| |
| |
| |
XII. Aan de speelbank.
Aan den voet van het statige Schwartzwald, dat als een trotsch en majestueus bolwerk de Duitsche grenzen beveiligt, ligt een van die weelderige lusthoven, die voor de vorsten en volken der beschaafde wereld jaarlijks hare liefelijke bloemgaarden ontsluiten. De bronnen, die hier ontspringen, schijnen fonteinen van levenwekkend water te zijn, waaraan koningen en prinsen zich komen verkwikken, waarbij ministers hunne portefeuilles, veldheeren hunne legerorde, geleerden hunne bibliotheken kunnen vergeten, om zich geheel uit het ambtelijk gareel los te maken - en enkel mensch te zijn.
Maar bij welke badplaats vloeit bonter, rijker, levenslustiger publiek te zamen dan te Baden-Baden!
Dit is althans het gevoelen van een klein reisgezelschap uit drie jonge mannen bestaand, die op een schoonen zomeravond van een tocht naar het Oude Slot terugkeeren. Zij hebben den heerlijken aanblik genoten, die men daar van de hoogte over de bekoorlijke Rijnlanden heeft.
Baden lag daar zoo schilderachtig aan hunne voeten in
| |
| |
het vriendelijke dal, gezellig omringd door de tallooze op de groene heuvelen verspreide elegante villa's, ingesloten door de steeds hooger rijzende bergen in het rond, en als met een krans van eiken- en beukenloof versierd, die levendig uitkomt tegen het donkergroen der statige dennewouden van het majestueus op den achtergrond verrijzend gebergte. Zij hebben de ontzaglijke porfiermassa's gezien, wier grillige vlakken en kloven aan de fantastische ruïnen van ingestorte torens en kasteelen doen denken, of ook wel aan eene wilde zee, waarvan plotseling de opgeruide baren versteend zijn geworden. - Zij hebben dat alles gezien en niet gezien. - Althans een hunner reist rond, als had hij eene lastige taak te volbrengen - hij gebruikt dezen tocht als een geneesmiddel, dat hem walgt, maar dat hij werktuigelijk slikt, omdat het hem toegereikt wordt en hij te apathiek is om er zich tegen te verzetten. Hij moet ieder etmaal zooveel afdoen, als het reisboek opgeeft, en dat alles gaan opnemen wat er toe staat. Zij keeren tot de drukbezochte wandelplaats der beau-monde terug in de belommerde laan bij het Conversationshaus en langs de Bazar. Hij slentert tusschen de elegante groepen voort, met de verveling op het wrevelig gelaat, en grijpt eindelijk een stoel op het terras en zinkt er op neer met den zwaren zucht:
- God zij gedankt - dat is dan toch al weer afgedaan!
- Ik geloof dat gij niet recht tevreden zijt, dat wij hier zoo lang vertoeven, zegt zijn reisgenoot.
- Ik moet toch ergens blijven, Polowski! - 't Is me volmaakt onverschillig, waar ge mij heenzeult.
- Ik geloof, Lawrence, dat wij ons hier wel zullen amuseeren, verzekert de derde reiziger, de jonge Vaillant.
- Ik ben dikwijls te Baden geweest, herneemt de jonge Polowski, maar ik kom er altijd met dezelfde verrukking terug. Baden is voor mij alles! Sla uwe oogen maar rond over dezen golvenden menschenstroom, die onder de liefelijke mu- | |
| |
ziek in de zoele avondlucht hier zoo gezellig rondwemelt als eene onafzienbare guirlande van levende bloemen van de lief-talligste soort en in den schitterendsten kleurendos. Hier treft gij de bekoorlijkste Engelsche blondines en de bevalligste Italiaansche brunettes aan; hier ziet gij de gracieuste Parisiennes en de elegantste Spaansche donna's met de fierste Russische schoonen bijeen. Gij vindt zoo iets noch te Londen, noch te Petersburg. - Parijs, Madrid noch Rome leveren die keur van schoonheid en die mate van verfijnde weelde op, die herwaarts stroomt, alsof alle landen hier in den zomer eene wereldtentoonstelling hielden van al wat zij het schitterendst en betooverendst bezitten.
