eene bloote vertooning - een bestraffend getuigenis tegen de kruipende bevolking, die voor Medicis bukt. En dit Florence is het beeld van de meeste staten van Italië, eens vrije republieken, nu slaven onder willekeurige tirannen. Maar in Medicis bereikt hun tirannij den top. Hij vertegenwoordigt hen allen. Hier den hartader te treffen van het verderf, hier den kop des adders af te houwen, hier te getuigen als eens Elia op Karmel - het volk op te roepen tot eene keuze eeuwig beslissend, een dwingeland te beschamen snooder dan Achab en zijne Baals-priesteren te vernietigen door het zwaard des geestes, de heilige kerk te zuiveren van het heidendom en de afgoden - ik wil het beproeven in de mogendheden des Heeren, toegerust met de wapenrusting Godes. En het volk van Florence zal kiezen tusschen den levenden Christus en den Baal dezer eeuw, en Italië zal vernemen dat de Heer God is!
Nog had hij de broeders niet uit het oog verloren; een lied klom tot hem op. - Het was de melodie der kerkzangen, maar helaas! de woorden waren van eigen vinding en verre van geestelijk, ja zedeloos en vol lasterlijken spot met het heilige...
Met verontwaardiging fronste Girolamo de wenkbraauwen en Jacomo zuchtte mede. Eene uitdrukking van smart toekende zich op beider gelaat, en zij zwegen alsof zij de bekentenis vreesden, dat de invloed van hun godvruchtig voorbeeld tot hiertoe nog zeer gering was gebleken.
Daar was een tijd geweest, dat Girolamo ieder geestelijke voor een vrome, ieder klooster voor een heiligdom had gehouden! Zoo had hij het aan de kniën zijner godvreezende moeder geleerd, zoo had zijne jeugdige verbeelding het hem geschilderd, als de wensch reeds vroeg in hem ontwaakte om een Gode geheiligd leven te leiden. Zijn vader wenschte
| |
| |
echter, dat hij het vak zou uitoefenen zijns beroemden grootvaders Michel Savonarola, die arts was aan het hof van Ferrara, en den gevoeligen, ernstigen knaap zelf nog in physiologische oefeningen begeleidde, terwijl zijn vader hem de logica onderwees, en den grondslag zijner philosophische studie legde. Maar hoe ook de wetenschap zijn naar wijsheid dorstend verstand bekoorde, schoon Dante's diepe harptoon al de snaren zijner ziel deed trillen, en Petrarca's liefelijke luit gezangen deed ontwaken in zijn poëtisch gemoed - wijsbegeerte noch poëzij bevredigde hem volkomen en stilde den strijd niet in zijn hart. Naar een andere wereld trok een magtig heimwee hem heen. Zijn hart was een altaar Godes, en de vlammen streefden naar boven de zuchten zijner ziel zweefden het heilige en eeuwige tegen. Nogtans de aarde trok hem gedurig terug als hij ten hemel wilde varen, en de stoffelijke wereld stelde hare hinderpalen tusschen hem en den hemel.
Waarheen met die onrust die hem vervolgde, met dat nooit verzadigde hart? Waarheen om ongestoord het hemelsche te bepeinzen, het goddelijke te naderen, de zinnen wereld te, vergeten? - Waarheen?...
Ginds rezen de statige kloostermuren op; de stille cel wenkte tot heilige oefeningen; de vrome broeders zouden zijne medgezellen en de godsdienst geheel en alleen zijn element zijn... in de eenige wijkplaats tegen de besmette lucht van ongeloof en zedeloosheid die alle standen omgaf!
