| |
| |
| |
De Dag dat de Kongo-drums luidden
Nduma-hoy... samani kwenkwen-he!
Nduma-hey, mtaki, sani bari f' nekro noya!
Longo-boto do'o-oy, kaba sama de nain-oy!
Boot komt met mens over rivier-o!
Boot nadert over water aan bij Kongo!
Bij Ngua-Ngo z'n riviermond-ooyy!
Boot met de mens, de vaarmens-ooy!
Grootboot met mens, gevaarmens-ooy!
Neger-o, opschudding in de Mba-Nza-kralen!
Neger-o, opschudding daar in BaKongo-stad!
Eén dag, één dag, mneger-Bantu-ooy, luidden de drums! Drum met z'n kont op grond, drum schudt zo: gégéng bubun pwumbumbummm! Drum die je ziet? Drum die je hoort? Drum die is drum en niks anders? Drum met z'n klankvloed van kabalen uit de godenmond? Chn! Drum met z'n rateltalen, die schudt en schudt als in een woud van duizend mythe-dieren, welke van de goden spreken in hun rrrrrrrata-tata-tatataaa? Drum-o! Chn-chnnn!
Wel alle ratelstaarten aan de poort van Negerstede!
Wel alle fetisjen aan kraal, aan totem, of aan achterbos!
Wel alle goden, geesten, voorouders van mensen, dieren,
mensdieren of wat dan ook, verzamel!
Ne-ne-ne-neger-ooyy, verzamel u! Verzamel nu, verzamel!
Verzamel u, o talrijken, kinderen en buikkinders, verzamel!
Verzamel u, o krijgers, in de ruimteronding tussen al uw kralen!
Vergaar u met uw velen, volk, op de binnenplaats!
Als blad aan boom, verzamel u, u-u!
| |
| |
Als de bananen aan de bananetros, verza-, verzamel nú, mneger!
Volk van talrijk-talrijken, verzamel u! Verzamel-ooy!
Vanuit het veld, vanaf het bos, van steppe af, baya, kom-kom!
Kom hier, kom nader, nader naderbij-ooyy, mmmmmmmmm!
Als kudde rondom 't leidzaam dier, verzamel-eeyy, verzamel!
BaNeger, BaNtu-baaa, verzamel en verza-, verzamel!
Snelsnel en gauwsnel uit uw kraal en nader! BaKongo-BaNtu,
kom naar hier waar onze dorpoudsten staan in hun vergadering!
Rondom de koning zijn zij bilgezeten!
mNeger, sta met je eerbiedigheid, verzamel!
Dan geef hen stilten aan hun luisteroren, syu-syu-syu!
Want er is groot bericht van zeewateren af gekomen!
Vergaderuur is afgeschreeuwd en afgeroepen nu!
Fwwwuuuu-fwu-fwu-fwu! Fwuhh!!
Dan hoor hoe drum daar tekeergaat in de vorm van tamtamgebeuren:
a pupupum ka dada dumdum!
pumpumpum undudu nki pkwe di-da dumdum!
a pumpum pumpapapum ka dadada dum,
tritritri tritri kwénw byunyyy!!
O, de heilige tamtams! Zware stamboomtamtam-drums, zij sloegen, diepsloegen, ratelden, huidtaalden, boodschapten, boomstamden, sloegen, sloegdroegen de klanken over mijlen en afstanden, over de landen, de wateren, de moerassen, de velden, de dorpen, de poortpoorten van negerland, de kraalketens, over de leefruimten van geesten, van negers, van slang en van luipaard, ooo, van alles wat er leefde in min of onmin met de woekerende woestheid der naturen, ooo!
Drums, aay-e, a tatata tatatata-tamtam, met de klankbuik vol schudding, en met de dansende jongbuffelhuid of antilopebast! Drum met de vezels der lianen bespannen tot de houten huidhoudende toontrappendrager van de goden-o!
| |
| |
D-d-d-drumdrum of t-t-t-tamtam, o, ratelzaam, ratelzaam, in het
opperste gedruis van de rumoeren aan de mensenziel!
Drumtamtams en tamtamdrums zegdenzegden met de taal der geesten
in gebaarde klank & over afstand-ooy, dat er een vreemde boot
gekomen was, hoor drum! Hoor drum waarop de handen kijfdansen
om het zuiverst vibrerende godenwoord!
Drum en tamtam, met de dansende tonen over de toppen der bosbomen-eey, BaKongo!
Drum van de boodschap in de rondte van de luchten, waarin de
winden klankstampen aan mensenoor, als hoeven van de kudde der
Drum schudde grond, drum konkelde, drum drumde!
Dudududun: drum danste met geluiden van BaKongo's eeuwen!
Drum negerde daar met de BaNtu-spraken!
Drum? Drum tamtamde en drum zegde met berichten-ooyy,
hohohoor met 't oor van de ontleding!
Drum klankte boodschap in de sla-codering van de hand op bast!
Dan drum? Drum taalsloeg dat een reuzenboot gekomen was!
Wel mBantu, wáár dang? Wáár dang? Waar, owaar, owaar?
Baboot... boot groot... pudumpwapwa...
bo-boot, boot zo grootboot, pudumpwa...
dat boot z'n buik 'n hele stam kan opslokken! Ah?!
Boot groot als kraaldorp zeg ik je, zegt dru-drum!
Boot loopt niet over land! Boot loopt over water!
Boot heeft 'n hoge ding boven boots hoofd!
Boot vol met nooitgeziene soort van Bantu [mensen]!
Dan vreemde Bantu heeft 'n wonderwapen!
Dus grote boot gekomen, zegt ons boodschapsdrum.
Dan boot over gevloeide water nader-nader. Eeeeeee! Iye!!