Lawrence zag droomerig en afgetrokken rond; hij liet zijn dwependen vriend maar phantaseeren. - Hij had het spleen - en kon het met zichzelf niet eens worden of hij zich dood zou schieten - zich in een afgrond werpen of zich in het Meer Leeman, vóor de villa van Rosalie, gaan verdrinken. Gelukkig had hij een paar vroolijke vrienden ontmoet, die beloofden hem te zullen genezen, als hij zich aan hunne leiding overgaf.
Polowski meende niet beter te kunnen doen, dan zijn vriend deze bekoorlijke tooverwereld binnen te leiden, waar de God dezer wereld een zijner beroemdste tempels heeft opgeslagen, om elk met ruime keus genietingen voor alle zinnen aan te bieden; maar onverschillig liet Lawrence zich meesleepen, waarheen men hem bracht, naargeestig als hij was en walgend van het leven, waarvan hij de beteekenis niet verstond. Toch was de rijke, kwistige Engelschman geen verwerpelijk reisgenoot voor de beide andere heeren. Polowski was bepaald een arm edelman, en de derde een Fransch student, die zijn boeltje zoo wat had opgemaakt, en nu gaarne meereisde op uitnoodiging van Lawrence, die schik in hem had, omdat hij een dolle grappenmaker en avontuurlijke snaak was.
| |
| |
Als de clown van het gezelschap gaf hij zijn aangenaam bijzijn in ruil, overtuigd daarmede volkomen effen rekening te maken. Inderdaad was het soms een zwaar werk, Lawrence te amuseeren. Vergeefs ruischte de liefelijke muziek door de met frissche woudgeuren gebalsemde avondlucht. Vergeefs brachten zij hem op de schoonste punten van de heerlijke omstreken; natuur en kunst schenen geen den minsten invloed op zijn ontstelden geest uit te oefenen.
Vergeefs flaneerden zij onder de sierlijke arcades der smaakvolle Trinkhalle, of zaten zij onder vroolijk gesnap uren voor het prachtige Conversationshaus, waar het wemelde van excentrieke toiletten en vermaarde schoonheden. - Danszaal, concert, opera, tafelweelde - 't werd alles beproefd zonder indruk op hem te maken.
Polowski begon soms aan zijne genezing te wanhopen.
- Hij is totaal inamusable! riep hij zuchtend uit.
- Er is nog maar éen kans - antwoordde de Franschman - het spel.
- Hij geeft er niet om - hij heeft er geen lust in.
- Beproef het weer - en altijd weer - die prikkel valt plotseling in het hart en laat het eensklaps weer feller kloppen - ik ken dat....
Polowski stond op - Lawrence volgde hem werktuigelijk - hij richtte zijne schreden regelrecht naar de speelzalen. De lichten waren pas opgestoken, want buiten was het nog dag - maar hier moest de nacht vroeg beginnen. Zij slenteren heen en weer door al de rijk versierde zalen, waar de speeltafel zwoegde onder de stapels van goud en de kistjes met zilver die de bedrogenen tegenblinken. - Ongeduldig snellen de liefhebbers aan. Mannen en vrouwen van allerlei stand en leeftijd offeren op dit altaar aan den god der fortuin. Naast de hoogbejaarde Russische gravin, die met de stapeltjes goud zit te spelen als een klein kind met de hoopjes koper pasgeld,
| |
| |
zit de burgervrouw met hare zwart katoenen handschoenen, nog in den rouw over haar echtgenoot en beproevend haar noodlot te dwingen. De afgeleefde Engelsche verkwister zit, sidderend van hartstocht, naast zijne bevende dochter, die telkens fluistert: - ‘Vader - kom mede!’ - De jonge losbol werpt er de laatste banknoot van zijn vaderlijk erfdeel op de groene tafel, en de rijke artiste stort hier haar zuur verdiende schatten in het slijk, terwijl de koopman zijn kapitaal gaat wagen, en de fabrikant zijne familie ruïneert.
