| |
| |
| |
Kind met de Ziensogen
Vogel der vogelen in al onze hoogten!
Vogel-godenvogel die door de wolken heen tovert!
Vo-vo-vooo... godenvogel, met de roep van de wijsheid en de blik van het licht-ooyy!
En vogel-vogel, o, die de dageraadse luchten kan bevelen de kim te ontboezemen van heel onze tijden! Vertrouwd aan de wereld! Verwond door de ruimten! Zo is de ziel, o kleine neger o, zo is de ziel die zien kan wat geen oog ooit heeft weten te aanschouwen, behalve dan het Oog der Medicijnen, en het oog van de opperste makers van regens!
Dan zo: terwijl dat pasgeboren mensenkind omhooggeworpen werd, zág het! Het zag de verten, het zag de dalen, de heuvelen, rivieren, bergen, al de contreien van de ooitgeworden landen! Kind zag de meren, de valleien, woestijnen, steppen, kind zag afstanden uit de afstanddinges!
En het zag daar de loop van de eeuwige stroom die de tijd ons gebaart in het levensmoment.
O 't zág en 't zag: de dingen van al onze oerbeendertijden; de dingen van de baartijden dat wij nog waren, ongebeend-ongebot, zoals de kraal die nog niet is verrezen, maar waarvan de matten reeds gevlochten zijn; de dagen van het her en de dagen van het herher!
Eveneens zo, zag kind de dagen van morgen: zoals de moederspin haar witte zwangerbuik met zich draagt en het grootwitte ei barst en de veelvele kleintjes zich verspreiden in de ruimten, zo zag het kind de toekomstdagen van al onze landen geboren worden uit de baarbuik van de moederzon, o zon o, z-z-zon-zon, die keert en keert en moeder is en ei tegelijk van alle gewassen en dieren.
Dit levenscontinent-o, kínd zag het, o 't zag het zo ziende! 't Zag en 't blikte! 't Zag in en 't zag uit!
Nduma-ho... he... hehehe... Ndumani-oy!
Weet: het hoorde het lied van de groengroene wouden; en het klaterkabaal van de waterval, die niet ophoudt te zeggen dat hij bruist naar
| |
| |
de verte, en die weent om de goden in de kracht van zijn val.
Op het oercontinent! In het oerlevensdal! Kind, kind zag de dagen van de stroomversnellingen, de beddingen, de bronrivieren-o, en de baring van al wat ons wateren wezen. Het zag de dagen der gebieden waar de oudgeesten zich openbaarden uit het gesteente dat de oudste aarde was, waaruit de mensenziel geboren.
O het zag, o het zag, o... het za-za-zazazag de oude bekkens tussen de monden van de kraters, waaruit verschenen uit dampen en schemers, de wezens die zich in het schrijden voort doen strompelen en gaan. Zij allen in de naaktheden van heel hun kleinsoort of hun grootsoort, hun eigenbuiksoort of hun anderbuiksoort, hun zelfsoort of hun soortsoort mneger, hun variëteit of ras: ooo- sembelele baaa-o!
Het zag ze uitzwermen in leven: woelkernen in de modderpoelen, voorvissen in de wandeling der wateren, landwater-beesten die kropen en zwommen, en de veroveraren aller elementen-o, umba umba!
Sprinkhanen in de woestijn van de nacht, kevers en larven onder vermolmde huiden, dolene kolossen in hun taaiharde vachten, de gepantserden, de ongepantserden, hagedissen, haaihaaien, slangen, en - lepelaar, kraai, hamerkopvogel of fluitertje - alle soorten vogelsvogels, tot en met de vis en de vos-ooyy!
