| |
| |
| |
V.
Hoe men auteur worden kan.
Des anderen daags werden wij verrast door een bezoek van onze broeders sextus en leo, die wel volgens onderlinge afspraak, maar toch langs geheel verschillende wegen tot ons kwamen; beiden zagen er opgeruimd en gezond uit. Leo wel tenger en slank als altijd, maar sextus met zijne kloeke sierlijke gestalte en frisschen blos als een toonbeeld van ligehamelijk welvaren en met eene onbetwistbare uitdrukking van welbehagen en voldoening op het lagenend gelaat.
- Nu geef ik u te raden - riep hij uit, als hij na de eerste woordenwisseling rustig bij ons was gezeten - nu geef ik u te raden, waaraan ik mijn beroep te Kweekburg te danken heb - ik die daar nu bijna een half dozijn jaren heb moeten aanzien, dat mijne jongere broeders nonus en octavus voor mij zijn geplaatst.
Tertius nam een statelijke houding aan, als wenschte hij de oplossing des raadsels uit te vinden.
| |
| |
- Aan niets anders - riep sextus uit - dan aan mijn reisboekje over Luxemburg. Ik gaf dat reisje in mijn studenten overmoed, waarlijk al te ligtvaardig aan het publiek, dat hoegenaamd niets met mijn reisindrukken te maken had. En ziedaar, dat' onnoozele dingske, waarover ik later wel eens heb gebloosd, als ik bedacht hoe onbeduidend het toch was dat boekje zeg en berzeg ik - heeft het hart gestolen van een oud-ouderling en kerkvoogd van de gemeente te Kweekburg. Deze heer was in de zaken van het beroep de raadsman van den kerkeraad, waarvan zijn meesterknecht en tuinbaas leden zijn. In een woord, hij die uit het Luxemburgsche af komstig was, vond het alleraardigst, met den dominé over zijn vaderland te kunnen praten en ik kreeg het beroep.
Deze invloedrijke man heeft een zwager die boekverkooper is, en ziedaar mij ongedacht een letterkundige loopbaan geopend; want schreef ik tot hiertoe bloot naamlooze recensiën - thans zie ik mij de redactie van een godsdienstig maandwerk toevertrouwd niet alleen, maar ik zal nu ook mijn plan kunnen verwezenlijken om een meer wetenschappelijk blad uit te geven.
Tertius zag hem met verbazing aan en herhaalde ongeloovig:
- Een wetenschappelijk blad!...
- Ja, ja - gij meent dat ik zelf daar te weinig wetenschappelijk toe ben? - Maar zie, ik zoek knappe medewerkers.
- En zult ge daartoe nu den tijd kunnen vinden, vroeg leo.
- Ik zoek medewerkers, zeg ik immers en noodig al deze beeren bij dezen vriendelijk uit.
| |
| |
- Ik versta u, hervatte leo lagchende - gij wilt uwe geëerde medewerkers de kastanjes uit het vuur laten halen en ze op uw gemak afpellen - wij zullen blokken om u een lauwerkrans te vlechten.....
- Juist, juist zoo, grinnikte sextus met welbehagen zijne knieën wrijvende - zoo moet men elkander helpen in dit ondermaansche dal.
Tertius klaarde echter onder dit gesprek zigtbaar op. - Ik begreep wel waarom - hij zag een lichtstraal - zag zich een pad ontsloten; maar leo bleef heel koel bij die zaak, ofschoon sextus met geestdrift verklaarde:
- Er is niet beters voor een jong predikant in de wereld dan schrijven! - Men krijgt meer naam door een klein boekje dan door de grondigste studie.
- Nu ja hernam leo - maar het is er dan ook een naam naar.
- Gij wordt toch bekend. Uw naam komt met letters van twee duim in de courant. - Men moet het wel zien. Het publiek vraagt naar u, wordt nieuwsgierig naar u. - Gij wordt niet meer over het hoofd gezien; gij komt in trek; gij wordt onderscheiden.
- Door den grooten hoop - hervatte tertius - zoo lang die niet weet dat gij slechts door een boekverkooper genoemd wordt als winkelwaar, als fondsgoed - zooals elke fabrikant zijn goederen veilt en dikwijls het hardste aanprijst wanneer hij inziet, dat hij er mede zal blijven zitten. - Maar die zoo vroeg aan den weg timmert en zoo driftig is om zijne gaven uit te stallen, die loopt ook gevaar voor zijn leven lang naar zijn eerste onrijpe vruchten beoordeeld te worden. De jeugdige auteur kan allengs rijper, wijzer,
| |
| |
beter worden - zijn groen wrang lettervruchtje, eenmaal ontijdig afgeworpen groeit niet meer. Het is zoo, men verwerft zich zeer goedkoop eenige bekendheid, maar men wordt door de beste beoordeelaars alsdan ook gewogen en al zeer waarschijnlijk te ligt bevonden. - Voor vele jonge lieden is die vroég schrijverij een bederf en een ondergang, juist omdat ze zoo gemakkelijk dien courantenroem verwerven, die eigenlijk niet meer dan het advertentiegeld kost, en het ijdele harte streelt en verhindert naar degelijker loon en eer te dingen.