Eene driedubbele rij van zittende en staande spelers en speelsters blikt over de tafel der fortuin en staart met gespannen gelaatstrekken en flikkerende oogen op den toovenaar, die het geheimzinnig spel regelt, dat niemand begrijpt, niemand verklaart, maar duizenden verarmt en de bankhouders verrijkt. De rijk uitgemonsterde bedienden hebben al spoedig de lucht van de drie lions, die daar naderen, en pikken den blonden, rijzigen Engelschman er al uit. - Ja, zulken zien zij gaarne. Zij wenken de croupiers. - Men verwijdert eenige nieuwsgierigen met de verzekering dat, wie niet opzet, zoolang niet mag toeven om de spelers te belemmeren. Er komt ruimte. Hij krijgt een stoel naast den directeur, die de kaarten met goochelaars vlugheid behandelt en telt. Achter dezen dienaar des noodlots zit op een veel hoogeren zetel nog een wachter, die de sterk verlichte groote ovale tafel geheel overziet en alle spelers, ja, elken wandelaar scherp in het oog houdt. Tegenover hem zit de handige betaalmeester, met zijn kistje met banknooten, bakjes met goud- en zilvergeld en stapels van rolletjes dukaten, als de patronen waarmede deze krijg wordt gevoerd. Nu eens ziet men hem, als met een tooverslag, de gansche tafel met handenvol gouds bestrooien, dat hij met vorstelijke mildheid schijnt rond te deelen - maar om het straks ook weer even snel naar zich toe te zien stroomen, als de bank wint en de spelers verliezen.
| |
| |
Lawrence speelt onverschillig en ongelukkig.
- Het is mijn avond niet, zegt hij tot Polowski, die op zijn schouder leunt en het spel volgt; - maar hij gaat toch steeds voort met hoopjes van vijf goudstukken op te zetten, die ook altijd weer met den haak des croupiers worden weggehaald.
De man op den hoogen stoel ziet twee elegante dames naderen; zij behoeven geen plaats te zoeken. Hij wenkt haastig, dat men haar behulpzaam zal zijn. Maar het is onnoodig, want de bedienden zoowel als de croupiers snellen gedienstig aan, duwen eenige dikke kooplieden en minder zwierige dames op zij, om haar terstond stoelen aan te bieden. Zij waren hier reeds vele dagen en spelen soms, als het weder niet schoon is, van des morgens elf uur als de bank geopend wordt tot middernacht met eene zonderlinge speelwoede. Van haar gemoedsgesteldheid kan geen kalm burger zich een denkbeeld vormen. Zij verkeeren in een soort van razernij - zij zijn als onder zekere betoovering, die niet ophoudt vóor zij den laatsten penning verspeeld hebben. Zulken zijn de echte troetelkinderen in de speelzaal. De donkere oogen van de kleine, levendige brunette flikkeren, zoodra zij het goud hoort klinken; zij verslindt de stapels van geld met hare begeerlijke blikken en haast zich een goudstuk op te zetten.
De andere is eene rijzige blondine in den vollen bloei en bovenal in de volle bewustheid van haar weelderige schoonheid - zij staat rustig bij de groene tafel en laat hare groote blauwe oogen oplettend langs de rij der spelers dwalen eer zij begint te spelen, en vraagt eene nieuwe kaart aan den bediende om den wisselloop van het spel te noteeren, door het prikken in de kolommen, want zij gelooft aan het spel en aan zekeren gewissen loop bij het rad der fortuin.
