| |
| |
| |
In het Rijk van Nzi-Ng'ga: de Schreeuw van Mata-Mba
Achter die praal-draagbaar van Nzi-Ng'ga, koningin van de Mata-Mba-landen, volgde de draagzetel van de prinses, Mve-Mba's enigste buikdochter: Umplu-Mbe. Net zo schoon was ze, zo verrukkelijk schoon, schoonmooi, nee, schijnloos schoonmooi was ze, mooischoner dan haar moeder - maangodinne koninginne, zelfs verradelijk zonneschijnmooi was Umplu-Mbe. Haar diepzwarte spikkelhuid - zwarter kón niet - glansde en blonk. Zij glom en gloedde, daar Umplu-Mbe met zesmaal 'n fijne oliesoort was ingewreven onder zanggebeden. Geen zomaarzo oliën, zes van ze, maar zoetgemengde kokosolie en palmolie, mengblad-olie van geheime planten, slangvet-olie, leeuwebuikvet-olie en naar men fluisterde ook olie uit het kruidensap van 't gebladerte der Wonderboom waarvan BaBantu spraken, nee, fluisterfluisterden, eeehooo!
Die jonge spruit! Die jonge loot! Umplu-Umplu, Mbe-Mbe! Eh? Ahan! Jongboutiger dan menig frisgeboren antilope! Met 'n geur die 't negerhaar tweemaal deed krullen en op 't hoofd en op de huid, verschrompelen en knoedelen, o, sterker nog dan 't al was! En die de rimpels wegnam van de oude mannen! En die de jongelieden kippevel vol rilling gaf, oh-oh!
En die verwarring bracht tussen gelederen en harten, natnatte negernachten lang, oh, droomlach van 'n plu-madampje!
Plu-plu-plu-Mbe die vanuit haar onschuldborstje de zon deed straalschieten naar daglichtogen, eeyy! Waardoor zelfs de goden en de geesten konden toeschouwen en constateren hoe schoon het leven was vanuit de scheppingen aan kraal. Umu-ke, umu-ke, umu-keee! mmmmmmmmmmmm!!
Kijk hoe ze zat, schuchter van geest, nog nie helemaal gewend om middelpunt te mogen meezijn van al die ceremonie-ceremonies.
Haar hadden ze met luipaardvellen ingekleed en omringd met een heleboel talismannen, tegen het Boze Oog, tegen de Kwade Wind, tegen de vele nooit zichtbare hekserij-dinges van de kwaadwilligen:
| |
| |
de wisi's van Mata-Mba-land, tegen de spoken en demonen die overal 'n mensepad kruiskruisten, ten einde hem of haar ziek te maken, ziek en ongelukkig, hem of haar de nek te breken, zo: prrrép!
Of... de getroffene minstens te belagen met een reeks van kwaaie daden, van verlies van rijkdom tot en met het vergaan van de oogst. En niet gesproken over rare voorvallen, zoals miskramen, treiterstemmen uit het niets, omvallende bomen die alles en iedereen dreigden te verpletteren, aan het lichaam zelf: uitbrekende zweren of slaapziekte of rilziekte [malaria?] of geelnegerziekte [geelzucht?] of hoestziekte [tuberculose etcetera] of... alle soort van kapotmakende kwadadigheden en onheilsvoorvallen, die een mens en z'n familie konden treffen met angst, dood, rampspoed. Beschermdinges, tegen 't verlies van contact met de vadervaderen en moedermoederen, vooroudergeesten, allen. Want dat was zowat 't ergste wat kon gebeuren-ooyy, eheye-nana [moedertjelief], eheye!!
Behalve de door medicijnmannen en -vrouwen aangebrachte beschermdinges, had Umplu-Mbe evenals haar moeder, haar memé, Nzi-Ng'ga Mve-Mba, en de vele familieleden, onder- of achterfamilie, en clan-clans die volgden, hetzij tronend, dansend of lopend, zelfs voortslepend, ook eigen charme-dinges. Dat was in de vorm van haar Medicijnen. Niet alleen een Bantu z'n bescherming tegen het kwaad, maar ook z'n dingdinges voor uitstraling van het goede, goedheidskrachten, 't levenspositieve.
Bijvoorbeeld kralen om nek, pols of enkel, die zonlicht konden vasthouden, die gloedden, tot ver na middernacht. Of een amulet die 't algemene leven z'n geluk bracht. Of 'n ding wat maakte dat men zoetig droomde... een speciale liaan om haar buikmiddel gebonden, die een gelukzaam levenspad zou garanderen.
Is zo had Umplu-Mbe 'n magie-ding, midden-precies boven haar voorhoofd, die niet alleen de brengers van ongeluk tot andere gedachten dwong - ja, ze zouden vergeten dat ze haar bijvoorbeeld kwamen doden in 'n aanslag op de koninklijke macht - maar die zelfs maakte dat ze verliefd op haar zouden worden. Waarna Umplu-Mbe deze zelf doden zou, aanstaande moordenaars!, hetzij vrouw of man, of man of vrouwmens daar, fo je! Want hoevelen in 't rijk, met kibbelstrijd, zochten haar niet te treffen, koningin en haar familie-eeyy?
Nzi-Ng'ga Mve-Mba was vorstin met strenge hand. Een vrouw met
| |
| |
haren op d'r Bantu-tand! Een gevreesde wapenvrouw en koningin ook buitendien, aay-baaa! Want ze kon dinges doen, mlezer, dinges die erger waren, strenger, dodelijker, genadelozer, dan door welke man als kraalheer ooit volvoerd. Mhm! Jazeker-eyh!