Wel alle goden hier aan de BaKongo kraal! Wat gaat ons gebeuren?
Wie gaat hier komen? Welke stam heeft boot als kraal op water dan?
| |
| |
...stil! ...dood je woorden! ...neem je oor en zet 't, luister dan! ...laat die geluid daar met je praten! ...want drum z'n taalkabaal zegt zoveel dinges meer!
Hoor boodschap samen met gestorven Afrikaanse oren!
Hoor boodschap met de oren van de mKongo's-kustbewoners!
Hoor boodschap met je Mba-Nza-oren!
Stil, hoor geluid hierzo in Ngo-Ngo-land:
...tutu-tumtum tutum ...talrijke wateren, talrijke kreken zo!
Grootgrote monding van Nguango [Kongo-rivier].
Luangu-winti: Kongo-geest, schreeuwt aan de monding van ons wezen!
Kokoko... aah... ooowwwowwuuaaa... pupuwa-tum tatamtammm...
Hoor daar de Drum-god, schuilzaam in drums wezen-ooy-baaa:
Pupumpumpum... bij kreken, meren en moerassen!
Bij dat groenzwampige oeverwater van de moederzee, oy-baaa!
Daarzo, waar land eindigt met strand en krab! Pupumpum...!
Boot met een vreemde volk is gekomen, eee-ye-ye-yeee...
Volk zo, met lange haren en rooie gezichten: ba... ba...
'n heleboel van ze! Pupum! pupumpum! pupumpumpum...
bootbuik is vol met ze! Ze zeggen, nieuwboot is:
Nào do Portugal [schip uit Portugal]!
Heten ze zelf ook zo dan? Portu-wat? Nooit met oor over Portu-gal
ge-óórd!
Wacht! Geef ons de stilte, neem zelf je onrust, luister:
aaa...pupu-pumpum... k'kwa!!
Geest die bevliegt! Orakelgeest! Zeg ons, zegzeg ons, vlugvlug! Zijn ze ook mensen, Bantu, zoals wij?
Hebben ze ook dezelfde hoofdharen, dezelfde gezichten? Dezelfde goden ook, in grote boot uit Portu-land? Dragen ze speren? Dragen ze schilden? Brengen ze vrouwen, krijgers, kinderen? Zijn ze een soort van zeebootapen? Zijn ze een soort van watergoden? E-e-
| |
| |
e-e-e'e!! En vooral: hoe dan, is die wonderwapen van ze? Ahn?!
Ze komen - drum tamtamt en drum zegt ons zo -
uit naam van één god en het is de de ene ware! Eh?
Ze komen uit de naam der god der vrede... pupumpump...
‘Maar wat is vrede voor ze dan? Geen oorlog dus met ons hier in Ngo-Ngo-land? W-w-w-werkelijk? Hny? Moeten we dat geloven, mneger-Kongo-Bantu, baaa-ooyy? Moeten we 't werkelijk geloven? Of moeten we 't vragen aan orakelgoden? Want altijd was een vreemde komst van vreemdeling: oorlog! Oorlog en stamuitroeiing, weghalen van kinderen, vrouwen, stamzonen! Oorlog en plundering! Oorlog en moord!
Misschien is het een val, laten we oppassen, Ngo-mensen-eey!’
Pupupumpummm... BaPortu heeft ook wonderwapen...
‘Wonderwapen... wonderwonderwapen, no? Een wapen dat geen pijl of speer laat vliegen, maar dat je doodmaakt met 'n wonderkruid die maakt zo: pyufff! Maar rateldrum zegt:’
pupum pupupwampwam... vrede, vrede, handelsvrede...
‘Dan is het goed! Maar toch, BaKongo-lieden, wat zullen we doen? Ze zijn gekomen-gevaren over water. We kunnen ze weer wegjagen als zeedieren. We kunnen ook proberen ze te ontvangen. Hoe heten ze weer? Portu-Bantu's? Mensen uit Portu-gal, hun land, 'n land op zee? Hnnn?!
Wel, nooit heeft negeroor gehoord van deze land. Dan is 't ver-land, misschien Ander-land. Mmm?!
Dan stellen we voor - iya! iya! - dat we ze hier in Mba-Nza-stad ontvangen. En dat we kijken wat ze doen en hoe ze zijn en hoe ze zichzelf Portu-gedragen. En dan... misschien kunnen we van ze rijker worden. Machtiger ook, machtiger dan de nabuurstammen! Anhan: jawel! jazeker!
Die Portu met hun Gezen-gezicht daar in aankomst? Ze zijn de kans op nog meer heersende positie van ons hier, de BaKoningsstam. Als ik die wonderwapen van ze snel kan krijgen...
| |
| |
Maar wacht... hou smoel! Maak stilte vrij voor oor, zoals je 'n bospad vrijmaakt fo de jachtbuiten! Wacht-luister!
Hoor, hoor en luister-hoor met ál je oor aan je:’
...pupu pumpum... ooyye... uuuwwwpupum...
BaPortu delen z'n geschenken uit aan kustkrijgers!
BaPortu geven vis, BaPortu geven zout, eee-hooo...!
BaPortu laten-laten krijger vinho [wijn] drinken...!
‘Hnnn?! Dan zijn die Portu-Portu rijke Bantu! Als ze een boot hebben, zijn ze al rijk! Als ze een boot zo groot als dorp hebben zijn ze dorp-rijk! En als ze zout geven en vis, en vinho - vinho? hn? - dan zijn ze rijker dan de zee, mneger! Want zee geeft vis alleen en al wat zee meer geeft, is vissersellende! Wacht...’
tatatamtam... tata tatan nkwumkwum...
BaPortu laten mooie dinges zien voor aan je lijf...