En-o, de levensmirakels zoals draken vol schubben, visvogels, larfreuzen, mergmijten, nerfparasieten, veelkoppige wezens, de dwergpotige walvis, het twaalftenige mensdier, gestaart, ongestaart, de zwampvos, de luchtkwal, alle soorten: soorten en onsoorten, geslaagden, mislukten; heelheel een schare die zo groot is als alle haardossen bij elkaar zo, van het kleinst-ongeziene tot het bombasten reuzenbeest dat door het oogdom werd bewonderd of... vergozen! En planten, planten, planten-o, en bomen, in stoeten, rijen, bossen, de onschrijfbare drang van de woekergetijden!
Het zag de breuk der continenten, de scheiding der geesten en de scheiding der soorten; de nieuwwording kwam, o, levenswonder uit het magische wortelgetal van de godskracht!
Het zag en oerzag: uit de vierpotengangers de omhoogstaanden en lopenden, de dravenden, springenden, slingerenden, zwevenden, vliegenden, zwemmenden en kronkelzame glijders; zij alle voortbewegenden vanuit het wezen van de godendans-ooy, mmmmmmmmm!
| |
| |
Het zag de wortelrapers in hun aantochten, de bewoners van het Stenen, het IJzeren, het Nieuw-ijzeren, het Bronzen-o, en alle tijdperken te zamen; de grottenaren, de verzamelaars, de jagers, de beendermergeters, steenbijlhakkers, de nomaadnomaden; de aanleggers van kostgrond, takkenhut en dorpen, kraalsteden en wijken, in torenbouw of in de breedten, met de stijlen van duizenden volken aaneen!
Kind zag hanteerders van de wapens die geboren werden, van de slaande tak af, en de werpsteen, tot aan 't slingertuig en het afgeschoten trefding dat ondanks zwaarte luchten overbrugde en met de dood insloeg in het bloed aan het vege lijf! Oy-baaa...!
In de verbijstering der lichten, hoog aan de lucht gelijk een godenzang vol openbaring - en met de onvermoede klanken die men niet hoort maar zingt vanuit het zijn - zo zag het, kind-kind, Nduma-ho, ndembe ma mi nekru, in het ontembare licht van de schittering der zon, o, de geboortedagen van de khoikhoi, zij allen bosjesmannen in de Kalahari. En de vroegmorgendagen van de pigmee-lieden, zij allen hottentotten, Twa, uit Kongo-buikwouden, uit de stam van de aapmens de mensmens geworden, schouder aan schouder trekzaam door de bossen, hun kampen opslaand in het spoor van de buffel en het doolzame zwijn, ooyy-ye-ye-ye!
Vogel der vogelen, o, langs in de volste vlucht gegleden!
Het zag de rijken die geboren werden langszij de paden van de Nijl, de Nijlendelta's en de Nijlenboezems, daar waar 't gebeente rust van de vermoeide oude leden, oudoude stammen, overleden in hun tijd.
Het zag de dagen van de zwarte en de bruingebaste koningen, toen heel het mensenmoederland één was, nog ongescheiden door woestijn of steppe, van vóór ijsnoord tot aan thans ijzen zuid.
Dan toen er scheiding kwam tussen gebroken werelddelen, bleef ons het hele negerland als één, nog onverdeeld door rassen, landschappen of door getijden. Dan daarna viel het in gebieden en gebiedsdelen uiteen...
Kind zag de wiegedagen van de farao's, van de versteende Nubische, Meroeïtische en andere beschavingsuren; de dagen van Kush en de dagen van Meroë; van Nobatië, Makurië, Alodië en Shoa! De dagen van het aloude, beendermerg-oudoude Ethiopië, waar de wijsheid de scepteren zwaaide in de hooglanden der volkeren. De dagen van
| |
| |
Memphis en de dagen van Thebe. De lichtheldere dagen van Axum na Napata, met hun talrijke koningen en hun talloze geschriften. Met hun antiekzwarte, bruine, zwartbruine koningen, koninginnen en hun ontelbare dienaren, vol geheimen, vol rijkdom, vol macht en in de maannacht van de Almakah-god verdwenen...