Misschien dat zij, Nzi-Ng'ga, daarom zo streng was, Mve-Mba, voor haar eigen eigen buikdochter Umplu-Mbe. Zo gefaarlijk moederstreng en koningin-streng, dat ze die dochter niet alleen bewaken liet bij dag en nacht, maar dat ze ook kuisheidswetten maakte, speciaal voor Umplu-Mbe-baaa...
Want leefde ze zelf niet, Vrouw van Mata-Mba-land!, met meer mannen dan vierentwintig? Manne-negers en mooi-man-negers, de heerlijkste en jongkrachtigste, de meest fierborstige en tederhandigste, de zwaarstgeschapenste en veelzaaddragendste, de lekkerknederigste en de langwarm-omhelzinggevendste, o, de wrijfstoeigraagste, speelspeelste... a-a-a, e-eeeh, de neger-negerste zo, baya! De mooist lichaamsgewelfde en de tedervlezigste! Oh, de meest wonderbare vrijers, minnaren en paardieren in praallijven! Daarboven nog de edelwezendste! Slaafs buitendien, gehoorzaam, aan de wenswensen van haar meest intieme vrouwsdelen, eheh, anhan!
Ja, Nzi-Ng'ga van Mata-Mba, Mve-Mba met de macht, ze had manmannen! Meer dan ze zelf vingers had aan handen; en teen aan voet: meer minnaars dan alle teen en vinger samen? Meer dan ze zelf tellen kon! Geen zomaar vrijgevochten vrouw, maar 'n vrijgevleesde Ta-Mba-dame! En niet gering van krachten aan haar geest, o, Ta-Mba-geest! Zonodig was ze fel, gedreven en geslepen! Luipaard en Listdier tegelijk! En buffel ook, die nooit de snode aanval of de plaagstoot zal vergeven! Ch-ch-chnnyy!!
Trouwens, met vrouw aan topmacht... Waren niet alle vrouwen commandant aan kraal? Waren niet zij de baas in dingen, daden, rechtgeving, beslissingen? Terwijl de mannen slechts konden staan krijger spelen? Of de vervelende karweitjes, zoals het jagen of oorlogvoeren, mochten uitvoeren, aangezien het slechts doden en gewonden en dat op zichzelf niet heel erg veel eer opleverde? Omdat het ware overwinnigsfeest gevierd werd door de vrouwenmacht?
Al die handelingen waarbij er gezwoegd werd en gezweet.. laat rustig aan mannen over! En zij zelf verwend worden, veel vrijeren, smaklekker eten, drinken van je glokglokglok. Voor de machtkoesterende vrouwwezens: alles wat het leven z'n plezier gaf, mlezer. En voor de
| |
| |
manneBantu: 't werk dat zweten vergde en pijn en dood opleverde. Chm! Wereld die je zag!
Zo was Mata-Mba-land in Mve-Mba's dagen, met vrouw aan 't hoofd van het gezin, met vrouw die aangeeft wie familie is van wie, met vrouw die bepaalt wie van wie 'n erfenis is, van wie niet... alles, alles... behalve krijgsdiensten, nee zelfs dat!
Want vrouwen vochten mee als 't kon, vanachter schild ook en met listen. En waren taaier soms, als 't moest, als jager. En baarden kinderen niet slechts, 'n heleboel, maar baarden lusten, baarden listen en waren dragelieden van de staat haar machten.
A ne-ne-ne-ne-ne, ahn!
't Was Nzi-Ng'ga, moeder en vorstin, die had bepaald dat dochterlief moest trouwen. Waarvoor eigenlijk, vroeg stammens daar zich af. Vanwege 't feit dat Blinkspeer tot haar naaktheden was doorgedrongen? Ach, naaktheid was een deugd van alledag. Drogreden dus, dat ‘groot verlies van eer’. Hij had haar niet eens aangeraakt!
Toch huwelijk afgedwongen-ooy. Vanwege het feit dat Nzi-Ng'ga zelf, die haar wetten van kuisheid had geschapen en uitgevaardigd, geen al te vroege concurrentie wilde? Een kleindochter - te vroeg gekomen, nu mocht het dus wel omdat de tijd rijp scheen - zou al haar mannelieve machtshandhaving kunnen dwarsbomen? Ehn?? Hoe dan ook, een Mata-Mba-enkeling vermoedde dat het ging om het thans veiligstellen van Mata-Mba-land, in de zin van het regelen van de troonsopvolging. Want de tijd drong; als ze niet maakten dat de troonsopvolging tot in lengten van geslachtsvrouwen vast stond... BaPortu z'n aanval liet niet af, mlezer-ey!
Maar dan... Waren er dan geen broers die zij, Umplu-Mbe, had? Buikbroers van haar en zonen van Nzi-Ng'ga? Nazaatmannen?
Iya! Jazeker en jawel!
