| |
| |
| |
Met de Komst van de BaPortu
Amazu... amazu... n'ta-ku-n'tu!
Amazu... amazu... n'ta-ku-n'tu!
Krachten van ki-nta, ku-ntu, ha-ntu en mu-ntu, alle bestaanskrachten en zielskracht-o, zij regelden, bezegelden, het lot van al de Ba-Ntu-volkeren die zich de mensmens-volken noemden. Zo drukten zij hun eigen waarden uit, hun eigen negerzijn en negerwaarden uit, hun leeftrots, hun fierdadigheid..., álles zo, mneger! Dat met hun menselijk tekort ook, net als bij: alle kinderen van onze mens-etniciteit, mlezer-ooyy, de buikkinderen van deze wereld, de vruchten van de oermoederen en vadervaders.
Want neger staat gelijk aan ‘iederheid’: elk van ons als ras heeft eigen kwaliteit, zwart, rood en blank of geel; elk van ons als ras vertreedt de menselijkheid; elk van ons is in de grondcultuur van heel de menselijke tijd vertegenwoordigd; elk van elk is daarom zielsgelijk!
Taaang [verrek]?? Saaang ['t Is waar ook nog]!!
Kijk wat geschiedde in die dagen van de slavernij: zon blinkt aan hemel, neger wordt van negerplaats gedreven naar een nergensplek - zo lijkt dat ding - op aarde, ver weg van al de landen van zijn oorsprong, mmmmmm!
Want: is van het Ngo-Ngo-rijk en overal... het noorden, het noordwesten, het oosten, het zuidoosten, overal waar negerland betreden was door vangersvoeten, ...trokken ze weg, gedreven en verdreven
| |
| |
door de vanghand en de verkoophand, ver van huis, ver van hut, ver van jachtgrond en kinderen, ver van moederen en vaderen, ver-ver van hunne voorouders en hun gebleven geesten daar aan kraal-ooy! Kraal, baya, ver van kraal die eenmaal achtergelaten, met de helderheid van het geheugen in hun gebogen hoofd, de gezangen van doodse verdrieten bleef wenen! Met de heimwee, de weemoed, met de stem van de hunnen! Met de stem van het dorp-o-dorp, waarin het negereigene gegroeid was en gebleven, tussen stampers, vijzels, droogkruiden, schedels, basten, matten, maskers, wapenen en dingen van magie, o-mnegers! Nhhh!!
Tussen hun allergeheimigste negergeheimen-ooyy!
En de grootgrote stoeten, zij trokken toen voort. Westwaarts-noord-waarts! Westwaarts-noordwaarts op het kompas van de ziel, eerst op naar de onvermoede kust, via hun tocht, hun karavaan, hun verblijf in het verzameldorp, de prazo, waar de roofmannen in aantal-aantallen waren verschenen, steeds meer mensen, steeds machtiger, steeds meer, steeds meer rijkdommen bijeenvergaard, ten einde na de langste tocht - o, het eind van een gevierde streng - aan de kust met de haven te belanden. Anhan!
Daar waren schepen, soortensoorten, karavelen, schoeners, grootschuiten, galjoenen... van hout met zeil, soms met kanongeweren, maar altijd dobberdrijfzaam op de golven. Met hun zeil naar de windgod gehesen, voeren en voeren zij de havens uit, mnegers, weg van alle vaste bodem, weg van de zeemonden Benguela, Quicombo, Luanda, Cabinda...!
Weg-weg van de Afrikaanse buikgebieden, weg van de Nyankusa, de Wahehe, Chewa, Bemba, Ovimbundu, Ovambo, Ndongo, Kimbundu, Matamba, Lu'unda, Katanga, Bushongo, Bakongo-hoooyyy... mne-ne-neger!
Weg van de levenswateraderen van de Kongorivier, en de Kasai, de Kwilu en de Kwango, de Kwanza... bronwater... meerwater... kreek-water... rivierwater... waterwater van regen en vallen en beken en hemel en aarde...!
Weg naar het grote water dat geen land heeft, omdat de buik ervan met golven alles opeet-ooyy!
Ehe-ehe-ehe-ehe!
Verder dan verweg wég van N'go-ro N'go-ro, Bagamayo, Mapu-n'gu-bwe...! Weg zo, weg-baaa...!
| |
| |
Weg van de talen en de streken waarin de namen wemelklonken van de n'tu's de m'pu's de n'go's de n'to's de n'ta's de n'ti's de m'bu's de n'du's de m'hl's de n'n'y's de n'dy's de n'g's de n'g'g's de n't't's de n'k's de n'gk's de n'd's de d'hl's g'hlh's kw'l's en talrijke andere stamwoordcombinaties met hun voor-, tussen- of achterzetposities, uit al de taaltalen van de even talrijke geslachten der Ba-N'tu-volkeren, hetzij in neusklanken gesproken, hetzij in tong- of keelklank in de melodie der spraken aan de negermond verwoord, mne-ger-ooyy! Want: 't zijn de goden die aan neger spreekmond gaven! Spreekmond die neger meer dan zwart-goed negert, baaa... o-o-oooy!!
Weg zo, weg! Weg van de Afrikaanse Middenbuiklanden! Weg! Weg! Waayy-ooyy [och, help]!!