Lawrence verneemt het ritselen van het prachtige zijden kleed over het parket aan zijne zijde. - Zeker fijn parfum
| |
| |
omwaait hem - hij ziet om en rijst tevens op, om wat ruimer plaats aan de jonge dame af te staan; met een oogwenk merkt hij op, welke bevallige gestalte er is omsloten door dat smaakvolle lichtblauwe kleed met witte kanten rijk gegarneerd. Zij dankt hem met zoo sprekende uitdrukking in den blik van die donkere oogen en zoo vol bevalligen eenvoud in de lichte buiging, waarmede zij hem vereert, dat hij zijne aandacht niet meer bij het spel heeft, maar elke harer bewegingen moest volgen.
- Welk een heerlijk regard - welke prachtige oogen zijn dat, fluistert hij Polowski toe.
- Ik ken haar, antwoordt deze. - Het spel is niet gelukkig voor haar - zij verliest veel, maar ze geeft, het niet op.
Neen, zij gaf het niet op - de ongelukkige zat daar weldra met gloeiend gelaat en ingehouden adem, zenuwachtig trillend bij ieder nieuwen inzet - fel geschokt bij elke nederlaag van dat geducht ‘c'est fait!’
Lawrence is vermoeid van de wandeling en speelt niet langer; hij gaat op eene sofa aan den wand zitten, waar hij de blauwe dame bespieden en bewonderen kan. Zij is de laatste, die van de speeltafel opstaat, maar nu is ze doodsbleek.
Lawrence merkt het op. - Zij is nu nog interessanter dan straks, zeide hij, toen zij hem met driftige schreden en in zichzelf gekeerd voorbijging.
Den volgenden avond maakte Lawrence meer haast om naar de speeltafel te gaan.
- Ziet ge - zeide Vaillant - wij zullen hem wel wakker krijgen - let maar op!
Maar zoo vroeg kon Lawrence niet in de speelzaal komen, of de jonge schoone blondine zat al weder bij de kaarten of stond bij de roulette.
Uit de verte herkent hij reeds het fraaie blauwe kleed en
| |
| |
tracht tegenover haar post te vatten. Zij merkt hem terstond op - zijne kloeke gestalte stak dan ook boven alles uit. Hij was nog altijd de echte salon-Adonis, al waren zijne trekken wat scherper geworden - zijne lokken wat dunner en wilder om zijn hoofd waaiend - en als hij de fijne blanke hand uitstrekte om het goud op te zetten, beefden de zenuwachtige vingers en spraken de hoogopgezwollen adergroepen zoowel als het doorschijnend rood zijner oogleden van overspanning en verslapping van zijn gestel.
En altijd weer zijne opmerkzaamheid deelend tusschen het spel en de schoone dame, en soms een blik met haar wisselend, ontdekt hij eensklaps de kleine brunette aan hare zijde, wier zwarte oogen met duivelachtige boosheid op hem rustten. 't Was of de grond onder hem brandde, toen hij Estrella herkende.
Wat hebben de stormen der driften haar leelijk gemaakt, en hoe zinkt zij nu weg naast de schitterende Léontine. Een helsche glimlach speelde om hare lippen, toen zij zag hoe zijn oog telkens bewonderend tot Léontine terugkeerde. Zij wachtte met ongeduld het oogenblik af, dat hij ook haar zou aanzien. - Ja, hij deed het weldra met eene vreeselijke uitdrukking van verachting en walging; had dat wezen ooit zulke macht op zijn hart en zijn lot kunnen uitoefenen, dacht hij nu met afkeer en haat. - Met welk een dreigenden blik beantwoordde zij hem! - een vlammende bliksemflits scheen uit dien zwarten krater geslingerd te worden om hem te verpletteren; maar hij spotte met die machtelooze woede. Haar hart bonsde met hoorbare slagen - het was of zij moest ondergaan in dien dwarlstroom van wilde drift en woede, die in haar boezem woelde.
Wat snood bedenken verrees nu in het verdwaalde hart.
Lawrence voelde haar haat hem tegenstroomen en stond op om zich te verwijderen. Onwillekeurig hief Estrella de
| |
| |
hand tegen hem op en zwoer bij zichzelve: - ‘Die twee zullen gescheiden blijven, al moet het zijn door een moord!’