Al die prinsenprinsen, neefprinsen, prinsneven, en ooms niet te vergeten. Ze waren er, ze leefden er. En ze gehoorzaamden hun vrouwen, hun moeders vooral en ook grootmoeders voor zover het barre Mata-Mbaanse klimaat hen deden overleven. Veel mannen stierven tijdens jacht of oorlog, zeker nu met belegering door de BaPortu. Buitendien waren ze man en niet een vrouw of dochter, troonsongeschikt, vanwege familiewetten. Een vrouwsbuik immers, leverde nooit ‘valse’ kinderen op. Kind van een vrouw was altijd écht familiekind.
| |
| |
Maar is daarom juist misschien... al die vrouwen die openlijk of stil hun concurrentie maakten! Maar mannen ook, van onderstammen enzovoort. Want de moraal van andere stammen, waarin mannen de opperste macht droegen, drong tot Mata-Mba door, 't was geen boseiland daarzo.
Maar dan Nzi-Ng'ga Mve-Mba, koningin en koningin. Wilde haar rijk een krachtigmachtig rijk houden. Zoveel mogelijk vrij van de interne strubbeling. Machtig, baya, machtig, machtdadig zelfs! Machtiger-machtig dan dat rijk van de Ndo-Ngo's in het zuidwesten en machtiger dan het Ngo-Ngo van de Mani-Mani, die zich had laten kristendopen en onder de voetzool van de Portu-gezen leefde! Zo iemand leefde, maar was dood, zei men met Ta-Mba-mond en lachte fel, grijnslachte.
De Mani no? Hij, Mani-koning van de BaKongo met z'n BaPortu-vrienden! Vrienden no? Is vrienden noemde hij die roofbeesten? Die kristenjakhalsen! Die hondwolven met kruis in vlag! Die demondemonen die slechts dood en puur bederf zaaiden! Genadeloze moordenaren tegenover allen die hun kleur niet hadden! Kleur? Kleur ja! Waren zij het niet die ineens spraken over negros? En dat ze daarmee 't negervee bedoelden? Niet 't vee dat Bantu ophield, tamme dieren, maar BaBantu zelf-baaa: macron-macron [veevolk dus]! Terwijl diezelfde BaPortu-beesten zichzelf mensvolk noemden. En dus naar de vertaling van het woord ‘mens’... Bantu waren!
Aay, aay, die vervloekte ellende barende duivelsbroedbeesten van 'n Portu-Bantu! Op de grond zouden ze vertrapt moeten worden, gelijk een bloedzuiger vermorzeld werd! Anhan! Aan stukken gekapt moesten ze worden, onthoofd nog niet, maar bij stukjes geplukt en de huid in repen afgesneden, terwijl ze leefden en toekeken!
Diezelfde hand die spiegels en kralen had gebracht - en dood en moordslag - moest nu een daad stellen. Dan welke? Gevangen Portu moest z'n eigen spiegel kijkend, spiegel in de ene hand, met de andere hand (waarin een priem) z'n ene oog uitgraven, terwijl dat andere oog moest toekijken! Hand mocht nie beven! Werk moest gedaan, want anders...!
Diezelfde Portu van 't wonderwapen, diezelfde Portu die z'n voet op nek van de zwarthuiden zette bij z'n overwinningen, werd bij 'n nederlaag gedwongen om de grond te likken, grond waarop de zwarthuid had gepist, gescheten en gekakt. En dan precies opnieuw
| |
| |
'n voet op Portu z'n nek. En dan een speerpunt die z'n oren eventjes zou schoonprikken! En dan 'n bijlslag, zo: babbammm!! Hoofd vliegt aan duizend splinterdelen! En dan, mlezer - ben je daar? - en dan... Oog om oog, tand om gebit! Hoofd om hoofd, geraamte om geraamte-ooy, Portu om Bantu! Al zou BaPortu misschien ooit duizend keer staan roepen of staan schrijven in z'n perkament, dat: ‘...het is de NegroBantu die aardswreed is, lui, gezapig, dom en mensenvretend!’
't Kon ze geen Ta-Mba-zak schelen! Zij? De herhaalde helden van Mata-Mba? Chn! Is nie zíj waren ten slotte de plunderaren-moordenaren, aanvallers en verkrachters, vernietigers van mensenlevens! Alsof kannibalisme erger was dan dát, dat wat BaPortu's dagtaak was! Ppzzzyyywww [mondgeluid dat verachting uitdrukt]!!
Speeksel op grond gespuuwd voor ze [uit verachting]! Ogen gedraaid voor ze, met 'n vernietigende blik! [dito] Bil gepierd fo ze [dus: ze verachtend uitgebreid de bil getoond]! Voet gestampt fo ze! Met Bantu-trots daar, hoofd op de nek gedraaid voor ze! Dan tenslotte het verachtingsgedrag voltooid met nogeens keelschrapen, spuug, dikke spuug, laten uitflappen op de grond, zo: ptyuhh! En tegelijk arm in de zij geplant, bil naar achteren gestoken. Dat alles om te zeggen: ‘BaPortu, we hebben doodsverachting voor je! Ptyuhh!!’ Er stond maar één ding vast om nu te doen; in dit geval was 't een zaak van levenseer, voor vrouw én man: verdedigen, verdedigen, verdedigen! Néks anders! Verdedigen met hand en tand, aay, met wapen en amulet, aay-aay, met magie, aay, met wondermagie, met wapen, beterwapen, gemaakte wapen, gestolen wapen, desnoods met leeghanden of met getergde wilde-apengroepen in die BaPortu hun richting jagen. Zelfs als 't kon: 'n magische Kwaaie Wind laten opsteken, die ze verdwalen deed en in afgrond liet storten of in swamp verdwijnen! Of, de tegenaanval uitvoerend, jezelf veranderen in een zwerm magische schorpioenmuskieten! Of 'n slangenleger! Of een kudde buffels, maar dan met ijzeren hoeven, ge-driehorend! Alles gepoogd zo, halles!!