Weg naar wat de BaPortu-spraakmonden aangaven met ‘noord-noordwaarts’ en ‘noordwestwaarts’, naar de gebieden waar de forten lagen van Axím en São Jorge da Minha! De latere goud-, slaven- en ivoorkusten. Daar waar zij, Portu-Ba, met hun eerste verkenningstochten waren aanbeland: langs de noordwestelijke Afrokusten met de stamneger-velen, o-ye!
Wie zoals nu van zuid af kwam, maakte z'n zeilreis weer omhoog, langs de kust van 't Nigeriaanse Lagos, van Badagri bij de gebieden van de stamnegeren der Ardra's; haven Jaquin en de havens van de Popo's bij Dahomey, noordwaarts... Keta, Ada, Ningo... allen bij de A'nda-n'gme-negers en de Ewe-negers, ...Prampram, en noordwaarts verder langs Accra [het moderne Ghana] bij de diep uit hun ooggat loerzame negers van de Akwamu en de Akwapimpa, de Ga-negers-hoooyyy!
Verder noordwaarts... langs bij Beraku, Apam... langs de Ga-stammen, de Akron-stamnegers en de Akona-negerstamnegers, naar de Kaapkust met fort Elmina... waar de stamstammen waren van de Fetu, de Komani en de Fante-yeee!!
Hay mnekro [negers toch]! BaPortu maakte zich een zegetocht van roof, roof, roofrijkdom en trok... vaarzaam, vaarzaam langs bij Sekon'di, Takorari, Akwida...met de Aha-n'ta-negers en de N'zi-ma-negers, op naar het satansfort Axím!
Heel de Goudkust, de Slavenkust, de Ivoorkust, de Roofkust, de Niemand-weet-hoeveel-rijkdom-kust, waar de volkeren van de rijken uit Mali, Songhay, het Oudoude Ghana, de Ashanti-rijken, zelfs de Sudanese rijken, heelheel de gebieden van de noordwestkust, van
| |
| |
Madinka tot Akan, van Yoruba tot Ibo tot Edo tot Fon... al de volkeren en hun gebieden gebieden werden leeggeroofd, geplunderd!
Dan toen het noorden (dat het dichtst bij Portugal lag) mooi belaagd was in de eerste fase van de kolonisatietochten, zakte BaPortu in een latere fase naar de middenzijbuik van het Afri-land, daar waar de landen lagen van de Nog-Ngo-rijken [Kongo-Angola]. Dan toen zij vaste voet hadden daar ook, sleepten zij eveneens de rijkdommen van daar af.
Is zo kwam het, dat thans die schepen zeilkropen, noordwaarts, richting BaPortu-koninkrijk in 't zuidelijk Europa!
Nu keerden zij, met buit beladen, in omgekeerde richting weer terug. Geen veroveringstocht van noord naar zuid, maar triomftocht, mneger, weer van zuid naar noord...Van M'ba-n'za-stad, de Mani-Kon-go-stad af, vlak aan de kust - stad die de Portu-Portu hun: São Salvador zo, noemden - vertrokken al die schipschepen met slaaf en met gewonnen goed weer naar de richting van hun Portu-thuislanden.
Aay, ging de route, bootvarend naar de richting van de Golf van Guinee, waar het Afri-continent zich wringt in een bocht voor de zee.
Ten slotte meerden de uit het zuiden weer noordwaarts kerende BaPortu aan met hun boothoofd, aan de randgronden van eilanden uit de Afri-kust, die zij São Thomè en Principe noemden met hun Portu-gese taaltong. Diezelfde die de neger zo gedurig toeblafte dat z'n hele geest in z'n lichaam d'rvan schrok! Diezelfde waarmee zij hun bijbel baden, hun kristenlied zongen en hun geweldigwaardige o zo diepbuik-gevoel dragende Portu-powesie! Ch-chnnn!
Zelfde-zelfde taal, van priesters en van handelslieden, en van gevangenisgeboefte dat zich adelde met grootheidsnamen. Zoals ene Pedro Gonçalves Mendoza: O Senhor Fidalgo Conquistador, Veroveraar van Zwartnegerland-ooy! En ene Antonio Benito da Silva, de Matador van Zwartbast!
Met hen, talloze anderen, hun BaPortu-taal zo, pratend vol beschaving, eeeha!!
Diezelfde BaPortu, die als Europeaan geen negertalen behoorlijk konden kwaken - logisch toch - maar daardoor bepááld zichzelf niet
| |
| |
minderwaardig gingen achten! Terwijl: wanneer neger hún taal niet goed sprak, maar deze naar des negers tongval ‘broko-broko’ liet klinken [verbasterde], dan was neger direct direct als schaap zo dom! Of nog erger!
Aay dang, BaPortu kwam, BaPortu overwon, BaPortu ging...
De lange weg terug, van vasteland naar eiland, voor de tussenrust. Eiland dat fo hen veilig was, want het was in BaPortu handen.
Dan rustte hij uit, dan kwam hij op kracht. Dan weer voer hij z'n boottocht voort, van tusseneiland af, hoog klimmend op de aardbol, hoog gevaren, hogerop, langs de Azoor-azoren, op weg naar de havenmondingen van de Algarve, of waar dan ook in het zuiden van BaPortu-land!
Bijvoorbeeld, mnegers, naar de westkust van hun eigen BaPortuland, waar in de middenbuik de Tago stroomde, met daaraan hun BaPortu-koningstad Lisboa! Dan was de reis terug volbracht. Verwonderbaar, eee-ooo!, mneger, mh?!