BaPortu willen vreedzaam handel drijven met BaBantu...
‘Hnnn! Handel met uitruilen van dinges? Wat fo handel? Kostbaarheden ruilen? Blinkende dinges ruilen? IJzerpotdinges [ijzeren potten en pannen]? IJzer-kapdinges [ijzeren ploegen, houwelen etcetera]? En zout ook, uit een drum die vat heet? Hhhnnnyy!! Gevlochten dinges [weefstoffen] die je aan je bast kan zetten [kleding]? Hhhh h-h hhhyyy...!
Ik ben nieuwsgierig als een boskraai, zeg ik je! Me voeten kietelen me om bij boot te gaan! Maar wacht...’
tata... tatam pumpudum... aaa... tututamtam...
BaPortu stellen niet geen eisen... BaPortu...
‘Geweldig no? Fantastisch! Eindelijk geen vijanden maar vrienden! Ze brengen voor ons zelfs wonderwapen! Eeeh?! Vriendvrienden uit een BaPortu-land, ooooyy-ye! Echte echte Portu-Bantu-mensen uit den vreemde. Mensen, geen dag uit onze zwartnegergeschiedenis heeft ooit zoiets gezien met ogen! Vandaag is nieuwe tijdperk voor Ngo-Ngo-land!’
Dan, hardop en op beide benen staand geroepen vanuit leiderbaaspositie:
| |
| |
‘BaKongo-negers van Mba-Nza!
A zazaza zazaza kwebekutu baaa-o!
Gedrumd, gedrumd, gedrumd... vernomen!
Gehoord, gehoord, gehoord... vergaderd!
Geboodschapt, ge-vergaderd en
geconcludeerd met wijsheid aan dit mensenhoofd!
jullie allen hebben goedgoed oorgehoord!
Kraal hier, kan ook d'rvan getuigen,
Wij die de taal van onze vaderen verstaan,
we weten goed: er zijn heel vreemde gasten aanbeland,
boot is gekomen, visser heeft gezegd aan dorp,
dorp heeft gedrumtaald aan onse oor!
Weldan, we zullen ogen nemen en gaan kijken.
Aay-leklele! Feit zij zo!’
Dan even later in je spoedvergadering de vraag: ‘Fo waarom méér zijn ze gekomen? Handel alleen kan nie genoeg zijn. W'hebbe toch niks gevraagd aan die BaPortu? W'heeft ze geroepen? Duivelse demon? Misschien komen ze met een boot vol boze geesten, wuhwuh-wuuuhh! Dan heeft drum als kwaaie droom aan hoofd gesproken!’
Geen antwoord daar, maar nieuwe drum met informatie komt aanklanken:
pupupumpum... tamtam! uuuyy... tatatammm...
‘Wat-wat? Gekomen-varen: alleen mannen? Vrouwen niet gekomen-varen? Kinderen niet ook niet, uit de BaPortu-land? Hn?!
Bootmannen enkel? Bootman met bootman met bootman samen? Uit die BaPortu-land met naam van Portu-gal? Dan wat is Portu-gal? Drum met het antwoord, vraag ze, vraag ze, mbaya, vraag, vraag, vraag, snelsnel! Me borst hier brandt me met nieuwsgierigheid, me
| |
| |
oor bijt me, om 't snel te weten! Is Portu-gal 'n kralendorp zoals hier? Met bos en wilde varken en met Portu-Bantu die daar wonen? Met Portu-buffel ook en Portu-olifant? Hyn?’
‘Nee... é-é-éng! Wacht, neem je oor en hoor opnieuw, hohohoor dat bericht op drum, heyyy-hóór:’
a tata-tamtam... pumpu-pumpu... één grote plaats... duizendmaal Mba-Nza-stad!
één Portu-land... grootgroot, met een BaKoning-opperhoofd...
Pupupumpum-papwadu-pwadubwabwa ndamba kò!
‘Wa-wa-wwwat?! Heet die opperhoofd van ze BaMajesteit? Hoe heet hij dang van clan-naam? En die kerkopperhoofd.? Draagt hij ook bamboe-rok? Hynnn?!
kuduka tatam-tatatammm-wa...
‘Heb je gehoord, mKo-Ngo-Ba-Ntu [mijne Kongo-Bantu's]? Heb je die ding met oor aan zijhoofd van je lichaam zelfzelf gehoord? Ge-oord?!
Dan medicijnman van ze heet: n'pausu! Wacht! Wacht even hoor... en geef de tijd z'n tijd! En breek je hoofd met denken! Chn-chmchkg!’
Dan even later, iemand zo, ge-ondervraagd:
‘Onder-onderhoofd Bibinyamba-ooyy! Jij komt uit verre land, waar veel bananen zijn van andere soort dan onze hier. We hebben jou als slaaf gevangen ooit, en jij bent met een dochter van deze stam gehuwd. Al was je slaaf van ons, BaKongo, je hebt als Bantu-gelijke ook het recht om met een dochter van de stam te huwen en dan vrij te zijn. Dus nu je Vrijman Bibiyamba bent...
Help ons zonder ongenoegen, zonder één kunu [de geest der wrake] op je Bantu-hart!
Bij de Ki-ntu [bestaanskrachten] van onze goden! W'hebbe je nodig nu, vertel ons: je weet meer van die volkenmensen uit de richting die ze 't noorden noemen. Want jij, Bibiyamba, je vader was een visserman. Hij liep met boot ook, op zeewater. Dus misschien heb je in vroegerjaartijd al van Portu iets gehoord, Portu van die BaPortuland, die de naam van Portu-gal heeft, iya no? Chmmm? Eeeeehh?!’ Dan nu komt antwoord van 't gevraagde:
| |
| |
‘Maar [ik] Bibiyamba weet allenig dit: “BaPortu is gefáárlijk man. BaPortu is bij andere volkeren gekomen, andere stamstammen van BaBantu, daarzo, noordelijk aan westkust van NeNeger-land.