Want de BaPortu met hun ppyuff!-wapenen, ze vielen aan, ze vielen aan. Dichter en dichterbij kwamen ze, bij Mata-Mba-land. Ze vielen aan, ze vielen aan! Van overal: attaque attaque! Van overal: gestook en vijandschap, verraad en moordenarij en mensenroof en plundering! Van overal: het aanvreten aan Nzi-Ng'ga Mve-Mba's macht,
| |
| |
ooyy-macht, eeyy, ma-ma-ma-mácht!
Maar niet alleen van buitenaf dus het gevaar.
Zelfs van binnenuit... met die eerzuchtige zwart-edelvrouwen, veelvelen, zoals die Kwekwe-Buku Lho-Ta-Mba! Zij met d'r lelijke aangelaat, zo lelijk als een vrouwenmiddenvoet! Maar dan, zo eentje, verlept, uitge-tambaand, liefst door geslachts-tering verlebberd!
'n Gezicht als van een nachtinsekt dat verdwaald is in mensenhuid! Misschien was ze zelfs een vampieres, of een demonesse die geesten steelde uit iemand z'n bezit. Bwah!
Want dat kon: zo'n heksenmens prepareerde 'n geest die uit jouw geestenharem de beste en de krachtigste beschermgeesten kwam wegstelen. Zodat je wegkwijnde... en vatbaar werd voor angsten, ziekte, ongeluk en dood! Kwekwe Lho-Demon-Ta-Mba! Die ellendenares! Ze moesten haar 'n keertje doodzwepen met die doornige takken van de stekelpalm! Of 'n mat met ingevlochten brandwurmen, vleesvretende mieren, of raasgrage zwartwespen, die verschrikkelijke, om haar Lho-Ta-Mba-kwabbelijf binden en haar dan het bos injagen voor de genade van tientallen uitgezaaide schorpioenen, reuzenspinnen en reuzenduizendpoten! Het was maar dat ze 'n achterban had van vele stodi-stodi-edelen [onverslaanbaren]: mensen met macht en met gezag. Want anders... ch-chnnnnnn!! Mng'ga!!
Maar dan, Nzi-Ng'ga weer, die in haar kwaadheid zat te kijken, heel even, tussen haar verblijdende uitstralingen!
Had ze misschien opzettelijk deze jonge mensenkind zonder-precieze-afkomst, deze kleinBantu, Nduma, hij-o-hij, met de aangepaste Matamba-naam van Ndu-Te-Mbe, uitgezocht als hoofdminnaar en kraalmeester van Umplu-Mbe's onderdak? Had zij haar aanstaande schoonzoon reeds stiekem uitverkoren en was dat voorval slechts 'n aanleiding geweest om te gebruiken? Opdat Umplu, ‘de Schone Swampswam’ zoals ze deze noemde, opzettelijk 'n stamvreemdeling huwde?
Iemand die één was met de stam, opgegroeid daarzo, negergebuikt zoals een ieder, alles van de Mata-Mba kennend en tegelijk van ander bloed, een zwerfbloedneger, niet koninklijk, niet gecland of anderszins verbonden met die elkaar felbestrijdende leidsterstammen? Wel aangepast dus, toch weer vreemdeling? En dan als komende hoofdhofman? Zodat geen ergere toestand zou onstaan dan nu, van alle soort van wedijver? Geen moord en doodslag in stamtwist of
| |
| |
koninklijke kraalrevolutie? Behalve dat ze elkaar bij deze Nduma, hij Ndu-Te-Mbe, zouden gaan bekonkelen en neerhalen, zodat hij over ze zou heersen, zelfs al was hij ondergeschikt aan Umplu-Mbe's nieuwe koninginnemacht van later-straks?
Digi-ngi-dimdimdim... drum slaat z'n slaan, muziek daar speelt z'n spelen-ooyy, mne-ne-ne-ger, mle-le-lelezer! Feeststoet vindt voortgang en direct zo, dadelijk, direct-direct, gaat dat gevecht beginnen. Die strijd van Nduma tegen Obanyo!
Alle soort feestgeluiden klinken, terwijl dat die koninklijke familie en vele vele onderdanen hun lichaam schikken in de rijen, of plaatsnemen op koninklijke zitbilplaatsen. Dan slaat die grote trom met bangmakende diepgeluiden: bunyyyy! bunyyy! nbu-g'gun-gunyyy...ye! Tijd voor dat tweegevecht tussen die vreemde stamzonen.
Die één vecht voor z'n leven, hij-Obanyo, mulat die eerst gewoon zwartBantu was, maar die na de ontdekking van z'n huidkleur ging verraad plegen? Hij die eerst mateloos als Mata-Mbaan de oprukkende BaPortu had helpen verslaan, had later z'n eigen medestrijders staan killen en zwarthuidvillen, no? Uit naam van 't beterzijn van 't BaPortu-ras no? Ras? Ja, ras, en ook geloof no? Ch-chnnn!
Gevecht moet daar voor 'em 't begin beginnen! Want anders wordt hijzelf gevild of levendig grond ingestampt, waarna z'n hoofd met stampstokken - die zware ebonieten - wordt verbrijzeld en z'n hersens worden opgepeuzeld met gestampte bananen en yams en peper-ooyy! Of zelfs ergere dinges, mlezer! Alleen wegens z'n grootverraad.