Het waren, na de eerste voetzettingen van 1480 op de kust van het Zwarthuiden-continent, de historiegrote feestdagen geweest voor Portu-man, waarop de wegen van alle soort van zeewaters waren opengegolfd.
Naar de kant die ze het oosten noemen, waren ze begonnen te gaan, daar waar Indië was. Maar ze konden nie rechtstreeks binnendoor op Middellandse Zee, want daar was Moorman, de vijand die in Mamet [Mohammed] geloofde, met z'n kromme zwaard om ze te nekken en te kapkappen! Dus ging het via een maandenlange omweg, no?, die leidde om het Afrikaanse vasteland.
Dat deden ze via die lange zeeweg, waarvan ze zeggen dat het de zuidelijkste Capo [Kaap de Goede Hoop] passeert.
Hoe kwamen ze zo ver, helemaal het zuidelijkste Afri-landpunt bereiken, zonder dat ze erin slaagden eerst de hele westkust met boot af te zakken? Het lukte ze toch al lang, om tot vlak bij Negerije [Nigeria] te komen? Konden ze dan niet verder die zelfde weg vervolgen? Hnyy?!
Kleine truc, mneger, pasten ze bootvarend toe!
Ze konden tot daar komen, aan die grote Buikbocht van Afrika, maar dan niet verder met die zeilboten van ze. Fo hen: het zuidelijkste continentendeel niet bereikbaar, oy, niet rechtstreeks.
| |
| |
Want wie de bocht van het zwarte continent passeren wou, hij kreeg te maken met alle soort slechte weersoorten, draaigolf, storm, alles wat bootman haat. Aay!, bootman met z'n af te leggen zeeknopen! Omdat ze last hadden van windstilten rondom die Buikbocht van Afrika [de Golf van Guinee], voeren ze van noord af eerst helemaal westwaarts, richting Zuid-Amerika. Dan maken ze een bocht op zee... zakken af en... komen met de oostwaarts gerichte stroming op het zuidelijke halfrond weer uit op... 't laagste continentenpunt van Afrika.
Meesterlijke zeemanskunde, mlezer! Of... duivelskunde, wegens hongergierigheid op jacht naar andermans verre rijkdom?
Eén lange omzeiling van de moeilijkheden dus.
Maar 't eerst verkend en dan gewonnen, was het niet te ver van Portu-land gelegen West-Afrika. Daarna volgend Zuid-Afrika, zelfs Zuidoost-Afrika, maar nog niet zo snel het gedeelte van Midwest-Afrika, de landen van de Ngo-rijken. Dat kwam pas later dus, toen ze die Afrikaanse buikbocht direct konden nemen via nieuwe vaartechniek.
Toen pas konden ze dat hele continent via de westkust afzakken, helemaal, van noord naar zuid, terug, van zuid naar noord naar huis.
Boot van ze, die met heldenwinden vaart, gaat eerst dus via een lange omweg langs West-Afrika, oceaan westwaarts oversteken, terug naar de Kaap, daarna langs de achterhiel en de achterbil van Afrika, Oost-Afri dus, weer omhoog, om het Verre Oosten te bereiken.
Dan nu verder naar Indië: naar Ormuz, Goa, Cochin en veel plaatsen meer. Daar werd BaPortu als het ware menskoning (is zo zeggen ze pronkzaam omtrent hun eigen zelf, mlieden) over gebieden van de golven. Niet alleen was hij koning over kleine golf die je nat maakt. Maar heerser-koning, over grote golven, zeegolf in vorm van een oceaanwater, getekend op hun kaart met de routes, de roteiras: de Golven der Perzen en de Oceaangolven der Indische Rijken.
Naam, noem ze dan: Ceylon, Timor, Macao, Canton... oooooo, baya! Overal! Overal! Op elke plaats zo, proefde de zee de smaak van hun boothout. Op elke plaats zetten ze voet, veroverden zij, heersten zij hun heersen.
Dan hoe waren ze naar zover gekomen? Welke geest had ze gedreven? Wat had gemaakt dat ze die weg hadden genomen, om ver van
| |
| |
hun Lisboa te gaan varen, soms met dood van man en kakkerlak aan boord? Chm? Hun aangeboren heldenborstigheid? Hm? Of hun nieuwsgierigheid? Of... hun vrijpostigheid? Hun hebzuchtigheid? Hun moorddadigheid? Wreedgediertigheid? Anh? Wie gaat ['t] ons zeggen dang?
Hoe kwamen ze tot zulke zeeprestaties als één natie?
Wel luister dang, hoor hierzo: ze waren zelf zeevolk, met hun land aan heel veel water gelegen, overal rondom hun west- en zuidgrens. Portu-gal? BaPortu-land, no? Land met heel veel zee rond 't!
Een droogdor land ook, met een zestal grote provincies vol met armoede. Veel boerenmensen, vissers heel veel. Aan de voetkant van hun continent lagen ze, samen met een ander land, samen met Spanje. Fo hen waren dat kristenbroeders, maar ook concurrent, onderdrukkers, moordenaars-leugenaars, eeuwige medeveroveraren. Aay-ba, mhm!
Spanjaardenland: land van de kristenbroeder die in het geloof verenigt! En die met de Portu-Portu vecht tegen de Moren uit het zuiden, hm?!
