ons beminnelijk of stortte eenige pijn of kwaal ons edele gewaarwordingen in?
Het stond bij den ouden snork nog altijd vast, dat dina niets wist, niets goed deed, tot niets in staat was. Dit denkbeeld was nu eenmaal de grondslag waarop al zijne uitspraken berustten. Hij gaf zich de moeite niet naar haar te luisteren, lachte haar in het aangezigt uit bij al wat zij voorsloeg en verwierp reeds voor hij nog gehoord had. Van dit standpunt was het hem onmogelijk eenige verandering, eenige verbetering of vooruitgang in haar zedelijk leven of verstandelijke beschaving waar te nemen - trouwens, dit waren ook voor snork geheel onbekende artikelen en zoo hij al aan het bestaan daarvan had geloofd, zou hij ze dina toch ontzegd hebben. De zonen volgden hierin den vader getrouwelijk na en verdubbelden dina's dagelijkschen strijd.
- In niets heb ik mij ooit meer misrekend dan in mijne krachten ten goede - beleed dina mij dan ook eens in een ernstig onderhoud. - Wel had ik voorzien te kort te zullen schieten - gedurig moedeloos te zullen verflaauwen en dagelijks te struikelen - maar zoo klein van krachten, zoo spoedig aan het einde van mijn geduld, zoo moeijelijk in het aanleeren van alle goed - neen, dat had ik mij bij de hartelijkheid van mijne begeerte om God te dienen, bij de opregtheid van mijn verlangen om den Heer te volgen niet voorgesteld. - En het is alleen door een elken dag vernieuwde gelofte om getrouw te blijven bij mijne keuze, ook al beantwoordde ik er nog zoo gebrekkig aan, dat ik niet lang van moedeloosheid ben terug gezonken tot de oude ellende. Maar een groote vreugde