Intusschen luisterde Léontine naar geen andere stem dan die van den bankier, bij het eentonig tellen van het trente-et-un of trente-quarante. - Zij verloor nogmaals en altijd weer. - Eindelijk wordt het laatste goudstuk met sidderende hand gewaagd. Met ingehouden adem luistert zij - haar angstige blik is op den bankier gevestigd. - Hij telt.... de bank wint...
- O, mijn God! - zucht Léontine halfluid en slaat een blik vol wanhoop om zich heen.
Lawrence staat over haar, merkt alles op en verliest haar geen oogenblik uit 't oog. Wat zal zij doen?
Zij herstelt zich en wendt zich lieftallig tot den bankier, die haar ieder oogenblik de vriendelijkste attenties bewijst, en zij zegt:
- Ik ben niet gelukkig van avond. - Ik heb geen geld meer bij mij. - Ik kan niet voortspelen, tenzij ik naar mijn hotel ga om geld te halen. - Wilt gij mij eenige goudstukken leenen?
De vriendelijke bankier zegt met een aandoenlijk lachje, zijne oogen half dichtknijpend:
- Schoonste dame! vergeef mij - wij leenen nooit. - En hij wendde zich snel naar de andere zijde, alsof hij vreesde voor de macht dier smeekende oogen.
Geheel ontroerd en doodsbleek staat zij op, en gaat met sleependen tred heen als besluiteloos wat zij doen zal.
Zij moet hare kleinoodiën aanspreken; ze beleenen of verkoopen, dat is het eenige wat haar redden kan.
Lawrence volgt haar op den voet - en zegt vriendelijk toetredend:
- Gij zijt niet wel - sta mij toe u te geleiden. - Wil ik een rijtuig laten komen?
| |
| |
- Ik dank u - ik wilde slechts even in de lucht gaan - de warmte heeft mij bevangen.
Werkelijk was Léontine het bezwijmen nabij. Buiten flonkerden de reine starren tusschen lichte wolkjes door en blikten zoo vriendelijk op de donkere aarde neder, alsof er geen zonde en lijden meer was daar beneden. Maar zij was niet meer gewoon ten hemel op te zien.
Polowski zag eenige oogenblikken later Lawrence met Léontine op het terras zoo vertrouwelijk wandelen, dat hij zijn makker toewenkte met een troostend knikken en wuiven met de hand, dat zooveel zeggen wilde als:
- Wees gerust over hem, hij is al genezen van het spleen.
De kleine zwarte had dien avond haar geluk in een andere zaal aan de roulettetafel beproefd, waardoor zij niet terstond het vertrek van Léontine opmerkte. Na herhaalde en zware verliezen vlogen eensklaps haar wantrouwende blikken snel de zalen rond. Waar was zij? - Met wien was zij gegaan? - O, met hem! - dat gevoelde zij wel. - En zij sloop ook bevend naar buiten om hen te zoeken. Juist brak de maan door de wolken en wierp een helder licht door het geboomte op twee wandelaars, die beiden gaarne hun brandend hoofd in de frissche lucht lieten bekoelen, zonder te vermoeden welke dreigende schaduw hen achterna volgt.
Dood en verderf woeden in Estrella's hart. Haar eenige gedachte is leedgevoel, dat zij geen dolk heeft om een van die twee te doorsteken. Maar zij is nog niet zeker, wie zij eigenlijk moet doen vallen. - Zij haat beiden evenzeer.
- Eerst Léontine, denkt ze, hij moet dien slag nog voelen - en dan hem. - Léontine heeft wapens genoeg - pistolen en dolken naar keus. - Met haar eigen dolk zal ik haar treffen. - Maar ik moet nog wachten.