Maar Bibiyamba weet niet veel meer, niet, dan dat 't is allemaal verkeerd gegaan. Dan Bibiyamba weet alleen: BaPortu heeft grootgroot fort gebouwd, met steen, met poort, met schietkanon, met veel soldaat-soldaat en met geweer-ooy! Fort met die naam: São Jorge da Minha [Fort Elmina aan de Kaapkust].”
Is geen leugen zegt Bibiyamba! Gehóórd van een Mandinka-Bantu: BaPortu heeft ook ander fort, fort naam is Axìm [noordelijker gelegen].
Bibiyamba-vader heeft vroeger gehoord met luisteroor: “BaNegro moet wegvluchten, snel, op antilopevoet! Want BaPortu steelt z'n dinges en maakt geld met 't: dobras [muntwaarde, Braziliaans] goud en zilver en ivoor! Dan BaPortu neemt ook Bantu-mensen weg naar fort waar BaPortu Bantu-mensen opsluiten met kwellen. Wie niet wil Bantu-meegaan... BaPortu schiet met wonderwapen lichaam van 'em dood, zo: ppyunnnyy!”
BaBantu-mensen, zij zo? Nooitmeer terugkomen! BaBantu-dorp kapotgemaakt door BaBaPortu... zoveel dorp is leegleeg, dorp is gebrand met vlam! Mamba-slang kan komen wonen, kaaiman kan komen wonen, mier en houtluis woont al lang zo, daar! BaPortu is vernietiging voor mBaBantu!’
Nu wordt het opperhoofd van Mba-Nza-stad [later, onder de Portugezen de hoofdstad: São Salvador] heel kwaad: ‘Wat? Wat fo nonsenserij zegt deze ex-slaaf dan? Die BaPortu hebben toch zelfzelf aan de tamtam gezegd: zij komen varen en zij komen hier voor vrede? En dat ze handel komen drijven? Nu zegt hij dat ze goud roven en mensen? En dat ze ons, BaKongo, in hun forten zullen stoppen? En dat de dorpen van BaNegro worden platgebrand, beroofd, vernietigd? Hhhmmm??!!
Heeft hij een boze geest op 'em misschien? Wil hij wraak nemen, omdat hij is slaaf geweest voor ons-hier-negers, no? Voor deze Kongo-stam hier aan de kust in Mbanza-stad? Hyn?!’
Dan even later zo: ‘Vuile bedrieger! Jokkenaar jo! Wie rooft en plundert, komt snachts sluipen! Wie handel drijft, komt overdag! Die BaPortu-mannen geven ons geschenken buitendien! Dan hoe kunnen ze tegelijk roven en plunderen? Je liegt! Je bent bezeten door 'n
| |
| |
boze geest die buitendien mijn plannen wil doorkruisen! Je wil dat wonderwapen zelf zeker no? Om te ontvluchten, want je stam ben je nog nie vergeten! Aaahahaha! eeehehehe! mmm!
Ik, Opperhoofd-Mani, BaKoning-opperhoofd van de BaKongo! Ik beveel: krijgers, ruk Bibiyamba z'n joktong uit z'n mond, werp 't fo die wilde varkens daarzo in die kooi-omheining! Dan zweep z'n lichaam met gedoornige liaan voor 'em, totdat hij heeft geen roodbloed meer in vlees van 'em! Dan werp 'em voor boshonden en gieren! We gaan die lieggeest uit dit jokdemonbeest drijven! Umbu... nyah!’
Maar dan, in de rijen van de kraaloudsten ontstaat beroering.
De onder-opperhoofden, vrouwen, mannen ook, zij gaan rumoeren, zij gaan troebelen, ze gaan protesten:
‘Kekekekeke... mmmmmmmmmmmmbaaa-ooo, ubwu-ubwu!’
De onder-onderopperhoofden en vrouw-hoofdessen roeren zich alom.
Hun mening telt óók toch:
‘Kekekekeke... nnn-wat is dat? Eh?! Kan dat dan? Mmm-Ngo!’
De hoogste familie-clan begint te oproeren als 'n onweer daarzo:
‘Kan niet zomaar, kan niet zomaar, eerst consultatie, uhn!!’
De onder-hoogste familie-clan moet ook z'n steentje bijzeggen... eh, bijdragen en maakt kabalen:
‘Nee-nee-nee-nee-nee, eerst godenconsultatie!’
De bovenste-laagste stam-clan wil ook 't eitje kwijt en confreertconfreert, koppen gebundeld, dan conclusie:
‘Medicijnvrouw roepen, aa-uu-baaa!’
De onder-boven-laagste stamgroep wil ook inbreng geven:
‘Ja-ja-ja-ja-ja, Bibiyamba heeft jokgeest-met-leugen! Eh?! Anhan!’
De laagste-onderstam-familie gaat ten slotte zegbeurt vullen:
‘Waarheid? Ja! Jokgeest? Nee! Ja-nee! Ja-nee! Zoek uit!’
Even een twijfelsituatie. Medicijnvrouw prepareert al. Bibiyamba is gevangen al, tong wordt hem uit z'n mond gerukt! Tong ligt op grond, tong práát, maar dan met ouwe Kongo-Bantu z'n geheimtaal als bij oudvergane rituelen. ‘Eeeeeehh! Wat is dat? Wat is dat? Sang - sang - sang- saaanggg!!’