Spanjaardenland: land dat tegelijkertijd de BaPortu van het Europese vasteland de weg afsnijdt! En dat ze dwingt om andere contactwegen te zoeken dan via het vasteland, dus via zeeweg, no?! Land dat zij haten... haten... hááááten!!
Portu-Portu-land: land van de boerenarmoe en de zeevaart! Land waar geen pest meer heerst, omdat het eindelijk is uitgebannen; waar geen verdeelzaamheid, tweedracht, - niet meer - heersen kan, vanwege koningshuis dat hen verenigt!
Land waar de eenheid van gebieden verder wordt versmolten: geen aparte staatjes meer, zoals in middeleeuwen, maar één prinsenland onder één kristenpauselijke macht!
Land met 't vlagteken van 't kruis der kruistochtvaarders, ooyy, mlezer!
Land van de vissersvloten die altijd al heel ver zee op vloten...! En die dus verder willen... verder door de wind worden geblazen... verder hun eten, hun handel, hun rijkdom, willen zoeken ook...!
Aan die onderkant van hun zeewater [zuidelijk dus] lag dat ouwe land waar Carthago was ooit, zo, in het Afrikaanse noorden, aan de Middellandse Zee-ooyy! 't Noord-Afrika van 't Mauretanië en 't Ceuta! Mhm!
| |
| |
Daar waren andere volkeren gekomen, zich opdringend uit de oost, al heel lang, volkeren uit Azië. Andere volkeren met een ander zielsgeloof dan die van kristenheid in kristenmansland-baaa! Maar dan net zo concurrerend als wat de Portu-mannen Spaanse kristenhonden noemden. Die Spaanse ‘broeders’ zelf verachtten de BaPortu tot en met. Noemden hen zelfs: wezen dat geboren is uit de scheet van een jood!
Maar dan die BaMoren? Die BaMosliBa? [Muzelmannen, Sarracenen]?
Dat waren vijandlanden van de heidenhonden, want zij waren moren: heidenbarbaar met kromme zwaard zo, moorddadig als ik-weet-nie-wat, is zo zei Portu! Heidens agressief ook, die BaMoren! Met dat vuur van hun heilige oorlog in hun gezicht! Stank schijtend op het Heilige Land! Tot hun tanden gewapend! En slim als de duivel! Lelijk als de nacht! Invallers! Kapotnaaiers van zoetboutige kristenmaagden! Moordenaars! Bloeddrinkers! Plunderaren! Ontheiligers van al wat de kristengod persoonlijk aan de kristenvolkeren geschonken had, ooyy-baaa! Hm? Mhm!
Vandaar dus eeuwenlang maar blijven vechten!
Vanaf vóór het jaar duizend al, reeds rond 800 jaar na Kristus z'n navelbaring, waren er gevechten: eeuwlang, langlang, langer dan vele ketens levens, mnegers, vochten ze, kristen tegen Moorman. Want BaPortu had het recht aan zijn kant. En BaPortu was kristen. Dus: paus aan zijn kant! BaPortu was godvruchtig. Dus: god aan zijn kant! En BaPortu was beschaafd. Dus: het gelijk aan zijn kant! En BaPortu was machtig. Dus: het recht aan zijn kant!
Alles, alles wat goed was en rechtvaardig, aan BaPortu-zijde! Mmmmmm!
Ba-kristen, Ba-paus, Ba-prins of Ba-koning, zij allemaal hadden zelfs de natuur aan hun kant! Want boekte hij geen heldenoverwinningen? Al wat goed was, verkeerde aan kristen z'n kant, behalve... die veldslagen die hij verloor van die heidense m'mapima-barbaren met tulband, die ellendige vervloektelingen! Bezetters van Jeruzalem, van het Heilige Land! Hun werk was 't werk van nikker & hel: van Beëlzebub... Lucifer... satan op satan! O de venijndrager, slang uit het hemelse paradijs! Hij werkte samen met moslim-man! Hij stookte hun vuren! Hij kromde hen 't zwaard! Zij met hun valse Mamet- | |
| |
profetie! Het was de tong der helle die daar sprak, in hun leer, in de leer van hun valse profeet! Zo vals als een duvelse hel-drakenscheet! Aaaaahh... anhan!
Simsalabim... en hun nek omgedraaid! Als de hals van de wilde kraanvogel die je braadt! 't Liefst hun vel van hun lichaam gestroopt als het kan! Voor de deugd en de roem en de kerk! En de winst niet te vergeten-ooy!
Dan nu, na lange-lange strijd zo, zocht de Kristenportu zich een bondgenoot tegen die Moormannen. Aay! Aay! Mhmmm!
Is zo kwam de BaPortu op 't idee naar het Verre Oosten te trekken.
Is zo zochten zij - zeggen ze, no? - naar de bisschop die ergens in het oosten hof had. Want hun oog had gelezen en hun oor had gehoord: groot rijk heerst daar! En vooral: ze hadden rijkdom uit het oosten gezìen!
Dus met hun BaPortu-hoofd gedacht, kon het nie anders zijn, of er was een kristenvolk in het oosten, met een geweldige medekristenvorst. Want heiden kon niet even superieur zijn als zij...
Dat was het oosten van ons Ethiopië, al wist geen Portu het precies fo je te zeggen. [Oost-Afrika en het Verre Oosten dus door elkaar gehaald.]