Kind zag de dagen van de Grieken en Romeinen, met de reuzenprovinciën van Mauretanië, Numidië en Cyrenasië, alwaar de steden zoals Uttica, Carthago, Tripoli en Cyrene naast talrijke andere hun bruggehoofd vormden tegen de verschrikkelijke barbaarberbers uit het schrikzame achterland! O zij kwamen en stichtten, de steden van hunne rijken.
Kind zag verrijzen en vergaan, als de schreeuw van de eeuw die niet echoën zal, de kampen, de tochten, en veldslag na veldslag, waarbij de ene steen niet op de andere vermocht te blijven rusten en hun tenten verwaaiden in weer en ook wind!
Hay-baaa...! Kind zag de zwaarzwarte dagen, waarin eeuwlange strijd om het Heilige Land, tussen de kristenvolkeren en de Sarracenen, tussen de jodenvolken en hun vijandvolkeren, tussen de bijbelvolkeren onderling uit de oudheden, tussen de bijbelvolkeren en heidenen uit het nieuwtestamentische wereldrijk, tussen de koran- en de bijbelvolkeren, de één tegen de ander, ieder soms tegen één, vechtend gelijk hoorn op hoorn van ram tegen ram-baaa..., o met zwaard tegen kromzwaard, o in doodslag en moordslag, verscheurd door de tweedracht, verteerd door de verschroeiende haathitte in eigen of andermans gelederen, veldslag na veldslag voerend in de waan der verbeeldingen, uit macht of in onmacht, en verderf zaaiend die historielang de gepantserde dood uit de drift van de waanmensengeest zouden ontketenen... mmm-baaa, mmm-baaa, mmm-baaa-mmm! Het zag de aangebaarde schitterdagen van het wijsheidslicht van koning Salomon, de dagen der Testamenten, het Oude, het Nieuwe, de dagen der profeten, de dagen der profetiën, de dagen der aankomst van de volkeren uit het oosten, het noorden, zelfs het westen! De dagen dat noord en zuid gescheiden raakten door de kruipkomst der droogten in de woestijn der Sahara.
Kind-ooyy, kind zag de nieuwe eenzaamheid van Afrika: de buik van het land met de Bantu als navel. Kind met de alblik in het oog, het zag dan zag dan zag dan zag! Zag de dagen der negeren in hun eerste verschijnen, hun steden, bekend, onbekend, vaak verdwenen. Het
| |
| |
zag de tijden der tempelen van het oude Zimbabwe, waarvan het stof opwaaide in de duizend delen, elk een teken waard, verstrekt door goden. De dagen waarop Harare in het Grootzimbabwe zijne wonderen verrichtte. De dagen van de Kazembe-vorstvorsten, in het naaktoude rijk, in het fossieloude rijk van de Luba-Lunda grootkoningen, met het voetspoor versteend, of vergeten, gewist en verwaaid!
Lied van de wind, o-mmm, lie-lie-lied van de steppe! De dagen-de dagen, de nacht-o-de nachten, van dorpenrijen achter palissaden, van branden, ver en groot met rookluchten en hun kolommen, van oorlogen en hunne doden, van de dans om de regen, van de dans om de totem, van de verdrietigheden aan het genegerde huis; van de Araben en hun tochten, hun handelswegen oostwaarts en hun rooftochten, hun ontelbare karavanen, met huiden, zout... goud... koper... en zwarte slaven ook, o-o, dat mensengoud, gewetenloos in rijen voortgezweept, geschopt of neergestoken. De dagen van de blaaspijp met het gif in de pijl, met het gif van het dier of het gif van het kruid, de dagen van de dood uit de bijl of het speer; en de weeklange dagen van de dansen der jagers. De dagen van krijgstocht, van oorlog en doem. De dagen van opperste vernietigingen; de dagen waarop de verscheurenden en onderwerpenden zelf verslagen werden en vernederd.