Alleen die medicijnvrouw, N'na Tankwu-Bung'nga kan verstaan. Wat zegt tong dang? Tong wordt op houten schaal gezet, tong wordt naar kraal van de magie gebracht. Ze willen zelfs Bibiyamba
| |
| |
z'n hoofd afsnijen, maar het opperhoofd, de Mani-Kongo, opperhoofd en koningman, Mba-Nza-Ngo-Mani, hij wil niet, nog geen mensenoffer voor BaPortu - wacht!
Maar dan, ineens zo, komt BaKongo-boodschapsdrum alweer met nieuw bericht aan oren. Wat zegt drum meer? Ah! Hoor dang, luister dang, hoor-luister:
...pupupum pumpum... tata tamtamtam...
die stamhoofd van hun grote grote boot, pupumtammm...
is Diego Cão heet hij, hij-heet! Einde t'tam-bericht, pum!!
Dan commentaar bastert in dorp los:
‘Di-jee-go? Nooitnooit gehoord deze naam uit Bantu-mond! Weet drum zeker dat 't niet is: Mdi-e-Ngo? Of Nti-yeNgo? Dat is pas echte Bantu-naam! Maar wacht... zet je hand bij oor:’
...pupupumpum ...BaPortu zeggen, ooohohooo...
BaKongo hier zijn zwart & negro... pum!
‘Wij zwart? Hny?! BaKongo, zeggen jullie me: wat is zwart en negro? Eeeeehhh? Is BaBantu hierzo negrozwart dang? Ik had nooit geweten: wij zijn negrozwart-ooy! Oho! Ik had altijd gedacht: wij zien uit als mensen, verder niks. Ineens hebben we “kleur”!
Maar dan welke kleur - kleur? Lichaam-kleur en bast-kleur [huidkleur]? hmmm? Welke “kleur” heeft BaPortu zelf dang? Hoor, hohohoor:’
...pupup mpu pmu ...BaPortu zij zijn branco!
[De Portugees is blank!] Ooo... pupupumpummm!
Branco zijn: huidkleur zonder Bantu-kleur!
Dan komt alras groot commentaar aan kraalstad negerende daar en ginds in Mba-Nza:
‘Branco? Branco van lichaam hebben handelswaarde? Branco van huidkleur zijn bootbeter? Branco zijn méér beter dan hierzo-negro? Branco zijn meer Bantu dan negro-Bantu? Hmmmmmmmmm?! Mh!!’
‘Weet je wat? Laat antwoorddrum vragen aan verteldrum, of BaPor- | |
| |
tu ook branco wil verkopen aan ons negro!’
‘Is góed idee! Is meer dan goed, is góedgóed idee!’
En tussendoor: ‘Hmmm-baaa?
BaPortu komen ver uit vreemde land.
Met vreemde boot, Po-po-portu boot.
BaPortu zijn 'n vreemde Bantu-mens met vreemde naam.
BaPortu heten N'Diego-São van BaPortu-gal!
Dan, is vreemde taal praat hij, praat hij? Hmmm?!
BaPortu rood zijn op BaPortu-brancohuid [zongebrand]
en BaPortu hebben haren geen, als BaKongo-wij op hoofd,
maar ander haar, BaPortu-haar, net wildebuffel-haar.
Dan: is BaPortu zeker 'n soort rooie Bantu!
Aay-baaa... hoy! mBaPortu is 'n Roodhuid-branco!
BaPortu-Bantu komen ver uit Portu-Ngo-Ngo-land!
Uit Portu-BaNtu-land! Eeeyyyhh!!’
Groot lachen daar, onder de negers: ‘Kwééé!!’ Verwondering alom, en pret ook, om die ‘Portu-BaNtu’. Die wilde roodhuid-blanke, met z'n geroep van: ‘jullie zijn zwartnegers’! Hoe zwart? O, in rivier z'n stroomwater gekeken. Want neger had nooit niet geweten: BaBaNtu zijn ‘diep-negerzwart’! Aay, zwartzwart, dank zij mBaPortu! Hij heeft ze nu al kleurbewust gemaakt! Kwééé-kwéékwé!!
Wel, mBantu, kraalleven compleet veranderd! Dan nu zo, opdracht aan de drummannen gegeven weer:
‘Speel! Speel, dan vráág met antwoorddrum, hoeveel paar ze zijn daar. Hoe groot is boot? Groter dan langboot van ons op Guangorivier, no? Hoeveel keer groter - wacht, antwoord zegt... pumpudumpumpummm... meer dan tien keer groot als Guangu-langboot?
Bij de goden van Ngo-land! Ik, BaKoning-opperhoofd, ik Mani stazeg je: maak korjaal klaar! Maak die boombast, die jouw vaarkorjaal & langboot is, klaarklaar! Roeiers, je gaat je ‘zwart’ bast straks laten roeien met een nooitgeziene peddelspoed! Pagaai! Pagaai! Pagaai je korjaal met krijger, schild met assegaai! We gaan 'n oog daar gooien, aay, we zullen kijken daar! Want 'n ding is gekome-gekome! Geweldige dinges aan Guangu-rivier z'n mond! We hebben veel dinges
| |
| |
gezien, maar nooit niet deze, umtohkg-abwa-abwa!!’
Drum slaat z'n bootschap verder aan; dat is dan boodschapsdrum van ver weg zo, tatata tamtamtam...
Drum-met-het-antwoord slaat z'n antwoord van hier af, in Mba-Nza-stad, terug, om te vertellen, dat we eraan komen, om ze te zien. Heel de Mani en z'n gevolg komen dalek om die grote Portu-boot te bootkijken.
Dan volgt order aan de boodschapsdrummer van Mba-Nza-stad, de hoofddrummer, met z'n blinde o'n magere giraffe-lichaam, z'n sprietvingers, waaraan een heleboel knobbelknobbels, wrattenwratten, drummer, drumdrummer, tatatata... tamtamspeler, die vanuit licht aan ziel met goden spreekt. Hij die de mannaam draagt van Kubungu.
