- Hulda! sprak ik hare hand vattende, maar zij trok die terug - Hulda - gelooft gij, dat ik mij schuil houde, omdat ik iets kwaads heb gedaan?
Zij zuchtte en schudde met het hoofd, terwijl zij fluisterde. -
- Al zeide de heele wereld dat gij eene laagheid hadt begaan - ik zou het niet gelooven.
- Maar men misdoet niet altijd uit laagheid of boosheid hulda - men dwaalt zoo vaak uit zwakheid....
- Zwakheid! sprak hulda met den trotschen glimlach der verachting.
- Zoudt gij geene verschooning hebben voor de zwakheid, hulda!
- Ik weet het niet, sprak de Joodsche - zwakheid is iets vreeselijks- is onvergeeflijk in een man - Wat is de man zonder moed - zonder kracht?....
O hoe die woorden mij folterden....
- Hulda, hulda! kent gij dan geen mededoogen! - riep ik uit - kent gij de deernis dan niet met de zwakheden des naasten?
- Ja, hernam zij bewogen - ik ken erbarmen - ik ken ontferming voor hetgeen zwak en lijdend is- maar dan - dan is het gedaan met de vereering - met de....
- Houd op hulda! gij pijnigt mij meer dan gij weet - gij straft mij wreedelijk... maar ik ben uwe achting niet onwaardig - ik zal u alles zeggen. - Hoor mij - ik ben ontsnapt, omdat ik mij nog een jaar voor mijne promotie wil voorbereiden. - Ik heb de zwakheid gehad gehoor te geven aan den drang van vrienden en betrekkingen, om nu reeds mijn examen te doen - maar als die dag aanbrak, voelde ik mij te