Maar dan, láát Obanyo! Loer daar die ander, hij, Ndu. Ndu-Ma en Ndu-Te-Mbe of hoe hij in zijn leven anders wil of moet gaan heten-eeyy! Die ander vecht, hij, Nduma, voor... wat eigenlijk?
Wat kon dat huwelijk met die Umplu-Mbe brengen, behalve macht aan Nzi-Ng'ga's clan en dus de koninklijke erfmacht? Blinkspeer had al z'n eigen macht. Was 't niet groot geluk reeds dat hij, Nduma, buikkind van een slavenstam onder de negeren ooit, nu vondelingenkind, ook kweekkind [adoptiekind], als kind van de natuur was opgegroeid onder de Mata-Mbanen?
Behalve die eeuwig erecterende Blinkspeer was er niets, maar dan ook niets, zelfs geen krulhaar of pigmentdeel, dat hem wezenlijk van de Bantu-kinderen aan Bantu-kralen onderscheidde. Maar nu hij
| |
| |
krijger was geworden en over de emotie van zijn binnenborst mocht gaan beslissen, was er die dag gekomen waarop hij z'n liefde voor Umplu-Mbe had ontdekt, meer dan drie volle maan geleden. Dat was bij 'n ceremonie, grootceremonie ook, zoals deze. Eigenlijk was 't geen liefde, maar harstocht, zoiets. Gewoon toevallig de eerste erkende hartstochtsliefde, of hoe men 't noemen wilde. Zoals een jager op z'n pad in de kudde één enkel dier ontdekt dat hem niet meer uit 't oog wil springen, dier dat hem dierbaarder is dan 't eigen jagerzijn, dier dat hem 't eigen dierzijn overmeestert, vanuit de grondliefde der dingen, vanuit de hartbodeminstincten der gemoedsnaturen, nee, eenvoudiger dan dat: vanuit geleefde leven in tot dag geworden uren. Als hij het dier treft, is z'n eigen hart getroffen. Als hij verzaakt, is hem het jagerzijn mislukt. Als hij... geen tijd meer voor gedachten.
Ingeprepareerd met Medicijn, en gauw! En dan 't wapen pakken en 't schild. En dan... dood-o-dood! Blinde gedrocht dat raast langs de afgronden der bossen, de zwartwouden van nacht aan Duisterstede-ooyy, lelelele! Angst groef een gat hem in het hart, zo diep, dat alle werelden verdwenen.
Terwijl Ndu-Te-Mbe zijn handen in de kruidenwateren waste, en dronk van een geheime drank, hem door een onbekende man met heel laag voorhoofd, in de nacht, gebracht-ooyy...
Plotsklaps: één dyugu-dyugu: één consternatie en één dege-dege: één grootgrote opschudding van je uiterste-welste!
‘Opzij, opzij! Gooi je lichaam op 'n kant! Vlugvlug, als spoedwater in stroomversnelling!’
Wat is gebeurd? Wat zo, is daar geschied opnieuw dang?
Boodschapper komt aankalefateren, boodschapper is bijna val-moe. Ze grijpen 'em, hij hijgt z'n hijgen - dorp schrikt z'n massale uh?!-schrik! Ze vangen 'em, steunen z'n onderhand [onder de armen] en dragen hem met halfsleperige voetstap die geen voetstap meer kan zijn naar de zitbilplaats van Nzi-Ng'ga.
‘Hei daar jo, lopende doodshoofd! Zeg je boodschap!’
Dan komt die boodschap die geen drum meer geven kon, omdat 't is geheim gegeven: BaPortu rukt weer op, is weer 'n stuk nabijer; zelfs-zelfs nu doodsgevaar voor de Mata-Mbanaar!
‘Waaaaaaaattt???!!!’
't Is verbloemd tot nu toe, maar niemeer nu: Nzi-Ng'ga is aan de
| |
| |
verlieshand. Het gaat nie lang meer duren of...
Tenzij ze opent: onderhandelingen. En noodgedwongen eigen negers aan BaPortu levert...
Maar Mve-Mba wil niet. BaPortu zet geen wetten in dit land, dit navelland van alle kinderen en buikkindskinderen, voordochteren en nazonen van heel Mata-Mba-hooyy!
‘Nm-sssyyye!!’
Met 'n sissende vloek maakt Nzi-Ng'ga een gebaar. Direct daarop wordt het gegeven commando uitgevoerd. Hoofd van de boodschapsbrenger valt zoals 'n kokosnoot en rolt, zo: bibim babam bémmm!
Dat is nog niks! Ze hebben al zoveel oerwoudgruwel daar gezien dat niemand niet gaat schrikken fo je. Hoogstens wordt dit gebeuren opgevat als introductie, zoals de Portu 'n fles ontkurkt voordat hij gaat staan proost-drinken - nadat hij alreeds liters van negerbloed heeft staan morsen! Ch-chyyy...!
Snel nu, met vechtpartij! Want grote vechtpartij gaat komen!
Met roffelende trommen, handgeklap en voetenstamperij, begint dat grote tweegevecht: Ndu-ma tegen Obanyo!
na mi den-e kari: gowaman,
na mi den-e kari: lansr'o,
ma de na an'oy... ma kerere bumba!