‘Weldan, Vrie-vriend Kubungu! Man met spreekhanden en blindogen die daarom juist goden aanschouwen-ooyy, ne-ne-ne-ne-neger-Kongoman! Jij met je tegendrum, tegentamtam!
Zeg met je hand aan drum, en tegendrum, zeg met je boodschapshuid, zegzeg ze, zeg ze weer terug, die mensen aan rivier z'n mond waar Portu-Portu is gekomen, dat we eraan komen met haastboot, wij zo, wij BaKongo-koning, wij Mani en Ngo-Ngo-koning, Mba-Nza-vorst en onderkoningen, ooo... en onder-onderkoningen, ohoooy... en onderonder-onderkoningen, eeeyeye... en opperhoofden, ooo-oo... onder-opperhoofden, wij allen-allen gaan daar Ngo-Ngo-komen.
Ik, Mani-Guangu-baaa, met mijn gevolg en mijn volk hier in Mba-Nza-plaats! We naderen in onze geest al, met ál onze magie-krachten, onze bootdrummers, onze spieders, onze roeiers, onze krijgers, onze wijsheidsouden, aay-aay, onze jongborsten met speren, schilden, kalebassen... maar ook fruiten, nyamsen, huiden en vele vele ivoren tanden, maar ook zilver en ook goud-oooy-ye! Boten vol, bootboten vol... BaKongo-boten vol van alles... - vrouwen ook, m'tamtammer... die eigenhandig door de Bantu-goden zijn geschapen, met borsten die zo grootgroot zijn als oerwoud-grootnoten, en billen die kunnen schuddansen vol trildampige lekkemarij - e- e- e, die de liefdeshaan tot waanzin kunnen brengen!! Fwuh!’
Dan even later de Mani alweer, in opperste overweging, want hij weet dat die ontmoeting met de Portu-landers de geschiedloop van zijn rijk-aan-zee veranderen kan, nee, veranderen gaat:
‘Bwuh bwuh bwuh! A bwubu bungabunga bwabwa! Lelelelelele, ntah!
| |
| |
Als deze Portu-Portu hier geen oorlog op ons zijn komen maken, is het goed. Goden-ooy, dan brengen jullie een goeie dag voor de BaKongo-kraal van Mba-Nza!’
Het volk daarzo juicht al, met grootgrote roepsmoel: ‘A lelelele! Ah!’
Dan weer de Mani: ‘Maar voor de zekerheid: vechtmannen, komen jullie mee met extra! Extra magie vol preparasie! Extra veel amulet! Extra veel Medicijn! Ama-totem, ma-totem, eer zij jullie, goden-ooyy, hier: jullie krijgen offers! Om ons in de rug te dekken met jullie godenkracht, ahe-ahe!
Stam-ouden, jullie ook, me ba! Vergeten jullie jullie magie-dinges niet!! Want jullie zullen, oog in oog met Portu, ouwe vaderwijsheid moeten raadplegen misschien.
Dan medicijnman, jullie gaan hun geesten fo me lezen. Want velen hebben al gezegd, ze komen fo goeie dinges, maar ze vallen aan als je nie oplet! Vertrouw ze, maar vertrouw ze niet! Zoals de ouden zeggen-ooyy: hand komt, hand sluit z'n vriendschap, maar hand gaat, hand sluit z'n vijandschap! Je kan dus nooit op mensen rekenen, behalve op wat je zelf doet. Als ze goed zijn, doen we ze geen kwaad, als ze slecht zijn... we vernietigen ze!
En vertrouw die boot niet waarvan drum gezegd heeft dat 't zo groot is als meer dan tien kralen! Als boot-met-buik uit Portu-Bantu-land geheime dinges voor ons oog hierzo verbergt... ziekte... oorlog... dood... precies hoe de kalebas van een kwaaie wisiman, een behekser, z'n kwaaie magie verbergt, dan... ch-chn! We zullen gruweldadig wraaknemen op BaPortu! Maar voor nunu: BaKongo-volk, is gáán gaan we nu gaan!’
Pammmmmmmmm... plotsklaps rent de hogepriesteres N'na Tankwu-Bung'nga uit de kraal van de magie-magie tevoorschijn. Net hoe de Mani weg wil gaan... ze krijgt één heftige geest op d'r, begint te dansen en te dansen. D'r lichaam schudt, d'r lichaam schokt. D'r lichaam wil nie stilblijven; heel Mba-Nza-dorp thans in consternatie.
‘Wat gebeurt? Wat gebeurt? Ba-Ba-BaKongo, wat gebeurt hier-ooyy, ne-ne-ne-negermensen? Ehyyy??!’
Die geest van Bibiyamba's dooie vader is haar in 't hoofd gevlogen. Hij opent mond, hij spreekt, hij zegt, terwijl N'na Tankwu-Bung'nga schuimbekt en een andere persoon, een priesterman uit Ngo-leme
| |
| |
uitlegt, man die duizend talen weet:
‘Eh! Mani-u, ga niet! Ga niet, mBaKoning! Die BaPortu zijn verraders, moordenaren! Ze lokken je met hun wonderwapen! Dan vernietigen ze je met datzelfde wapen! Meer wapens zelfs: z'hebben een wapen dat ze bijbel noemen, bijbel van kristendom-wapen! Ze gaan Mani-u lokken met allerlei dinges; eer, titels, geweldige versiering op u-Mani borst die ze medaljes noemen; en met doop en kristendomnaam van Alfonso de Eerste, Zwartkoning-Kristenvorst van Kongo-Angola!