Maar ze wisten: het lag ver. En ze wisten: het lag oost, óóóóst! Dan noemden ze die gewaande kristenman, en koning, en vorst, hun gezochte: bisschop Jan, mnegers.
Hoe heette die man dang? Bisschop Jan, no?
Aay, Opperpriester Jan, Johannes, (dachten ze), die met zijn kristenvolk als een oude bijbel lag gesloten in een verre hoek van gods aarde! Bisschop Jan, heerszaam als een ouwe Salomo! In het stof van de oude kristendag, maar met de macht! Maar met de macht! Met de macht die ze konden gebruiken! Ch-chm!
Zoek BaPortu zoek en denk en vind!
Ga mPortu ga, met schip en vaar-oy!
Maak je verbintenis, mPortu, maak!
Werk mPortu, samen met bisschop Jan!
Hak zo die Tulbanders in de tul-pan!
Hn-hn! Strijd om de macht-o, mneger!
| |
| |
Aay, ma-ma-macht, maaa... ma-ma-mácht!
Dan zond hun koning ze, hun Portu-vorst, met die naam van de zeeman betiteld. Hij, Hendrik de Zeevaarder, joeg ze op dek. Om weg te boren om die bondgenoot te gaan zoekevaren. Maar of dat alles was waarom ze gingen...? Nono [beslist niet]!
In werkelijkheid waren ze meer huis-af gedreven door pinaarhonger en roofzuchtigheid. Maar geen boek van ze zegt zo! Owaar?! Liegende perkamenten!
Ondertussen... Hun loeroog viel op wat die ouwe wegekaarten zegden. Op de rijkdom van de Oost! Op het blinkgoud van Afrika, het goud van het koninkrijk van Ghana...! Later het goud van de Ashanti's... het goud van de Guinee...
Via de Moor en de jood [in hun ogen allen het onkruid gods] en ook via henzelf wisten zij achter de waarheden te komen: er wachten ons de specerijen, er wachten ons het goud, zout, koper, hout, de slaaf en zovele dinges veel meer! Zoveel dat je draaihoofd krijgt als je d'raan denkt, mneger! Voor de munten het goud, voor het dienen de zwart - slaaf!
En de hand van hun god heerste met hen, o met hen! Bijbelgod die je ziet? Fo anderen dan zijn uitverkorenen heeft hij satansmanieren zeg ik je! Ayi!
Aay, zeeverkoren volk waren ze, hun slottriomfen vierend over zwart - negers en Sarracenen.
Aay-baaa! In de maand augustus, duivels slecht jaar van de Domini, 1249, vielen die BaMoren binnen in Algarve, zuid van de BaPortuland. Zij gooiden voet aan land, zo: wéppé! Zij brandden en misdadigden, gans naar hun venijn-aard!
Maar na veel kristenbidden, miljoenen aflaten en verwoede strijd - doodslaan met kruis, nek afkappen, hart doorsteken, oog uitdieken, mens halveren, alle soort moordenarij van geweld en wedergeweid, lang-o-lang - heroverden zij in 1415 weer Ceuta [in Noord-Afrika]. Taaang [en wat dacht je]?? Dan wat betekende deze BaPortu-over-winning weer zo dang? En?! Néks anders dan dit: de scheepvaart z'n waterweg begon nu vrij te komen! Portu-Portu kon weer gaan en weer staan waar Portu wilde! Z'n hondevijand van vijfhonderd jaar lang bijna, was nu op hok gezet met staart tussen z'n achtervoeten. Hij was dus kristensuperieur gebleken! En zou dat wereldwijd ook
| |
| |
laten zien, al gingen anderen fo z'n hebi's: zíjn BaPortu-frustraties, boeten!
Pérépépépépééééé...! Trompet schreeuwt z'n wanklank: van nu af zo, gaan alle mogelijke barbaarse hondsvolkeren fo eeuwig verslagen zijn en blijven! Ze gaan onder de voetzool worden gezet! Hun bloed gaat BaPortu-geesten voeden, zoals wolvinnemelk Remus en Romulus, stichters van Rome, hebben gedronken! Romeinse oudheid die hun geest doordrenkt heeft, met alle soort machtswaan, gaat herleven! Wel anders, want het is een andere tijd. Die gladiatoren van toen zijn nu BaPortu-mannen. Die galeislaven van nu, zij worden andere volkeren. Die arena's van keizer Nero zo, waar hij mensen door leeuwen gaat laten verscheuren, worden koloniën geheten.
Dan aangezien elke Portu-gees van oorsprong een edelman is, maakt hij een systeem waar hij aan 't hoofd kan staan: hij kweekt plantaasje, hij kweekt slaven! Hij voelt zich Jupiter op aarde! Hij voelt zich Caesar die beveelt! Is jammer dat hij, onze BaPortu, deze komedie niet eerst bij z'n eigen volk heeft geprobeerd. Als Spanje 'em niet onder z'n duimvinger had gezet, had hij misschien voor de Rijn gestaan! En dan was Hendrik de Zeevaarder Hendrik de Rijnvaarder geworden. Met Willem van Oranje als gladiator! Of als senator, goden mag weten hoe, mneger-ooyy! Al die satanse sebrefators [ellendenaren], woi-woi-woi, lach totdat je buik krampt! Wwwoiii!!
Maar dan, met ernstigheid gesproken: juist vanwege hun superieure rijkdommen zouden andere volken moeten boeten, uitgebuit worden, lijden fo BaPortu.