Ik ben de kampvechter in z'n gevecht.
Syere-syere-bumba! O ik, ik ben de werpspies,
tegelijk, wapen dat de vijand treft!
Het werd een lang gevecht maar kort gevecht. Het werd een worsteling van slechts 'n korte duur. Maar angst en beven die 't gaf, strijd tussen goed en kwaad, goden en mensen... strijd om liefde en geluk tegen verraad, of om 't behoud van leven, strij-strij-strijd-oooooooyyy! Ye!!
Het werd gevecht om levenslange waarheidsduur van alles uit ons donkerste bestaansgegeven.
Aan het eind van de ochtend-ooyy, mne-ne-neger, begon de grote
| |
| |
strijd onder de zon, de goddelijke zon. Het leek alsof geen mensen daar stonden die keken, aanvuurden, en drongen. Het leek alsof een woud vol mythische figuren, ver uit Donkerstede, de strijdgang gadesloeg rondom: draken met dubbelhoofden, demonen in de vorm van fabeldieren; de goden-goden ook, vanuit hun totems. Een arena vol van zeer gemaskerden, wezens zonder ledematen, zonder hoofd; rijen van kalebassen waaruit de herrezen doden, de vadervaderen van kraal en de BaBantu-schoot; de knekelgeesten en de heksenvogels; de wonderfetisjen en amuletten boven de doodshoofden, heel erg zweefzaam en met dodenglans... een wereld vol magiemagie was aangetreden.
Dan toen Obanyo knots sloeg en Ndu-Te-Mbe lans stak, vielen hun wapens onverwachts aan gruzelementen. Schild daarop daar, vloog tegen schild... het werden ineens platte schelpen in de hand. Uit schelpen kropen buffels, twee, die ruimschoots in de draf der goden henen hun hoeven sloegen, klapap, klapap..., opdravend naar het Zielen-her.
Dan toen zij grepen, beiden, ieder z'n ander wapen, sloeg een bliksem in de grond, zo: dyadyammm! Wapen, 't éne, opnieuw, werd stofwolk in een grootgrote leeuwevorm... verdween. Wapen, 't ándere, insgelijks, werd wonderkalebas, die driemaal rond de arena ging en uit zichzelf plengofferen bracht, oy, wo-wo-wonder-baaaooo!
Dan voor de derde keer de machtswapens gegrepen: een hemelregen viel, zo: fyah: 't wapen, beide, ieder met z'n bloedvergieter, smolt op z'n wonderbare wijze en 't vloeide weg terstond. O, aarde kleurde rood daar aan arena-ho!
Dan toen zij blootshands elkaar grepen, vast aan de bast en bij gewrichten, begon een worsteling, groot als een scheppingsritueel. Vechten begonnen zij te vechten, maar dan volgens de regels van de oude dagen.
Eerste ronde... Ndu verliest. Hij mag opnieuw beginnen. Tweede ronde... Ndu verliest. Hij mag opnieuw opnieuw beginnen. Derde ronde... Ndu, hij dreigt te winnen... pammm!
Vanuit de hoek waar eerst vrouwe Kwekwe-Buku Lho-Ta-Mba is gezeten, maar dan vanuit de rijen der demonen, wordt er een halsring in de kring geworpen. Eh?! Ring glinstert en ring glanst... sterker en sterker... glans zal onze Ndu verbli... verblinden... pammm!
Ineens - niemand weet tot vandaag nog hoe - kruipt er een reuzen- | |
| |
boa, slang en god der machtskrachten, te voorschijn vanuit niemandsaarde. Slang kruipt en slokt die ring, zo: nyappa! Dan slang, slang kronkelt en slang valt Obanyo aan, worstelt en wurgt hem, zo: wwwrrrugukk...
Slang roept met sis-stem: ‘Kwaaie magie die in geheim gegeven is, door kwaaikracht in voorbije nacht aan jouw, Obanyo! Ik vernietig 't! Jou ook, vernietig ik, zwartbuikverraaier!’
In de cirkel van de strijd-ooyy, mlezer-baaa..., was de worsteling ten spoedigste beëindigd. Niemand van de aanwezigen had iets gezien, behalve dat Ndu-Te-Mbe en Obanyo elkaar op leven en dood bevochten. Want wie de ondergang leed per verlies...
‘Genoeg!’ riep Nzi-Ng'ga Mve-Mba, ‘strijd nu, is voorbij! Obanyo heeft tweemaal één ronde van 't gevecht gewonnen; hij heeft die ander omgeworpen, de eerste keer; en de tweede keer heeft hij hem op z'n buik gedrukt met arm op z'n rug in houdgreep, nek omhoog getrokken. Anhan!
Maar de derde en voornaamste keer heeft Ndu-Te-Mbe hem klem gezet, met z'n voet op z'n nek en z'n volle gewicht op z'n borst, zodanig, dat hij is geflauwd. Hij mag blij zijn dat hij niet is bezweken en is doodgekalefaterd.
Dan toch: Ndu-Te-Mbe, hij heeft z'n winst gewonnen, hij is vechtwinnaar vandaag! Anhan, ik heb geoordeeld en gezegd tevens, anhan!
Obanyo, jíj dat, vuilbeest jo, jij wordt direct nu doodgemaakt! Vijand van je eigen volk! Mata-Mbanen, graaf een gat, zet hem erin met vastgebonden handen en voeten! Dan vlecht een mat rondom z'n nek en vul dat gat met vleesetende mieren! Dan mag hij toekijken hoe wij hier trouwfeest vieren!’