Ik, Fante-geest en Kommani-Fetu buitendien, ik zeg - en luister met Mani-oren, de uwe, vol van adeldragendheid:
Ik zie een schip komen, ik zie mannen met baarden, langlange speren die ze lansen noemen, wonderwapens met iets dat kruyt heet, lange haren! Gezichten ook, die door de zon op zee zijn roodgebrand. Ze hebben handelswaren, alle soorten ijzerdinges, zout en vis en wijnen die een hoofd kan dronken maken. Dan komen ze en maken vriendschap-ooyy. Maar dan, maar dan, maar dan...!
Ehhh-lelelele... maar dan! Oorlog en plundering volgt, en mensenroof! Opstokerij en tweedracht! BaBantu wordt vernietigd! Wowo-woi-woi-woi: wee de Ngo-Ngo-kraal! Wee Ngo-Ngo-land! Wee allen uit de buik van Bantu-Bantu!’
Maar BaKoning wraakt. Hij wil nie luisteren. Maar BaKoning ziet zijn plan op machtsuitbreiding voor de tweede keer doorkruist. Maar BaKoning, hij, Mani-Mani, BaKongo-vorst ook, Ngo-Ngo-koning! BaKoning wil zijn plan doorzetten.
Maar dan, BaKongo-Mani, hij, hij wil dat wonderwapen! Om al die andere Bantu-Bantu van de hem omringende grootstammen te verslaan, hoe ook hun naam of Ngo-Ngo-faam mag heten!
‘Hoor hierzo’, schreeuwt Hij-BaKoning luid.
Voor ik je zeg, raast hij al lang: ‘Slaaf blijft een slaaf! Wie vraagt de geest van een slavenkind z'n vader om te spreken? N'na Tankwu-Bung'nga, krijg je zelf [kom tot jezelf]! Die liegbeest Bibiyamba heeft een liegvader! Een liegvarken is hij, uit... uit lieggeslacht en liegstam ook! Die Bantu-liegbeesten uit wat ze in 't noorden Fetuland noemen! Ze zijn jaloers! Ze willen niet dat wij een handelsvrede sluiten met BaPortu. Want anders zijn we groot en machtig. Want anders gaan we helemaal daar komen ooit. Om ze te onderwerpen, ze te bazen.
| |
| |
Volk van Mijn BaKongo-land: antwoord me dang: sins wanneer zijn die omringende stammen ons goed gezind? Hebben ze nie altijd geprobeerd ons rijk kapot te maken? met vrouwen stelen uit het veld? met yams weghalen en bananen kapen? met vee van ons wegvoeren en met krijgers doden? Hny?!
Is nie fo niets hebben we oorlogsgeesten die ons leiden.
Nteke valt aan, we overwinnen Nteke. Mpundu valt aan, we verslaan ze, maken ze tot slaven. Mbundu valt aan, we attaqueren ze terug, drijven ze zuidwaarts waarvandaan ze komen bij Ndo-Ngo [Ndongo], het Zuidenrijk! Yaka-Yaka [de Yaga] valt aan in 't oosten, we drijven 'm voorlopig ver oostwaarts terug. Alle soort stammen vallen aan uit alle soort van richtingen. Zelfs die andere rijken die ons hier in Ngo-Ngo-land omringen: we houden ze onder de Nko-Ngoduim. Zelfs dat rijk van Nzi-Ng'ga Mve-Mba van de Mata-Mba-nen [Matamba-volken], koningin-zij, ze valt aan!
Van de Bu-Sho-Ngo, de Kara-Nga of Kata-Nga, tot de Ova-Mbo en Here-Rho! Allemaal hebben diezelfde bastkleur zoals wij, allemaal Bantu-kinderen, maar nimmer één geworden. Want allemaal willen ze overheersen. Dan nu ik machtig ben, ik, Mani-machtige en Heersheerser over het gebied tussen de Gua-ngo-rivier en de Kwi-luwaterloop [Kongo- en Kwilu-rivier], ik, Goddelijke Mani-man van Ba-BaKongo, Koning-Ko-Mani-ooyy!
Ik zweer: ik zal mijn kans niet laten gaan een rijk te stichten, met BaPortu als bondgenoot desnoods, die machtig is... machtiger... machtiger dan de machtigste Ba-BaBa.... Ba-Ba-Ba-Ntu-stam!’
In zijn emotie krijgt hij ook bevlieging. Terugdeinsen van mensen, ogen loerloeren daar met groot ontzag.
Maar dan... maar dan... maar dan... maar dan...!
Maar dan, uit de kraal van de geheiligde Magie, met het Opper-Medicijn en 't Stamgeheim der Kongo-vaderen, komt de gebonden Bibiyamba aanrollen. Handen gebonden, voeten gebonden. Hij was daar vastgebonden, hoe kan hij...
Hij rolt, hij tolt, hij draait! Hij rilt-rilt-rilt, titititititi... de grote Godgeest van Mba-Nza-stad heeft hem bevangen! Hoor hem: ondanks z'n uitgerukte tong... hij spréékt!
‘Ki-kinderen van de BaBaNtu-buik!’ zegt hij in de geheimste taal van Ngo-Ngo-land, taal die hij nooit heeft kunnen horen, laat staan leren zo, ‘Er is een groot verdriet op komst! Ik zie hoe duizenden van
| |
| |
ons geroofd worden. Ik zie de stammen, alle soort, alle soort, door die BaPortu onderworpen worden. Niet zij alleen... o Ngo-goden!, er komen anderen. Naties uit landen boven Portu-gal. Ze noemen zich Europeanen! Alle soort, alle soort! BaLage-Lander, o, BaBelga, samen de Flamenco's, anderen ook! Ze vernietigen ons, ze maken alle Bantu-koninkrijken helemaal kapot! Eeeeee-lelelele!! Ntah!