- Gelooft gij dan terts - viel sextus in - dat gij hier nog op dit vergeten dorpje zoudt zitten, als gij eens iets uitgegeven hadt? - Gelooft gij dat primus en secundus zoo onopgemerkt zouden blijven indien zij schreven, al waren het maar vertelseltjes voor de kinderkamer?
- 't Zij zoo - hernam tertius - maar mij is eene edele vergetelheid beter dan eene onwaardige vermaardheid. Ik schreef daarover dezer dagen een ernstig woord aan decimus, die zich ongeroepen in een geschil van twee onzer eerste mannen heeft geworpen en er dan ook behoorlijk toegetakeld is afgekomen. Toen ik hem vroeg, hoe hij toch zoo onbesuisd tot dien hagchelijken kamp had kunnen loopen, waarvoor hij geene rusting had - antwoordde hij mij - dat het hem ook niet te doen was geweest eenig licht over deze épimeuse zaak te verspreiden; maar dat het voor een jong mensch voordeelig kon zijnin éénen adem met twee zulke groote namen genoemd te worden!.... dat de gemeente hem toch als een ijveraar zou leeren kennen...
| |
| |
- Die jongen begrijpt zijn tijd! - riep sextus toejuichend - maar tertius schudde afkeurend zijn achtbaar boofd en zeide:
- De tijdgeest kan onze gids nooit zijn - wij moeten hem leiden - niet hij ons.
- Maar in vergetelheid kan men niets uitrigten, antwoordde sextus - Wilt gij uw tijd beheerschen, blijf dan niet in een hoek verholen, maar laat uw licht schijnen.
- Licht laten schijnen is goed - merkte leo aan, maar zal het ook baten dat wij den volke onze donkerheid laten zien? - Decimus heeft waarlijk de verwarring maar helpen vergrooten.
- Toch zou het mij niet verwonderen dat het hem profijtelijk zal worden - hervatte sextus - een ijveraar die een nederlaag lijdt wordt zoo ligt een martelaar in het oog der onkundigen - en elke martelaar grijpt de verbeelding aan des publieks - Behalve het schrijven is er tegenwoordig nog een ander middel om vooruit te komen, te weten: het aansluiten bij een partij. Men moet een ultra zijn om in het oog te loopen, om de aandacht te trekken. Nonus en octavus hebben zich aan septimus en mij gespiegeld, om er niet ook de drie oudste broeders bij te voegen op hunne nederige standplaatsjes. Zij hadden geen lust zich zoolang candidaat genoemd te zien als septimus en mij te beurt viel. Hoe vaak beeft die arme sep nu niet reeds op beroep gepreekt en altijd gaat een ander met de plaats heen. Gelukkig die als octavus zich bij eene partij kan aansluiten en als vaandrig den standaard van een gild voeren. Zie eens aan hoe het dien jongen gegaan is, zoo piep jong en reeds zulk een schoon beroep - en dat op een hoog
| |
| |
hoog orthodoxe preek bij een vriend, die vrienden had en na twee jaren reeds in een stad, sedert gedurig op twaalf en zestal - en nu op het Utrechtsche drietal! - Doch dat zou mij onmogelijk zijn. Ik zou zoo min mij bij die kleur kunnen houden als bij de liberale partij, waarbij nonus opgeld doet, omdat hij wel weten wil dat hij rationalist is. Doch voor zulke dingen moet men zeer consequent zijn - en dat ben ik nooit geweest en zal ik nooit worden. Ten anderen komt men dan in de treurige noodzakelijkheid zich zoowel vijanden als vrienden te maken - en dan dat eeuwige pluizen en haarkloven om kwestiën, die niemand uitwijzen kan - bah!
- Neen, hernam tertius, ik kan het ook evenmin met nonus als met octavus of quintus uithouden. De orthodoxe schrijft mij te letterlijk voor wat ik al dan niet voor waarheid heb te houden en wil mij slaafs aan gezag en letter onderwerpen - de rationalist besnoeit met zijn kritisch mes den Oosterschen boom der Openbaring zoo geweldig, dat er geen lommerig takje meer overblijft, waar mijn arm hart kan schuilen - zijn bijbel is zoo klein, zoo geraffineerd en gefiltreerd, dat er geen smaak of geur meer aan is. De orthodoxe roept: de bijbel met inbegrip van de verklaring der vaderen, van met kantteekeningen, formulieren, artikelen, catechismus en - de rationalist spreekt: de bijbel; maar verkookt in den pot onzer rede boven het vuur der kritiek tot eenige weinige druppels pure essence! - Ik begeer hunne bijbels niet - noch die van quintus met de bril van dort - noch die van nonus door den filter van Tubingen. Deze dwingt mij tot voorthollen - gene tot achteruit- | |
| |
gang - ik moet mijn eigen pad zoeken - dat voel ik wel.