Dan is zo gezegd, dan is zo gedaan, mle-!
Terwijl de mieren Obanyo, die verraadzoon, wegvraten, over z'n hoofd krioelden, z'n gezicht met open vleesplekken, z'n schedel blootkwam en z'n wangen gaten toonden... sloeg feesttrom na de dank aan goden.
Dan Nduma, daar op de publieke plaats gewassen - eerst gewoon, dan ritueel gebaad - onder grootgrote lachpartij en smaakverhalen over Blinkspeer die niet z'n hefboomstand liet vieren, nam plaats in bilzetel aan zijn Umplu-Mbe's zij.
Dan kwam de zegening door Medicijnen, heleboel, heleboel, mlezer,
| |
| |
alle soort ook, voor de levenswegen. Dan kwam, nu avond viel, zachte muziek en drank en dans. De mythen ook, mneger, werden daar verteld, uit betere dagen aan de kraalstede.
Dan zo, kwamen de dansen, heel speciaal gedanst, voor 't paar dat stil nabij elkander zat en keek en hoorde. Terwijl hun stemmen zacht zich mengden in gesprekken, hun geuren ook, mlezer, zich verkenden aan elkaar, kwamen de dansenden onder gezongen kraalgebeden.
De dans kwam van de goden van de lucht-ooyy-ye! Hoog vlogen zij, daar in de ruimten. Hun dienaren waren de gieren, de arenden, of valken, zelfs kraaien; zij kregen vorm naargelang de stam of clan. De dansdans kwam der watergoden: de waterslangendans en de kaaimandans, de nijlpaarddans en de dans der watervogelpoten.
De dans, ooo-wéwéwé!, dans zo, dans kwam, dans der aarde-wezens; de dans van 't vier-getijden-wezen, de dans van de aardmoeder en aardvader; de dans der krijgergoden en de dans der geesten, alle soorten, die er zwerven, eee-lelelele!
De kom-dans kwam, de nader-nader-dans, van de bosgoden, de vooroudergoden. En verder alle goden die de mens ooit tot zijn schare nam.
A dada dumdum, dadududam!
Dan kwamen andere dansen, andere passen ook, met voeten; andere gebaren ook, met handen, andere houdingen en andere bewegingen. Het was met bukken, draaien, springen, kruipen, zelfs het bos inrennen of zich trachten te verminken: immuniteitsdans-ooy!
De dans van de geboorte met de maagden die dansten met een kikker of hagedis in bladeren opgerold tussen hun benen; de dans kwam, de paarpaar-dans, de dans van de liefde met de lichamen die zich vlechten, aaneen en in paring, zonder paring toch eender; de dans-ooyy, de dans ontblootte zich aan ogen, dans van de vruchtbaarheid met de man met de balzak die groot was als 'n termietennest, bengelend tussen zijn benen - respectvol, hnhnhnnn; dans-o-dadadans, dans kwam en dans verscheen: dans van het leven en dans van de dood, ooo-oho!, zij alle, met de offers die uiteen werden gereten en verbrand. Tot aan de afscheidsdansen die de mensen en hun welzijn scheidden van de godentoorn en het kwade lijden-eey!
Dan, mlezer, toen het feest z'n hoogtij had - stop, mbaya, stopstopstop! Hou halt! Maak halt!
| |
| |
Wat zou de koninginmoeder het bruidspaar geven? Ah! Nzi-Ng'ga laat de krijgers aanrukken. Het gekomen uur waarop zij nu voor eeuwig van haar dochter afscheid nam. Dan voor je dacht, werd het duidelijk voor kijkogen: een gevangen Portu-gees als feestvarken! Eén van BaPortu's zonen, gevangen en met hele trossen bananen dagenlang voor 'n feestmaal vetgemest. Nu zo, dan kwam hij goed van pas, hayi!
Hij huilt, als 'n kleinkind, ja, hij bidt ze, hij smeekt, hij...
‘Nee, alsjeblieft! Ik smeek jullie, laat me leven! Asjeblieft, o, bij Cristo no templo [uit naam van Jezus die de tempel schoonveegde]! Laat me leven, eet me nie op!
Ik heb geen enkele neger kwaad gedaan! Ik, ik ben slechts een slachtoffer van eigen Portu-machten, ik ben gedwongen vijand van BaNegro! Nee, nee, asjeblieft... ik ben een mens maar, homem povrem, die ook moet gehoorzamen aan meedogenloze leiders, ik...’
Hij krijgt een middel ingepropt. Met een stok wordt 't helemaal z'n keelgat ingeduwd, zo: syyyak! syyyak! syyyak!
Dan hij begint heel snel te braken en te poepen. Dan schoongemaakt, daarna nog een paar keer die behandeling bij Nzi-Ng'ga's openbare aanrecht van wat stokken.
Als hij nie snel leegloopt, wordt op z'n buik met stokken geslagen, zo: bidimbambambammm, plok-pwok!
Dan daarna worden hem de haren uitgetrokken, oogleden afgerukt nadat oogharen zijn geplukt. Andere haren aan zijn lichaam: dito. Z'n hoofdhaar dát?! Z'n hoofdhaar wordt nie weggeschoren! Is geplukt met bossen wordt 't geplukt, zo: wwrrt! wrrt! whhhraahh!! Tegen de tijd dat ze klaar zijn, is z'n schedel kaalleeg zonder één BaPortu-velletje.