Zij schort haar wraak dus op om het plan te doen rijpen, en het beste middel uit te denken om straffeloos haar boos- | |
| |
aardigen wraaklust bot te vieren. - Zij gevoelt, dat zij voorzichtig moet zijn en niet te veel haar haat bloot geven; zij doet het wanhopige om zich meester te worden, en de rol van de beschermende, deelnemende vriendin te blijven spelen.
- Léontine! liefste, ik zoek u overal - gij hebt mij doodelijk ongerust gemaakt, spreekt zij met hijgende borst en heesche stem.
- Ik had behoefte aan lucht, antwoordde Léontine, weer geheel kalm, ja zelfs met vroolijk schitterende oogen.
- Wilt gij niet meer spelen? - De tijd verloopt - komt gij niet aan de tafel? - vraagt ze driftig.
Lawrence begreep dat hij zich niet beter van deze lastige verschijning kon afmaken dan door de dames naar de speelzaal terug te brengen en stelde zijn portefeuille ter beschikking van de schoone onbekende. Van dit oogenblik af scheen Léontine's gelukskans gekeerd. - Zij won en zette nu steeds meer op, om altijd te winnen. - Dit geluk bracht haar geheel buiten zichzelve - zij speelde met wilden overmoed al stouter. Aller oogen waren op de bekoorlijke vrouw gevestigd, die daar stond als een trotsche heroïne, die een glansrijke overwinning behaalt. Zij deed dit inderdaad, want zij was van nu aan de heldin van den dag geworden en de aangebedene van de rijke loshoofden, die in dezen gevaarlijken dampkring rondfladderden.
Estrella nam slechts heel voorzichtig deel aan het spel en was zelden gelukkig, maar zij scheen toch in de opwinding van Léontine medegesleept te worden tot een wonderlijke gejaagdheid. - Zij was een van die hatelijke speelsters, die altijd twisten over een paar goudstukken, nu met den bankier, dan met de naast haar zittende, straks met den croupier; maar tusschen al die schermutselingen door hield zij Lawrence in het oog, om telkens een snellen maar duivelachtigen blik vol diepen haat op hem te werpen.
Met somber gelaat, alsof ook hij op iets vreeselijks broedde
| |
| |
stond Lawrence nu naast dan over de beide door hartstocht geprikkelde speelsters. Het goud groeide bij Léontine steeds aan. Toch kwam het hem voor, dat de rolletjes aan Estrella's zijde gedurig verminderden.
Hij begon haar scherp in het oog te houden en hij zag hoe behendig zij aanhoudend het goud tusschen de plooien van haar kleed deed glijden. Een wilde vreugde ontsierde zijn trekken en helsche voldoening gaf hem een zegepralende houding. Hij had al te goed de dreigende blikken verstaan, die Estrella op hem had geslagen, al veinsden zij wederkeerig elkander niet te kennen. Hij begreep hoe gevaarlijk die sluwe vrouw hem kon worden - waarom zou hij haar sparen? - Zij had hem, zij had Clara niet gespaard! - En geheel vergetende, dat hijzelf de eerste oorzaak van al dat kwaad was, dat hijzelf die vrouw te gronde gericht en zedelijk ten onder gebracht had - dat hij allerminst haar aanklager of rechter mocht zijn - staat hij op, fluistert Polowski een paar volzinnen toe en keert glimlachend terug, om den loop van het spel te volgen en verliezen en winnen van rood of zwart te noteeren.
De wachters op hun hooge stoelen wisselen ter wederzijde van de speeltafel elkander om het half uur af.
Zoodra die tijd verstreken is, komt een ander met zijn lederen kussentje in de hand om bezit te nemen van den wachttoren.
Polowski onderhoudt zich eenige oogenblikken met den heer, die er weder plaats zal nemen.