Met die gevoelens in het hart had de jonge Savonarola op de kloosterlingen acht gegeven - en mogt zijn scherpziend oog alras de vele smetten ontwaren, die het werkeloos leven der geestelijken bezoedelden, daar waren toch ook godvruchtige broeders, en aan deze wilde hij gelijk worden. Een vriend zijner jeugd Ludovico di Ferrara was hem reeds voorgegaan tot het geestelijk gewaad; hoe wenschte hij hem te volgen! - Zijne moeder alleen weerhield hem, en die moeder lag hem zoo na aan het harte.... haar te verlaten!...
| |
| |
zijn geestelijke vriend bleef aanhouden, zijne wenschen drongen mede. - In den droom ziet hij de heilige Catharina van Sienna, die hem wenkt. ‘Hoe banger de strijd des te heerlijker de zegepraal,’ besluit hij ten laatste; en, niet sterk genoeg om de wreede pijn des afscheids te weêrstaan, ontsnapt hij zonder omzien, zonder vaarwel met zijn vriend naar het klooster te Bologna, van waar hij zijne moeder de redenen zijner ontvlugting ontvouwt en haren zegen afsmeekt over zijn besluit. - Doch naauwelijks heeft hij den drempel des kloosters overschreden, of hij ziet en hoort zooveel dat hem te leur stelt. Hij, de werkzame en vurige van geest, bevindt zich te midden van geesteloozen, die hun zieldoodend monnikenleven in lediggang bij spel en zweigerij voortslepen, wier godsdienst koude vormdienst is, en wier lust is in de zinnen en het stof!... Onze nieuweling besloot dan vooreerst als leekebroeder in het klooster te verwijlen, en verkoos het eenzaam arbeiden in den hof en het nederig stikken der kleederen van de kloosterlingen in zijne cel oneindig boven het redetwisten en woordenziften zijner medebroeders. Even wel zijne beschaving, als geboortig uit een edel geslacht, zijne geleerdheid, als wel ontwikkeld en verrijkt verstand verwierven hem eene onderscheiding, die hem aldra aan de vergetelheid ontrukte, waarin hij stil gewenscht had weg te zinken. Eerst na een noviciaat van zeven jaren aanvaardde hij de priesterlijke wijding. - Was hij dan nu geheel bevredigd? - Neen, o neen! - Nog altijd bleef hij zoeken en vragen naar meerder licht en meerder kracht, - maar toch, hij had de parel van groote waarde ontdekt!
In het eerst had hij in het klooster de wijsheid der menschen gevonden in plaats van de kennisse Gods, en voor de gemeenschap der heiligen een omgang met geestelijk dooden. Ook had de uitwendige rust zijner omgeving hem den volkomen vrede der ziel niet geschonken. In de diepe stilte zijner afzondering vernam hij het kloppen en jagen zijns harten, het ruischen en bruisen daar binnen veel meer. Hij
| |
| |
zocht den hemel te opregt en te vurig om niet al ras te ontwaren, dat wij dien niet nader zijn binnen Gode geheiligde muren, dan op het open veld des levens; dat de zonde niet met ijzeren deuren en koperen grendels af te sluiten is; dat de begeerlijkheden niet zijn gedood met de plegtige gelofte der onthouding; dat de wereld niet is overwonnen door zich voor haar te verbergen! Integendeel, hij had zich in het klooster als in eene sterke vesting veilig geloofd, maar de verlokselen en verzoekingen des levens, geheel de vijandelijke magt woonden er binnen. Hij had een pantser tegen alle driften meenen aan te doen; zij gloeiden te feller nu hij ze had afgezworen; en hij hongerde nooit zoo zeer naar het levende brood, als nu hij gemeend had er zich volop aan te vergasten! Arm en naakt stond hij daar, waar hij alleen rijkdom wachtte, en hij vond zich onreiner dan ooit, toen hem het witte kleed der Dominikanen als reinheidsbeeld geboden werd!
Volhardend in den gebede bleef hij ijverig onderzoeken; doch hoe meer hij de schriften der kerkvaders beoefende, zoo meer werd hem het diep verval der kerk duidelijk, maar rees ook het verheven beeld van haar oorspronkelijke schoonheid hooger voor zijn geest. Geen schrijver was hem liever dan Thomas Aquinas, die bij zijn streven naar klare bevatting en helderheid van inzigten, het praktikale in de theologie boven anderen handhaafde en onder het bereik des volks poogde te stellen.