Dan elders ook: mensen die zich BaBerber noemen, uit noordwaarts... BaArab en BaMosliBa, BaSwahili-mensen... overal, overal waar BaBantu kraal heeft, wordt beroofd, beroooooofd!! Umbu-leleklelele! Ntah!
Dit rijk zal vallen, evenals Ndo-Ngo! Overal, overal... Bantu zal zijn verstrooid, ontworteld en geknecht! Verstrooid, beroofd, ontkraald en tot de voetzool van de mensenwerelden gemaakt! Eeeehhh-oo!’ ‘Hij liegt! Vermoord hem!’ roept onze Mani nu, kwaad als wilderbuffer die de ondieren gaat rampeneren! Want Mani wraakt [is ziedend], ondanks de geest in Bibiyamba die de waarheid van de godegoden spreekt: de Gier-god en de Slang-god, allebei goden-uitersten, o hoog, o laag; daar tussenin de Buffel-god stof stampende, o, los van de aarde!
Dan ineens, alsof het een besmettelijke ziekte is: de blinde drummer met zijn lege ogen. Hij begint een wonderritme op tamtam te slaan. Nooit gehoord, nooitnooit niet gehoord zo, mneger-mlezer! Een wonderritme dat nooitmeer gaat spelen, nooit nooitmeer niet, nono baaa!
Z'n handen beginnen nog meer te puisten. Z'n zweren breken open, bloed en pus op drum. Zweet op z'n voorhoofd breekt z'n lichaam uit, zwart zweet! Koorts slaat 'em en hij rilt, maar speelt en vluggevingert drum.
Tatatamtum-tatamtam...
Drum vol met etter, drum met bloed met zweet, maar... spèèlt!
Ondanks dat vreselijke aangezicht van zijn ontbinding... hij speelt en spreekt... hij zegt: hij ziet dinges... vreselijke dinges, bloed, zweet, ettertranen! De goden dansen voor zijn ogen met het Bantu-lot! Hij ziet de forten met de kermenden. De brandende gehuchten, de verschroeide zwarte huid van kinderen, allen uit negerbuik, o, zwartnavel... vernietiging!
Hij ziet de dageraden en de avondvallen, de schepen met de masten en 't verdriet in tekens, van hen die zijn geketend tot slavernij.
| |
| |
Hij ziet de witte handen zwarte landen roven, roven, roven... wèwèwè! en schreeuwt één schreeuw, waarin de ritmen van de dood weerklinken, vernietiging en ondergang en d-d-d-dood! dood!!! doooooooood!!!
En alle medicijnmannen en -vrouwen daar, raken bevlogen. mNeger-ooyy, ziedaar èèn wemeling van geesten, goden, voorouders en zuiverste magie: zij nemen afscheid met de zielskracht, Ki-Nta, Ku-Ntu, Ha-Ntu, Mu-Ntu, alle soort van levenskrachten-ooyy, lelelelele! Zij nemen afscheid van de ongeschonden negerbuikzwart-Bantu-tijden! Haay-o, ndembe-lelele!
Geesten van 't licht, oy-baaa... geestgeesten van het li-li-licht aan kraal, die huis is bovenshoofd en buitendien de schors die z'n bescherming geeft tegen het kwade der getijden! Verberg het ongeschonden kind uit de belaagde buik-oy-ye! Verberg het achter 't aanschijn van uw helderste gezicht, opdat de duisternis der dagen niet het wezen kent van onze zielen, zwart-zwart, zwart van 't aards geluk dat wij eens kenden.
Zon, breek de band niet met 't gekwelde brede-neus gezicht! En met de zwarte huid en met de negerogen, die door de tranen heen slechts regen zien - of duister! Want er is hoop voor hen die wenen. En er is licht voor hen die nieuwe dagen zien.
O, tam kan het hart zijn, als een mier, zo geduldig: eeuwenlang slavend, maar in z'n binnensten ondwingbaar en van ziel bevrijd.
Waar is het liefdevolle uur, rijk als de palmen van de sago, dat vrede heerste aan de kraal der kralen? Niet vóór de komst der vreemden en niet na hun aftocht-ooyy, mneger-neger!
Een vreemde speer zoeft door de luchten. Het is de speer der goden op hun jacht. Naar wie geworpen-ooyy, naar wie: gehuide dier, gebaste mens?
Eens zal die speer z'n treffen treffen en... de goden juichen! Groot godenritueel en einde van de jacht - maar dan wanneer, wa-wa-neer, wanneer-ooyy, mneger?
Als het geluk zal zijn gekeerd naar de kraal van de Opperste Bantu? Of als de speer per ongeluk de goden zelf treft? En mens niet meer het offerdier zal heten, waarin de godenvoeding schuilt: de menselijkheid?
Eens zal de jakhals die de dood is, verschijnen in het stille voetspoor
| |
| |
van de nacht, zo zwart als neger in de neger-ooyy-ye! En hij zal zijn, zonder genaden, voor het kloppende hart dat de taal kent van al onze vetstandsgebieden-eeyy-ya! Dan, als de dodenjakhals naar zijn oord is heengegaan, zal er de leegte heersen over onze ziel.
Verbijstering alom: levenden, leven is heengegaan-ooyy, wát gebleven? De hartstochtsporen van de hoop? De talmende geur onzer ontbindingen, die allen 't vermoeide hoofd doet keren? Of het oog dat de dingen reeds zag, voordat ze waren hoe ze zijn? Het oog der roofgetijden die de kraal belagen?
mNeger, ons wacht 'n eeuwenlange dag zonder de troost der dageraad die ogen opent. Lelelelelelele... Ntah-hooyy!
|
|