Eene huivering voer mij door de leden, groote tranen druppelden uit mijne oogen, en nog altijd zwegen wij zoo geheimzinnig.
- Mijn kind! - sprak mijne moeder eindelijk zoo roerend teeder - mijn lief kind, is het u nu weer wel aan het hart uwer moeder - aan dat hart waaruit dag en nacht zooveel vurige gebeden voor u oprijzen, als mijn oog u niet bewaken, mijne hand u niet leiden kan....
- Moeder, moeder! barstte ik uit mij losrukkende om mijn gelaat met beide handen te bedekken - ik ben het niet waard - ik ben heel slecht - en er zal nooit meer iets van mij teregt komen.
- Rob! smeekte mijne moeder, mijne handen van mijn gelaat nemende, en ik voelde dat zij sterk beefde - mijn kind, zult gij aan uwe moeder alles zeggen. Ik zag wel dat gij iets op het hart hadt.
- Ach moeder, het zal u zoo bedroeven. - Zij zag mij zoo meêwarig aan - zij leed zelve zoo veel, dat het mij door de ziel sneed, die schoone oogen van smartelijke tranen om mijnent wil beneveld te zien.
- Ik heb om geld gespeeld - barstte ik los. - Ik zweeg, eene bestraffing verwachtende - zij bleef uit - Ik heb eerst dikwijls gewonnen - maar in de laatste weken veel verloren - en ik heb - mijn - uw horologie verkocht - om aan geld te komen....
Mijne moeder zeide niets, maar ik voelde hare heete tranen sneller op mijne handen vallen - en het hart kromp mij weg van pijn.
- O moeder! bad ik, ween zoo niet, ik kan u niet zien schreijen om mijne verkeerdheid - o spreek een woord, één enkel woord tot mij - kunt gij niet vergeven?