Een nieuw, een heerlijk licht ging echter voor hem op, als hij de heilige schriften tot een punt van geregeld onderzoek begon te nemen. De schillen vielen hem van de oogen; klaar en helder zag hij thans wat hij in nevel en schemering niet had weten te onderscheiden, en krachtiger werd zijn geest, kloeker zijn moed en vaster zijn wil om met dit zwaard al wat vijandig was aan de heilige kerk te bestrijden. Hoe brandde zijn hart van verlangen om van die levenswateren aan anderen te bieden, om met dit hemelsch manna de hongerenden te spijzigen, en gretig greep hij iedere gelegenheid
| |
| |
aan om in den biechtstoel de boetvaardigen te leeren en te vertroosten, en licht te verspreiden onder zijne kloosterbroeders.
Gaarne had hij zich uitsluitend met de prediking beziggehouden, maar hij was benoemd tot lector in de natuurlijke historie en bovennatuurkunde, en moest, ofschoon hij Plato verre verhief boven Aristoteles, nogtans de leer des laatsten behandelen. Wat had hij nu van zijne verplaatsing naar Florence te hopen... welligt viel hem hier de taak der prediking ten deel!... maar gehoorzaamheid was hem regel en wet.
Het gerucht was den geleerden en vromen broeder reeds lang vooruitgegaan, en met verlangen zag de prior van het schoone klooster van S. Marco hem te gemoet, vast besloten een voor de orde en het klooster gunstig gebruik te maken van den man, die te Bologna en Ferrara reeds zoovele leerlingen om zich verzameld had. Onverwijld stelt hij den nieuwen broeder ook hier als lector aan. Savonarola gehoorzaamt en blijft hopen. Welhaast valt hem echter de vervulling zijner wenschen te beurt. De prediking van den vastentijd wordt hem opgedragen!...
Met ontroering van vreugde aanvaardt hij deze groote taak. Het hart slaat hem feller als hij het indenkt - prediker te Florence!... Prediker voor dit wuft en ijdel volk, voor de geweldhebbers der wereld, voor de vleijende kruipers, voor de dartele en weelderige geestelijken, meer heidenen dan christenen in geloof en zeden! - voor de woekerende kooplieden en de ongeloovige spotters, voor de schaamtelooze vrouwen en ongebonden jongelingschap. - Met ernst en inspanning bereidt hij zich voor tot den grooten arbeid.
Fra Jacomo is uitgelaten in zijne overspanning. Hij wint allen op, die hij slechts ontmoet. Een groot en schitterend tooneel gaat zich ontvouwen. Savonarola, de beroemde fra Girolamo treedt op!
Eene bonte schaar van mannen en vrouwen, van geleerden en geestelijken, van magistraats personen en burgers, van dichters en kunstenaars was zaâmgevloeid in de kerk S. Lorenzo in den morgen van de eerste prediking der vasten, en met
| |
| |
gespannen verwachting zag men naar den vermaarden broeder uit, bij allen bekend door den roep zijner ongewone heiligheid, bij velen geschat als geleerde.
De Florentijnen hebben menig welsprekend redenaar gehoord. Zij laten zich gaarne wegsiepen in de stroomen van welluidende klanken en sierlijke uitdrukkingen, die het kunstlievend oor streelen, het dichterlijke gemoed aangrijpen. Zij weten dat Savonarola vaak in gloeijende verzen zijn gevoel heeft lucht gegeven; dat hij de Toskaansche taal in al hare bevalligheid en rijkdom meester is; dat hij het latijn in al deszelfs statige kracht laat uitkomen; zij hebben van zijne roerende gesprekken, van zijne treffende vermaningen en krachtigen invloed in den biechtstoel gehoord. Alles stroomt naar het bedehuis. Aller verwachting is ten hoogste opgevoerd, en met bedwongen adem wacht de zich verdringende menigte het eerste woord van zijne lippen.
De vreemde prediker beklimt den kansel onder levendige aandoeningen, die zijns ondanks zijn door onthouding verzwakt gestel beheerschen. Hij heft de oogen op over die breede schaar; hevige ontroering grijpt hem aan. Hij voelt zijne leden beven - maar hij moet voort. Hij doet een sterke poging op zich zelven en vangt aan - maar hij kan zijne stem niet regeren, dof rolt zij neêr op de digte menigte, verliest zich te zwak in de wijde gewelven. Men verstaat niet. Hij hoopt de stem te verheffen, zij wordt schril en scherp. De kamp met zich zelven verzwakt al meer zijn invloed op anderen. De teleurgestelde hoorders zien elkander met bevreemding aan. De aandacht gaat verloren. Des sprekers innerlijke aandoeningen mogen hevig zijn, zij deelen zich aan het gehoor niet mede. Er komt beweging; velen verlaten het bedehuis. Reeds is de helft der toehoorders allengs verdwenen; alle rijken en aanzienlijken zijn reeds heen. De vrouwen en kinderen houden stand met ongeleerde en eenvoudige mannen; doch naauwelijks vijf en twintig blijven tot het einde der predikatie!...