Deze houdt van nu aan Estrella ongemerkt scherp in het oog, terwijl zij tegelijk dooreen paar reeds ingelichte croupiers bespied wordt. Het spel is zeer geanimeerd. Léontine ziet opnieuw het goud zich toestroomen en schuift het gewonnene zorgeloos naar Estrella heen. - Er worden veel beteekenende wenken gewisseld tusschen den directeur en de bedienden, die niemand behalve de ingewijde verstaat.
| |
| |
Een kwart uur later komt een gegaloneerd bediende tot Estrella, eerbiedig buigend zegt hij dat er iemand in de leeskamer is, die haar wenscht te spreken. Estrella volgt hem met vluggen tred, een of andere aangename verrassing of avontuur te gemoet snellend Zoodra zij den drempel der zaal overschreden heeft, worden de deuren achter haar gesloten: doch zij merkt dat niet op. De bode verzoekt haar nog verder te gaan en voert haar door verscheidene vertrekken, altijd de deuren achter zich afsluitend, tot hij haar in een klein zijvertrekje gevoerd heeft, waar twee heeren van de bank haar wachtten, die haar kortaf zeggen, dat zij haar in arrest hebben genomen om haar in handen der justitie te stellen. Haar kleederen worden onderzocht en in allerlei vreemdsoortige zakken worden losse goudstukken en zelfs geheele rollen goud gevonden niet alleen, maar ook kostbaarheden dezer dagen aan aanzienlijke gasten ontvreemd.
In haar koortsachtige opgewondenheid ziet en hoort Léontine niet anders dan het spel, dat haar gansche geluk uitmaakt en vermoedt weinig wat er is omgegaan met haar gezellin; zij blijft tot de klok middernacht verkondigt en de bank sluit - en zij wordt overladen met gelukwenschen over haar gunstig fortuin.
- Maar waar mag mijne vriendin toch zijn gebleven? - vraagt Léontine eindelijk rondziend.
- Vraag niet! - zegt Lawrence haar een ernstigen wenk gevend, en zoodra zij uit het bereiken van onder de oogen der omstanders zijn, geeft hij haar de onvermijdelijke opheldering.
- Nu wordt mij alles duidelijk! - roept Léontine verschrikt uit. - Zij, zij is dediefegge, die mij al zoolang geplunderd heeft? - Om harentwil heb ik al zoo menigeen verdacht - zooveel bedienden weggezonden!
- Het is zeer goed dat dit booze schepsel uit de voeten komt, hervat Lawrence onbewogen en zich heimelijk gelukwenschend, dat hij zich zoo spoedig en schoon op zijn lastige vijandin
| |
| |
heeft kunnen wreken, nu zij hem met een nieuwen aanval van haar wrok bedreigde.
- Maar dat is vreeslijk! Wat zal er van haar worden! jammerde Léontine, die zeker minder medelijden zou gevoeld hebben voor de ongelukkige, als zij geweten had dat Estrella aan niet meer of minder dacht, dan haar en haar nieuwen aanbidder uit den weg te ruimen.
Nog eenige oogenblikken wijdde zij aan het rampzalige slachtoffer eener onbeteugelde begeerlijkheid, om haar weldra, onder het genot van een schitterend souper bij lustig gezelschap en in den roes van een nieuwen hartstocht, ten eenemale te vergelen.
Estrella werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van eenige jaren voor de velerlei diefstallen, op de allerlistigste wijze door haar gepleegd, zoodat vele onschuldigen voor haar bedrog geboet hadden.
En terwijl de beklagenswaardige in den kerker door stille woede werd verteerd, stortten Léontine en Lawrence zich in al de dartele genietingen, die het ‘goddelijk Baden’ zoo ruimschoots oplevert. Een prachtige villa werd betrokken, en toen die feestelijk werd ingewijd, vraagde Polowski zijn glas opheffend aan zijn vriend:
- Heb ik te veel gezegd? - Baden is ons Paradijs!... Hier is alles wat men wenschen kan, Fransche comedie, Parijsche actrices, Italiaansche muziek en Milaneesche zangeressen. Hier is zelfs het Oude en het Nieuwe Slot voor sentimenteele dweepers. Hier is de roulette voor wie aan verveling lijden.