Het zag, o, het zag, za-za-zag was het ziende, vanuit de alziensblik uit 't oogopen licht, de dagen van de Sudanese rijken, van bronzen, stenen, de ivoren, de terracotta, houten, lemen... cultuurculturen in de Nigerdelta, de Nigerbovenloop, de Nigerbronnen. De dagen van de Kanem-Bornu vorsten, met rijkdom, edelsteen, ivoor, en het geel-geel gegoten gedolven geldgoud...
De dagen van het aloude koninkrijk Ghana, met de waardigheid voor neger en de rijkdom voor neger, waar de Tallensi in hun talen-talen nog in eeuwigheid van zullen spreken.
De dagen van de Oni's met hun kóóó-koninkrijken, cultuurgebieden langs de Nok, de Igbo-Ukwu, Efe... Owo, de Tsude, Ikom en Benin...
De dagen van Yemayà, o, godin van de luchten! De dagen van de Luipaard en de Leeuw, de dagdagen van de man-met-het-sprekendeschild; de dagen van niets en de dagen der roemdaden. De dagen van de stenen kruik, de kalebas, de lederhuiden waterzak, de buidel. De
| |
| |
dagen waarop de Aworo, o opperpriesterman o, onder 't volk, al zijn beelden aanbad, uit het steense gebeiteld, maar o zo uit de godenziel gebeeldhouwd. De dagen van de dolk en de dagen van het zwaard-oy; de dagen van het opperhoofd die manenlang zijn volk bestuurde vanuit het onderaardse, mnegers-o, en met de wonderdraden die reikten tot in onpeilbare hutruimten van al het verstand-o! De dagen van de meestersmid met blaasbalg en het vuur, met de pot en de schedel die geen scherven verliezen. De dagen van de wonderkalebas met het medicijn dat zonder vuur altijd blijft borrelen onder het rieten dak dat zwart ziet van het roet uit zielen. De dagen van de heilige schelp, van broeder schildpad die op zoek is naar de peilbodems van wat ooit bovenaarde was met het oergewasgras dat hem voedde. De dag dat de vrouw met het gat in het hart als bijenkoningin haar volk leidde naar talloze overwinningen op het mannengeslacht dat ontstaan is uit de angel der darren. De dag dat de schatten uit de tempelen verdwenen, daar, aan de oever van de Zambesi, mnegers, vergrepen door alles platbrandende Swahili-nomaden! De dag van de Akwansi die vanuit het steenzijn tot de mensen sprak met de taal die hem langzaam vergruizelen deed. De dag van de ridders van het oudbronzen Benin-baaa...
Vogel der vogeldieren o, het zág!
Het ontwaarde de dagen van koning Layuwa, de man met het baardenverdriet in 't gezicht. Het oog met het goud van de luchten, het zág. Het week naar het zuiden en bemerkte één voor één, als waren het stengels van de riet die men vlecht tot een mand voor de yams in het veld, de dagen van de volken op akkers en veldwijde weiden... vanaf de Guango-rivier-ooyy... voorbij de Katanga bij Ingombe... Khami-baaa... voorbijpasseer de Limpopo-rivier-ooo..., van Ndebeleland tot aan de Kaap die zuidwaarts land laat gapen in de zuiderruimte!
Het zagzag de dagen van het reuzenopperhoofd, hij UmShaka!
De dagen van de Swahili-rijken, van het noord tot het zuid, aan de oost, aan de zonzij! De dagen van de Varakanga-rijken, met de Shoshona volkeren onder het oergezag, het oud gezag, van de Mwenemutapa-volkeren, verdwenen, als waren het horzels in de huid van de aarde. De dagen dat zij leefden van de schorsen der geboomten, van korstmossen, varens, van larven, van noten. De dagen dat zij waren in de umbandu-roem van hun zangen. De dagen van de Changamires,
| |
| |
de dagen van El Orun en Ogunu, o, de godendag, de godendag, van de Smidgod, de Vechtgod, de Liefdesgod, de Hemelen-hemelgod der Yò-yo'oba's die niet alleen de rijken noordoostwaarts bestreek, maar die geen ander oord kende dan het overal-van-negers!