| |
| |
- Welk een slechte voordragt! roept een beroemd redenaar. - Hoe verkeerd iedere beweging!
- En welk eene platheid van uitdrukking! - zegt een dichter.
- Hoe schel en snijdend is zijn stem! voegt het verfijnd gehoor eens zangers er aan toe, - hoé ongepast dat verheffen en dalen der klanken.
- Onverdragelijk die toon van bestraffing en verwijt! - sprak een aanzienlijk geestelijke. - Wat wil hij van ons? Neen, ik had hem meer gezond verstand toegeschreven.
- Hebt ge ooit zulk een vermagerd priester gezien? - schertsten eenige jongelieden. - Een schim uit de onderwereld is ons verschenen.
- Hij moet toch zelf zeer gesticht zijn geweest; - spotte een ander - hij weende voor ons allen.
- Zou dit de beroemde Dominikaner wel zijn? - bleef het vraagpunt van velen; maar allen kwamen daarin overeen, dat zij zich uitermate bedrogen hadden door te hooge verwachting.
Onder dergelijke ontboezemingen trok de met zoo veel opgewondenheid zaâmgevloeide schaar af; maar geen hoorder was zoo bitter teleurgesteld als de spreker. Niemand zag zich zoo bedrogen en ontmoedigd als broeder Girolamo! Met gebogen hoofd en wankelende kniën verliet hij den kansel, en zwijgend nam hij den arm zijns getrouwen Jacomo's, die hem wachtte om hem tot zijne cel te geleiden. Geen enkel woord was aan Savonarola's lippen ontglipt in het gaan; hij had de oogen niet opgeheven en wenkte met de hand, dat fra Jacomo zich verwijderen en hem alleen laten zou.
Ongaarne gehoorzaamde de broeder, die juist thans zoo grooten lust had tot spreken. Telkens keerde hij weder om aan de deur der cel te luisteren, maar de zware kloostermuren laten de trillende zuchten, de zacht murmelende gebeden niet door tot het deelnemend oor. Tegen den avond waagde hij het echter aan te kloppen, doch kreeg geen ge- | |
| |
hoor. Hij poogde in een vlaag van angst en bekommernis de deur te openen. Vergeefs - zij was van binnen gegrendeld. Eerst aan den avond van den volgenden dag werd hij toegelaten tot zijn vriend.
Daar lag Girolamo voor het beeld des Gekruisigden, met beide handen het gelaat verbergende, als keurde hij zich onwaardig de heilige beeldtenis te aanschouwen. Uitgeput van waken en weenen, vasten en bidden, was hij der bezwijming nabij, en eerst na zich met eenige teugen frisch water verkwikt te hebben, was hij in staat op de deelnemende woorden des bezorgden broeders te antwoorden.
- Geen deernis met mij, broeder! smeekte hij - anders dan om gebeden te vermenigvuldigen, opdat de schuld mijner vermetelheid, de trotsche waan van mijn hoogmoed worde geboet!... Wee mij, die naar de hooge dingen getracht heb!... God wederstaat de hoovaardigen, maar den nederige geeft Hij genade...
- Gij gaat te ver - viel Jacomo in - spreek zoo niet, vrome broeder! Waar was ootmoediger geestelijke dan gij? .. Maar dit ijdel, wispelturig volk is verzot op schoonklinkende vleitaal en zoetvloeijende drogredenen, die hun geweten in slaap sussen en hun oor verstompen voor de woorden Gods!...
- Ik heb meer op mijn ijver, meer op mijne zeggenskracht gebouwd dan op de kracht des Woords; daarom moest ik als een onwaardig dienaar beschaamd worden. Te vermetel ben ik ongeoefend voor een verfijnd gehoor opgetreden en heb niet bedacht, hoe weinig ik nog beproefde aan anderen in te drukken wat daar leeft in mijne ziel.