India... land der Indianen, no? Verover maar! De mythe rondom bisschop Januman maar snel vergeten en... glorie maar veroveren in specerijen... huiden, vruchten, hout, alle soort stoffen stoffen, mineralen ook! Hun Portu-schepen zonken bijna, zo volgepropt waren ze, terughaaiend naar het zo geliefde Portu-land.
Aay, die koningen van ze, die Hendrikken en Manuellen, goden weten hoe hun stinkfaam nog meer heten mag! Ze hebben deze wereld laten pinaren [lijden]?! Als parasieten van de eeuwigheid, sweer ik fo je! Hoor verder dan, met plechtigheid, wat onderdaan voor ze aan wereldbombast heeft gedaan!
En beitelden hun marmeren namen: Albuquerque, Pacheco, Vasco da Gama, Magalhães Godinho, Bartholomeu Dias, Pero do Covilha...
| |
| |
Dan schreven, zongen, zij van hun gedroomde helden: El Cid, de geweldiggeweldige Campeador: gróót vechtersman! El Geraldo, de ‘Homen Sem Pavor’: Man Zonder Angst! Hij was onbevreesd, met een hart van ijzer. Kakte nooit voor een veldslag in zijn zeeheldenbroek. Want dat was slechts zijn vijanden gegeven, o, mmmmmm-mnegers!
Bartholomeus Dias had onder zijn koning Jão 11 zijn zuidelijkste weg gevonden, naar het oosten, me mensen, naar de Oost via de Kaap. Glorie zij zíjn 1488!
Dat was al later dan de BaPortu-vaarders de Capo Bojador, de noordbocht van het zwarte continent, al hadden gepasseerd. Ja, no?!
Nu gingen ze steeds verder, verder dan het Azoren-ver, verder dan het Guinee-ver, verder zelfs dan het Principe-eiland voorbij de Guinee-Golf, ver naar 't benedenzuid van Kongo en Angola... Ngo-Ngo-rijken!
Eindelijk zo, hadden ze de windstilten en onheilbarende demonverten van de Buik van Afrika met hun onderboot gepasseerd.
De Groene Zee der Duisterdiepten, daar, voorbij de Azoren, zij was overwonnen, meer dan vijftig jaren her, mmmmmmmmm, baya! Ontmaagde wateren, zoals je een maagde-poentje breekt, zo waren zij voorbijgevaren, voor het eerst...
Verder en verder... sneed die voorboot van ze door de wateren der wereld... Verder zo, kwamen ze, voorbij Sierra Leone... en voorbij de Groene Kaap... verder naar het bezuidene... de boze adems van de winden overwinbaar overtroffen... eindelijk voorbij het duistere gordijn van het verste gebied, de zuidelijkste Capo, om terug omhoog te keren langs Swahili-kusten.
Zo zagen hun ogen in hun hoofd als ongelovigen plaatsen als Kilwa, Mombassa, Malindi, Pate... ‘beschaafde staten, maar vol kaffers’... Dan weer omhoogvarend, verder benoordenwaarts_, naar de passage van het reuzeneiland Madagaskar tegenover Moçambique-oooyyy...
Neger, je dans is nog altijd je dans!
Neger je lied is je lied, baya, zing!
Huhu-humhumhum! Hahahay-kbwe-hay! Eyh? Mhm!
| |
| |
Dawedaw! mdakuta-hoooyyy...!
Neger, je rust is voor eeuwig verloren!
Houw je stem! Houw je stamklank!
Houw je strot! Houw je drum in je lijf!
A kuma-kume wario daya-dya! Negtt-mmm, chn!
Douw je hart als een vuist tegen de slaap
van je tijd! Du-d-ddundundun hehèèè!
Want de ontworteling der Bantu-kinderen
klopt als je bloedslag aan je keel!
Buik bastert noodtaal aan de wereld!
Wild als het kruid groeien je kinderen,
maar niet in negerkraal meer, mneger.
Maar overal of nergens lekker! Ehh?!.
Neger, natuur schonk je onwezens veel!
A dudu-dun dudun dudun! m'amnpukubany'oy!
In de spraak van de mensenwaterval
die allen heenvliedt naar het nergens,
herkent de god jou, mneger-ooyy,
als een schemerschemering! Maar dan,
niet als een schemering van nacht die valt!
Maar dan als schemering van ochtend, ooy!
Want jij bent dag die komen zal!
Hayyy! Dadada dundun dadabwah!
O, de glorie der gloriën was voor hen, uitverkorenen! Voor hen, de Portu-Portu-gezen! Voor niemand anders, niemand niet! En niemand niemand, niemand geen! Wie tegenvocht of concureerde...
De specerijen der Indien bezocht, gehaald-gebracht, ontboot uit schepen. Indien hun vaarwegen, roteiros, zoals ten tijde van de eeuwen vijftien, bedreigd raakten door Moorhonden en ander heidenachtig kwelgebroed, dan moesten er nieuwe gevonden worden...
‘Aasgieren, van de prooi af, jullie beesten! Ik jager zoek een nieuwe
| |
| |
sleepweg fo me prooibeest!’
Zo zocht Columbus naar de Oost via zijn west en trof er de Bahamas. 1492 no? mNeger, j'hebt gehoord no? Weidan! Eer en roem! Ontdekt worden en dan voorgoed bestaan zeker! Aay dang! Ontdekt als voetstuk, voetenveeg! Aay nomo! aay [nee maar, toe maar]!