Als hij gilt en gilt en gilt, breken ze hem z'n bek kapot, stoppen 't vol met droge kruidbladeren. Zo! Ze snijen uienringen uit z'n wangen, precies hoe je die sinaasappelschil laat hangen als je 'em pelt, voor de versiering van het komend maal.
Soooooo...!!! Dan dat is pas: introductie. Want direct zo, terwijl dat leven vroijk verder gaat, wordt meneertje - is Bantu wou hij rampeneren? Ooo... [nou dan]!! - levend uit zijn vel gepeld.
Dan als zijn huid is weggehaald en weggeschraapt, wordt onderwijl zijn bloed met grote liktong opgeslurpt, slu, sluu, sluuu... sssrrrpppttt...
| |
| |
Bloedslorpen, bloed dat direct opgelikt en opgedronken wordt, vers als het van zijn lichaam rent en lekt.
Dan wordt hij boven op een houtskoolvuur gezet, eerst aan een zware stok die in het dwarslang door zijn lichaam wordt gestoken, zo: dnyyengg! dzzyyt! dzzyyt! shébbéhkw!!
Al die tijd knettert brandvuur in 't Ta-Mba-hout, zo: tyétyeéttt... tyétt... tyétt!
Dan braadt hij en hij barbekot, mooibruin, mooi sappig en mooi mals aan alle kant, mlezer.
Dan, is nu pas zegt Nzi-Ng'ga: ‘Mooi! Is tijd nu! Ik heb buffelschijt aan wat ze van me zullen zeggen! Snij z'n lekkerste deel af, ik ga proeven!’
Wel, mlezer-ooyy, geloof je bladzij niet, maar weet: op een ebonyschaal van de schoonschoonste rondte, worden de ballen en de penis van de Portu-gees gebracht door een geschapen prachtknaap, ook met schitterrondte. Z'n hele schaamhaarstuk is afgesnejen, hij Portugese braadman, met malse dijvlees zo, eraan, en vetlekkende onderachterbil, één grote smullap. Met kraspeper [hete pepers] en met door BaPortu aangebrachte zout zo, wordt dat ding gewreven.
Aay-dang! Nzi-Ng'ga eet, ze eet, ze eet! Zij eet nyamnyam en smakt plétték! en lekkerlustigt pt'-whohh! met d'r tong aan mond! Anderen gaan direct meeëten.
Dijstukken, kuiten, schouderkarbonade, borstlap, bief, alles zo, wordt met smaak verorberd. De botten worden eerzaam afgekloven. Je denkt is grap? Mond heeft daar werk zolang hand goed levert. 't Smaakt naar meer zelfs, umu-ooyy!
Aay, ze eten hun Portu met wraak! Latermensen zouden bijna lopen zeggen: 'n revolutionaire eetpartij!
Maar dan... net hebben ze buik volgegeten... wat is dat?!
Een klein groepje van de BaPortu -van wáár??!! - doet een inval. Via de sluipwegen hun kameraden redden? Eh?!
Nzi-Ng'ga's mond valt open: ze kan nie geloven dat 't is zover. Sasa-sang, sang?! saaaaaanggg!!!
Drie BaPortu gijzelen het liefdespaar, terwijl gevecht begint met anderen. Dooien vallen, krijgers rennen, Nzi-Ng'ga zelf werpt een bijl zo: dyyémmm!! en doodt 'n Portu die haar juist wil grijpen om te gijzelen ook.
Híj had haar kunnen treffen, ware 't niet dat hij zijn afgrijzen ging
| |
| |
uiten met één grote schrikschreeuw, toen hij bij 't braaivlees naast Nzi-Ng'ga de restanten zag: paar stukken kleren... hoed en touwriem... de afgestroopte en afgeraspte ‘branco-huid’ der Portu die straks kraal versieren zou. 't Hoofd, nee... schedel waarvan hersens net zijn opgepeuzeld! BaPortu's langharen die aan plukjes hoofdhuid aan 'n dun liaantouwtje daar hingen, ten einde te worden bewaard als fetisj-ding...
Dan voor je had gedacht: één consternatie! De BaPortu vluchten met hun gijzelaren. Nduma, hij wordt meegesleurd. Umplu-Mbe eveneens, en nog 'n paar van Bantu-mensen. Vuur sticht daar brand en met gegil en consternatie, wuwuwuuuu...
BaPortu, achtervolgd door wildwoeste spoorzoekers onder de brandendhete leiding van Nzi-Ng'ga, koos met de krijgsgevangenen de sluippaden weer op, weg! weg! Enkel één hoofd gebleven, daar in het kamp, bleef kalm: dat doodshoofd van Obanyo, die verraderbeest! Kaalgevreten door de mieren en omringd door vliegen die de rook van het vuur nabij trotseerden, stak z'n doodskop op uit grond.
Maar ogen waren leeg en holte. Maar blik naar verten was met hem vergaan. Maar niemand was er die zich om hem kommerde. Hij was, als half-half zoon, nog vóór zijn ondergang door mens en mier vergeten.
‘Nduma-ho... Nduma!!’ Hoor daar de zieleschreeuw van heel Mata-Mba-land!
Kijk hem daar voortgeslagen worden en geschopt, opnieuw ontheemde!
|
|