- En wat gij reeds zoo menigmaal in boetvaardige harten hebt overgestort, - vervolgde Jacomo, - doch deze verstokten gaan het oordeel der verharding tegen....
- Vloek niet, maar zegen, Jacomo!
- Doe u zelven dan niet langer zulke wreede verwijten - gij hebt voortreffelijk gepredikt!... Gij zult...
- Niet alzoo mijn broeder! en Girolamo wenkte afkeurend
| |
| |
met de hand. - Deze nederlaag is zwaar; maar zij zal olie zijn voor mijn gebeente en eene medicijn voor mijn krank gemoed. Mijn tijd was nog niet daar voor het predikambt, ik sta het af...
- Afstaan? - Gij?... Nooit! Gij moet prediker! barstte Jacomo los. De nood is u opgelegd... wee u zoo gij het niet gewillig doet!... Het arme volk zou versmachten en gij zoudt uw talent in den zweetdoek gaan begraven!...
- Mogt Mozes zich eigenwillig als een verlosser Israëls opwerpen? Beschaamd moest hij vlugten en in de woestijn de schapen hoeden totdat de Heer hem als wetgever riep... Elia moest verbeiden aan de beke Krith voor hij Achab ging ontmoeten... ook ik zal stille zijn tot dat de geest des Heeren vaardig wordt over mij, en ik profetere in zijnen naam, - maar nog is die ure niet gekomen.
In de verrukking der innigste bewondering bleef Jacomo den ootmoedigen spreker aanstaren, als hadde hij naar de stem eens heiligen geluisterd, en inderdaad, daar lag eene hooge bezieling over het anders zoo zwak en teêr gelaat des Dominikaners. Zijne bleeke wangen kleurden van een zachten gloed hoe meer hij sprak, zijn oog blonk van hemelsche vreugde bij de zegepraal op een hevigen inwendigen kamp; zijne stem was veel buigzamer, nu zij beheerscht werd door de geestdrift die hem vervulde; en diezelfde hoorders, die gisteren onverschillig van hem heen gingen, zouden thans aan zijne lippen hebben gehangen, nu hij vrij en ongedwongen zijn gevoel lucht gaf en niet aan kanselstijl en prediktrant dacht, noch naar een eerwaardigen declamatorischen galm had te zoeken, en met schroomvallige regelmatigheid te articuleren. O, hadde hij zich zelven kunnen vergeten, op den kansel zich vrij durven overgeven aan de vlugt van zijn genie, zij zouden hebben getuigd dat er rijke gaven in hem sluimerden, die eenmaal ontboeid, onweêrstaanbaar werken zouden.
Na den eersten afschrikkenden indruk zijner predikatie hadden maar weinigen den moed hem verder in de vasten
| |
| |
te hooren. Slechts enkelen bleven hem bij, en hij bragt zijne taak ten einde, ten volle overtuigd dat hij alle aanspraken op redenaarstalent moest opgeven. Doch zich schikkende naar de vatbaarheid van de eenvoudigen, die hem bleven volgen, deed hij, zonder het zich bewust te zijn, juist een eersten stap tot het verkrijgen van wat hem ontbrak; en het streven naar klaarheid voor onontwikkelden bragt hem weder tot den eenvoud der natuur, die groote opvoedster aller talenten, en werd eene oefening, die hem den toen heerschenden schoolschen trant deed verlaten om tot die warmte en kracht te geraken welke alleen treft en overwint.
Maar zijn roem was heen, zijne hoorders verdreven! Zijn naam werd vergeten of met een glimlach van spot en medelijden genoemd.
Met het einde van de vasten kondigde hij openlijk af, dat hij voortaan het prediken vaarwel zeide, om zich geheel alleen aan het onderzoek der heilige schriften toe te wijden.
Weinige dagen later trokken de broeders Girolamo en Jacomo met nog enkele vrienden de stad uit, om zich naar Lombardië te begeven en als bedelmonniken het land door te gaan, leerende en vermanende aan alle plaatsen.
|
|