Eer en roem voor de beschaafden, aanbeden in hun gouden boeken! Zij hadden de afgrond aan het einde van de verre zee overwonnen! Zij waren held-gelijk, kristenheld, haast even waard als de profeten uit Der Schriften Roem!
Jesajas, Elias, Ezechiël, Daniël... Columbiël! Mhmmm!! Mannen van 's rijkdoms profetiën! De bijbel bleek een mijn van goud! De wetenschap het vat van de begeerten, whoh!
O schitterzame reis waarvan Vasco da Gama thuiswaarts keert! Een heidensgefaarlijke reis! Dat geen eindermonsters hem hebben bespuugd met hun vuursmoelen! Dat geen wezens zonder hoofd, maar met scherpgetande muilen op hun borst, hem hebben verscheurd!
Een geweldige vaart! 1499 no? Taaang [nee maar]?! 't Was een reis naar zeeën, nooit eerder bevaren! En alweer trilde het Portu-gemoed van het gevoel dat hij de stoeibarbaarse werelden ontmaagde, nee, zelfs bijbelbloemrijk en gezegend gezeid: ontmoech!
Hun manschappen met hellebaard nochthans geen helse lieden uit kerkeren en kwelkampen, maar adelborsten! Als engelen die gods lof ons bezingen! Maar dan in triomfmars over des negers hoofd! Hunne schepen kimvarend gelijk de ten hemelgang van Daniël in zijn praalwagen, roem!
Roem! roem! roem! En de vaten vol wijnen vlogen open! De Amalia's en de Almeida's liepen ook vol!
BaPortu-land bleef niet allenig! Het bouwde roemscholen fo anderen! Het speelde leraar voor de Euro-roem!
Alonso de Ojeda zocht rond 1500... roemhhmmmmmmmmm: hij vond zijn Wilde Kust van de Caraïben!
De Straet van Magelhaen, Fretum Maghellanum, genomen... langs Vuurland Zuid-Amerika voorbij, helemaal zuidwaarts... helemaal zuidzuidwaarts, mmmmmmmmm??
De heldendaden van de grote natiën konden niet op! Alle soort Natio-naliteiten kwamen spoken! Cabral vond in zijn 1500 zijn Brasil voor 't gal der Portu's! Land die
| |
| |
geen vogeleiland bleek, zoals gedacht, maar continent! Zo groot... zo rijk, dat hun hoofd nog meer d'rvan draaide als van de BaPortuwijnen die ze dronken. 't Werd opgedeeld in Capitanias. Daarbinnen, als onderdeel van zo'n district, de Donatarios, bestuursgebieden, vanzelfsprekend onder de leiding van de godgezegende edel-nobelen. Ke-ke-ke-ke-ke [jeetje]!
Namen vol leven, namen vol roem! Dans neger! Dans heiden! Leve de allerheiligste pausen die de rooftochten zegenden met hunne pauselijke bullen: die kerkwetten die de ontdekbare werelden vooraf verdeelden!
Blij jezelf, mheiden! Blij jezelf, mneger! Blij jezelf en verwelkom 't gelukkige getij, waarin de edel-BaNtu uit de hemel aan de Taag u zal verlossen!
Spanje en Portugal bevoorrecht boven alle natiën! Vanwege het Grote Licht der Kristenheid! Hun gruwelbare misdaden gezegend, vergeten, toegedekt, gekerkt en ge-apostolo-bagatelliseerd! Umpumpu-baaa... umpumpu!
O, zucht maar lijdenden, o zucht! Umpumpu...
En het leed van de getroffenen, de uiteengeretenen, verscheurden, prooivolkeren, voetzoolrassen: rood, zwart, geel of bruin, tot in de uithoeken van BaPortu's gewin verborgen en verstopt!
Klein als een mier, onzichtbaar voor bewustzijnen, BaPortu's godsgeweten! Hun vroomheid laat ze wenen, maar met tien geborduurde kanten zakdoeken reeds in de hand!
Maar zie je, hun verdienste...? Chn-chn-chn! Hoe krokodilgetraand, 't stond reeds vast!
Groot als een olifant hun praalweelde, hun heersersnaam, hun huid, hun afkomst, o, de glanzende glorie van al de hen toestromende geboren edelhartigheden, bezongen in opperste dichtersroem, aan de voet van hunne schoonschoonste muze! Eeeeeeehh?? Roem!!
Ontdekkingstochten no?! Leve de koningen die dit bevorderden! Leve de kristenheldenheid! O leve de bijbelbarbaren o, mnegers! Ay-o, mvolkeren, wier naam en eer vertrapt is en verschopt! Kruipvolkeren! Moddervolkeren! Ketenvolkeren! Buigvolkeren! Knechtvolkeren! Zwijnvolkeren! Aapvolkeren! Volkvolkeren in wier aderen de armoe van nature loost als bloed, gepredestineerd tot barbaarsonderdanige heidenheid als ze zijn! En die desalniettemin-ooyy zijn uitgezogen en verkropen tot bedelzuchtnatie aan de deur van BaPor- | |
| |
tuz'n praalprijzige hoven! Ayiii [wel asjeblieft]!