Teruggeoogd, o, naar de geschieddagen van het ooruitputtende Ifaodu lied. Van de met bodemstem en hemeltoon gebrachte priesterlijke gezangen, de esa der Yo'oba's, bij hun eereredienst aan de Orisha-godgeesten, o, mmm-mnegers, mmmmmmhh!!
De dagen van jammer en lof, van de jachtzang, de ijala's, de rara's, de ewi's, die klonken voor prinsen, koningen, prinsessen, stamhoofden en stam.
De dagen van de geheime riten, waarop het vlees onder de hand viel van de priesteren in hun gewaden. De dagen dat het water van de Niger veranderde tot baden vol bloed. De dagen van Mozes, de dagen van Aäron. Van de joodsjoodse dagen tot die van zwartnegerboezemland met het gezang van de Zulu, mneger, mweter.
Dan hoorde het terwijl het zàg: de dagen waarop de Haussa-spin Ananse geboren werd uit een palm die hoger dan hooghoog de hemel in groeide, tot tussen de tenen van Tà Kediamdiampo... oooyyy-ye! Tot Ananse wederom met list zo, aarde-neder daalde, mmmmmm!
De dagen van de drums, de lange, de korte, de dubbele, de houten, de schedeldrum, de Kò-kongo-drum, de A-sha-shanti-drums, de Yoruba-drums, de Ibo-Ibo-drums, de Felani-drumdrum, de Yolof-drum, Berber-drum, de sprekende drum en de man-vrouw-toon drumsoorten, alle drumsoorten drumtalen drumklank en drumdansen. De dagen van de kora en de kuntigi-luit die met de snaren liefde aantokkelde onder de wezens met het hart dat hen danste van binnen in 't lijf.
De dagen van het kind op de rug en de hand aan de ploeg, gepaard aan vreugde onder allen die ploegden, gelijk de zetelende koningen, maar dan met de voldoening als de vorst in het gemoed, o, o-o, m-m, mneger, m-mmm!
De dagen waarop Sundyata heerste over de oude Mandinga-rijken, in het bestofte Mali van de vader-va-vaderen. De dagen van de met de geitenstem zangzingende griots, griotessen, de verkondigers van het verhaal dat gewaarmerkt is met de kern van leven en liefde. De dagen dat de boabab-boom een toverkracht bezat die niemand door- | |
| |
grondde, behalve de aap die zijn broodboom verorbert en die lacht om de zotheid der dingen, uba uba!
De waarheidsdagen van de waarware gezangen, o, allerlei, allerlei, o op soort allerlei: de oriki, kivari, musinyo, izibongo... tot aan het verstgeboren voodu, candomble of winti negertong-gezang, hohoho... mmmmmm, mnegerneger-o, baaa..., mmmbaaa, mmmbaaa, mmmmmmmmmh!!
De dagen van spel en de dagen van rouw.
Van de rimbu en van de kwijnende yakyak. Van het hol van de leeuw in het hol van de jager. Van de tamme tukan en de kraai met de kraalogen. Van olifanten, buffels, geiten, dromedarissen, antilopen, o, het tienduizenddierenrijk, bergtoppen hoog en ook op grottenbodemlaagte, nnnyyy!
De dagen waarop de stam van de boom en de stem van het dorp, beide met één vervlochten oor, luisterden naar de geestenvader, die met oerwouden tegelijk zong van het opperste geluk aan meer en oase, aay-nomo, aay-baaa!
De dag dat de vissen zich in de wateren verdrongen in de strijd om de golven, o dringende stromen en stroomstaarten lang! De dag dat het reuzenmonster van Dyunga-dumaro de helft van de aarde op wou eten, terwijl de andere haphelft geschonken werd aan de god van het vuur met de tong van de steppebrand.