- Wacht! hoe zegt gij dat daar tertius - dat is niet onaardig - gij zijt geestiger dan ik dacht - gij hebt veel vernuft - ik wil dien zet noteren! volmaakt voor eene bladvulling geschikt.
Tertius zag hem verslagen aan, niet wetende of dit spot of ernst mogt zijn, maar sextus, die een uitnemend geheugen had, schreef reeds de tirade in zijn zakboekje.
- Laat ons nu eens verder over mijn wetenschappelijk tijdschrift spreken - zei sextus vertrouwelijk. Gij weet, terts - een blokker ben ik nooit geweest en lang kan ik het bij de folianten niet houden; maar gij, die zulk een lettereter zijt, gij kunt mij onberekenbare diensten bewijzen door mij bouwstof voor mijn blad te leveren. - Gij bezorgt mij de stukken, die ik noodig heb - gij pluist het alles voor mij na in uwe bibliotheek, ik giet het in een bevalligen vorm - en wij deelen de opbrengst van het blad, dat onder uwen en mijnen naam verschijnen kan.
- Mijn naam? - nooit! - riep tertius blozend en verward voor zich ziende - ik schrijver voor het publiek! hoe komt het in uw hersens....
- Nu dan zonder uw naam - hervatte sextus meer dan getroost. - Ik zal u wel nader opgeven wat ik bepaald noodig heb. Vooreerst zou ik die stukken van u over de kerkvaders, wel eens willen medenemen en zien wat ik er van maken kan. Ook kunnen mij de brieven van vader aan u over oudheidkunde nog wel eens te pas komen - dat zijn schatten die hier renteloos liggen. Ik beloof u dat ik ze exploiteren en het
| |
| |
product in omloop brengen zal tot eer en voordeel van ons geslacht.
- Gij zult er bitter weinig aan hebben - zei tertius zedig - ik stelde dit voor mij zelven en niet voor de pers - het is alles zonder gedaante of heerlijkheid.
- Goed, goed! - het opdisschen neem ik op mij, als gij mij de vruchten maar schaft. Primus heeft mij ook reeds eenige bouwstof geleverd. Ik zal alles wel omwerken om het voor mijn doel geschikt te maken - en gij leo, op u reken ik stellig voor de mengelingen - ik kan zonder uwe hulp niet.
Leo beloofde naar zijn vermogen te zullen medewerken en sextus scheen uitermate voldaan; hij sprak of dacht over niets dan over zijne litteraire loopbaan.
Ik merkte intusschen in den loop van de velerlei gesprekken op dien dag, ondanks zekere overeenkomst tusschen het godsdienstig standpunt van tertius en sextus, een aanmerkelijk verschil op.
Tertius, de stille scherpzinnige denker, had behoefte aan een standpunt dat hem meerder vrijheid van beweging liet dan de enge grenzen van een streng afgebakend stelsel ons gunnen; het was eene behoefte voor zijn denkenden geest oin steeds voorwaarts te streven in de kennis der hoogste waarheden. Hij kon maar zoo niet berusten in het overnemen van een afgepast geloofsgeheel dat anderen voldaan had om dat te beschouwen als het toppunt van alle godsdienstkennis. Evenmin kon zijn lijdend hart eenige heul in een koud rationalisme vinden, dat aan zijn bijbel knaagde en er de dierbaarste bladzijden aan ontscheurde waar het haar goeddacht. Zoo hield hij zich vrij van de strijdende partijen uit behoefte van verstand en hart.
| |
| |
Sextus daarentegen wilde zich bij geen partij aansluiten uit traagheid en achteloosheid. Hij vond het lastig; het was hem te onverschillig. Zijn verstand had zoo weinig behoefte aan meerder licht, als zijn hart aan hoogere voldoening. Zoo fladderde hij zorgeloos voort, even als hij in zijne kindsche dagen gedaan had, lagchende en zingende, en van alles partij trekkende, wat hem, moeite en inspanning sparen en voordeel aanbrengen kon. Had hij zich reeds als knaap van al de familie-anecdoten en huiselijke geestigheden meester gemaakt, alle snaaksche zetten van ons twaalven onder den algemeenen titel van ‘een bostonnetje’ zich toegeëigend - thans zou hij op nieuw alle ‘bostonnetjes’ van eenige waardij verzamelen en - het publiek aanbieden en dat wel onder den naam van: ‘sextus.’
|
|