- Levensvreugd tintelt hier in den wijn, hervatte Lawrence zijn glas met van vreugde stralend gelaat vullend. - En wat zijn de bekers groot! - Napels zien en dan sterven, zeiden de dichters eertijds. - Baden zien - en altijd leven - en goed leven ook, is thans mijn leus.
- Ik zou zelfs wel lust hebben hier te overwinteren, - zei Léontine, die Parijs gaarne eens ontvluchtte. Mij dunkt dat het hier verrukkelijk moet zijn in den herfst...
| |
| |
- O, de herfst in het Schwartzwald! - dat is iets onbeschrijflijks, - riep Polowski - als de drukkende warmte wijkt en de frissche geuriqe berglucht ons uit die wouden tegenruischt als een geheimzinnige muziek - dan worden wij zes jaren jonger.
De gezamenlijke vrienden besloten inderdaad hier te overwinteren en organiseerden de schitterendste jachtpartijen. Daar was Léontine in haar kracht. Als de waldhoorns door het gebergte schalden - de hinnekende paarden van ongeduld trippelden - de fraaie jachthonden lustig blaffend om haar heen stoven - als het van alle zijden pam! pam! pam! door het woud klonk - dan was Léontine zalig....
Na de jacht de vroolijke maaltijd. - Na den maaltijd de zoete rust - tot de dartele muziek van Strauss den slaap verdrijft en de leden electriseert om met polka's en mazurka's het feest te besluiten. - Neen, er was waarlijk geen tijd om aan Estrella te gedenken - en zoo haar duistere schim soms verwijtend oprees op den achtergrond van Lawrence's herinnering, dan verbande zij dat spooksel met al de verachting, die zijn verontwaardiging als fatsoenlijk man hem ingaf tegen een zoo slechte vrouw!...
De winter is streng - de nacht is lang en donker - en de snerpende windvlaag weet een weg te vinden zelfs waar geen straal van zon of maan mag binnen dringen. - De gevangenen rillen op de stroozakken en luisteren angstig naar het loeien en bulderen van den nachtstorm, tot de troostrijke slaap ook dezen ongelukkigen eenige verlichting brengt. Een kleine tengere vrouw kan echter de brandende oogen niet sluiten, haar kloppend hoofd brandt als vuur - haar hart dreigt te bezwijken onder de heftige slagen. - Toch weent ze niet, al spert ze soms de verdroogde lippen wijd op van wanhoop en al knarst zij de tanden van razernij. Zij zit op
| |
| |
haar leger ineengedoken. Haar hoofd rust op haar knieën en zij wrijft haar kleine voeten om ze te verwarmen. - Ze is krank en lijdt hevige smarten door de kou van het vochtige vertrek - zij - die in vorstelijke weelde zich placht te baden.
- Waar waren nu de satijnen schoentjes en de kanten kousjes!
- Waar zijn nu dans en snarenspel - waar de schitterende feestzalen en de wulpsche vreugde? - Verre, verre achter haar, als in een diep weggezonken verschiet verdwenen en door een zee van jammer van haar gescheiden.
Het is stikdonker in haar ziel, stikdonker om haar heen. Zij tast behoedzaam rond en voelt oplettend over den ruwen stroozak of ze geen dunne plek of opening kan ontdekken, en die niet vindend, bukt ze zich en rijt met de tanden het zware linnen vaneen.
- Wat is dat? - roept een oude gevangene, die niet zoo vast slaapt als de anderen.
- Stil! wat zou het zijn - snauwt Estrella - de ratten zijn weer aan het werk.
Zij houdt zich een poos stil tot de oude weer begint te snorken, en nu zoekt zij uit het stroo de langste halmen bijeen alsof het verborgen schatten waren en vlecht die stevig en behendig te zamen - Zij heeft een kram in den muur ontdekt - en zij, die eens naar lauwerkransen dong.... vlecht zich een strop!
....................
....................
|
|