En geboren met laagwaterkarakter, zoals ze over heiden zeiden! O, gij kruipvolkeren, met het eeuwige talent van gedienstigheid begiftigd in de korenmaat uw ziel! Met de baaslievende geest van de krapeerhond in uw gedachten ingetemd! Met het brandmerk gods u tot vervloeking bestempeld!
Uw domheid is pas woordenboeken-domheid waardig! Uw heidense zonde gaf BaPortu alle recht-o-wawaway [asjeblieft]!
Want hijzelf zondigde niet! God heeft hem dus niet gestraft. Hijzelf werd ‘slechts’ honderden jaren onder de voet gelopen, verschopt, bescheten en bespuugd door de Romeinse legioenen! Hijzelf werd getemd, dus temt hij anderman! Hijzelf werd fo barbaar gescholden, dus kaffert hij kaffers uit fo wereldhond!
Hij ziet hoog op naar al wat Grieks is en Romeins, dus buk voor 'em met je heidenkont, opdat hij kan zien hoe hoog jij hem verhemelt, terwijl hij jou 't leven is aan het verhellen!
BaPortu hoor hier jouw verhaal! Klassieke meesters? Groot van zin! En scheten zij omlaag naar u!
Dan ‘ontdekte’ heidenen, hoor hier jouw deel! Koloniemeesters? BaPortumeesters? Zij wurgden u massaal massaal! En traden u over het hoofd zoals men druiven trapt fo wijnen! Nee, lager nog, als waren zij Gladiatoren Gods en waart gij een kadaver, liggende langs de wegen der naturen, in de arena van hun macht! En gereed voor de leeuwen van de uitbuiting! En in het pigmentzwart van de naakte doem ter werelden gebracht! Dan zo, in duisternis vergaande! Lelele mnekro-yy [aldus geschiedde, mijne vrinden]!
Nooitmeer diezelfde zucht: umpumpu nemre mo'o baaa!
Uw eerbaarheid werd uitgewist door namen van de kristenvolkeren en -helden! Nnnn? Nhnnn!!
mNegers-o, maar babayo fo ze [ze krijgen hun trekken thuis], dat zeker!
Dan dachten ze verhalen uit, om het getemde heidendier nog verder in de hel te werken. Hoor hier wat ze gezegd hebben, hoor-baya-hoor!
Onder de tem-volken de zwartemans buikkinderen. Dezen afstammig van die vervloekte zoon van Noach: Cham! Hij die zijn vader niet kon eren, dan terwijl zijn beide andere broers, joden en blankwitte personen, de Noachzonen Sem en Japhet, gezegend waren tot in allerhande tijden!
| |
| |
Neger dus laag, beneden allen, omdat hij van godswege werd gevloekt! Van bijbelwege onder anderman z'n voetzolen geplaatst voor eeuwig no? Mhmmm!
Zucht neger, zucht op de wijs van de tijden, umpumpu! umpumpubaaa...umpumpu!
Want groot voor u is deze last van de geschiedenis, door anderen gebijbelleugend en, met de bloeddorst van de graaihand en de vernederende geest der menskolonisatie, benut tot roof der rijkdom van uw trotste zwarte negerziel, die de parel is in de schelp van uw hart! Umpumpu...
Dan zie met leedopen aan ogen, de handelaren, die thans zeeën van de West verkenden ook, van golf tot golf, van klip tot baai. Na het gele goud van Afrika, het zwarte goud van de negerbast. Nu zo, het zoete goud van suikers uit de rieten.
Want glorie zij de moradores, o, de planters van het schoon Bresil! Arrobas, meer dan 150.000 eenheden van het zoetgesmaakte rietsuikerkristal, verscheept, per jaar, naar het land waar de Taag immer gestaag vloeide. Baya [och, och, och...]!
In de havenrijen van O Porto, Vienna, werden niet slechts de manschappen geteld, maar zeilen ook, mnegers! O de gloriegang der conquistadores, gods braafbraafste veroveraren, zij kende geen einde, zij kende geen grens!
Umpumpu baaa, umpumpu!
De BaPortu-slaven in die dagen, afstammig uit de noordelijke landen, de Guinees, de Yolofs, de Mandinga's uit Senegambia, zij werden gevoegd bij die der Guinee-gebieden uit het zuiden: de Ardras en de Warri-negers uit de Nigerdelta, mneger-o-baaa... mmmmmmmmmmmmmmm!!
Thans neger niet gebracht meer, zoals eerst, naar de thuislanden van Zuid-Europa, maar rechtstreeks overzee naar de overwater koloniekolonie.
Eerst met de karavaan verzameld in de grote dorpen, prazos. Daarna gebracht naar kust, in het depot ermee! Dan in de boot gezet. Dan weer gevaren op gods natwater z'n baren, naar ver weg, naar de eilanden, daar, voor de Afrikaanse moederkust, São Thomè en Principe of soms andere...
Katoenveld daar, 't kon van neger spreken, zeg ik je! Maar 't meest
| |
| |
zweeg het van neger, neger met z'n buikverdriet!
Suikerriet zag hoe neger massaal werd geveld in velden met kappen en sjouwen! Of bij de malerij of bij de kookplaats of de gietplaats-ooyy!
Dan hemel? Hemel der bijbelbarbaren kende geen gerechtigheid, mneger-ooo! Behalve dan de ene ware van de zinderende dorst naar rijkdom en naar roem! Chn-chn! Nee, nee, niemeer umpumpu!
|
|