De dagen van de aardgod Nsi Obassi Nsi, die vruchtbaarheden schudde uit zijn in de handpalm opgevangen lachtranen. En die zijn goddelijke gasten vermaakte met de komst van de neger uit een traan van verdriet. De dagen waarop godin Aisa en de opperkromanti-god Nt'ta Woroworo-Abrawsu geboren werden uit de vleugeltoppen der Opete-giergoden, die tijd en ruimte overbrugden in de zoevende vleugelslag van het zevenvoudige bezielingsmoment-o, ahuha!
De dagen dat de wondermedicijnman Broer Konijn veranderde in een stier die de tirankoning van Bambaland in een tweegevecht op de horens nam en hem in het aanschijn van de hoogmoedigen versloeg, en in het stof deed bijten. De dag waarop de dief van het gemeenschapsgraan uit de tijd van voor Zanzibar gevangen werd in een mand en verkocht aan de sprekende kaaimannen die in de bliksemschichten huizen, daar, aan de zwampen in de regenluchten.
De dagen waarop de cauri-schelpen, gevat in de maskers, gevat in de halskralen, in de handen geraakten van de melaatsen en de wonderen
| |
| |
van hun geheime genezingen volgden; maar omdat zij zichzelf niet geloofden, werden zij blind; de schelpen geraakt, werden zij ziende alweer; maar omdat zij zichzelf opnieuw niet geloofden, werden zij blind en doof en stom tegelijk; dan toen zij de schelpen opnieuw trachtten te raken, verloren zij hun ledematen: zie, stompen zijn zij, versteend tot de totem der slakken! Kind zag het gebeuren met het oog van magie no? Wwwéh!
De dagen waarop het hooglied klonk, de bijbel z'n hooglied, de neger z'n hoogzang, alle gelijk en met de waarde der grondcultuur die allen zieleruimte heeft te bieden-oooyyy, m'onderworpenen en mheersers!
De dagen waarop het dankwoord der na-negers aan hun na-goden, opdat zij ooit ontvoerd, terug zouden keren in de schoot van de eeuwige Bantu-mama, wier kinderen ontworteld, even ontworteld gebleven zijn geheten, als de kudde der volkeren in het seizoen van de weiden-o: nenewa-umba umba!
De dagen dat waters in wijnen zich wijzigden. De dag dat de wind in een walvis veranderde, die alle hutten omblies en die de kusten teisterde met de orkanen waarin adems vol doodsdolle driften, wuwuuuuuu...!
De dagen van het Mwindi-epos, uit de menstalige mond van Bayanga's gesproken en verteld toen & telkens, vanuit de baard, mijn luisterzonen en -dochters, vanuit de baarden der baarden, o beeld van de grijsgod uit harten gerezen!
De dagen dat de zon wentelde en wentelde vol onrust over de golven die geen boeg bevaren had, behalve in de droom der dromen, droomvolkeren en droomkrijgers onder het iele onheilsvisioen van doodsnabije wenteltijden, wemelzaam als schorpioenen in het nest der paringen.
De dagen van de raadselen, de dagen van de maan die eeuwig haar oude bokolo's vertelt in de vorm van het gedicht-met-het-beeld, o de verbeelding die de dochter is aller orakelen!
De da-da-dag-dagendagen van het schildpad Ikaki, die gedanst wordt door de Kalabari's tijdens hun talloze karavaanmaskerade's, in het zenit van de mensenjeugd, o, mnegers, o-um-um!, in het zenit van het mensenverstand, dat in het middenoog der goden niets anders dan een bedelaar is aan de poort van de vorst van het rijk der verbeeldingen, oh- mmmmmm!
| |
| |
De dagen van het Bamoun-schrift, met de kronkels der kronkelen, de schildpatronen, de schilpadgeheimen, de hoorns in hun wezen opgetekend, en de rotsgeit die springt over de kloven van het gesprokene! O de nachtdagen der manen, geboren uit de vuist van de maanmachten vol ververre schijnsels, de rasp in de stem, o, de cirkels van de rondte, o, zijnde-maar-ziende, de blinden, mijne negers!
De dagen waarop het spel van het lot, als de kolanotige dobbelsteen in de hand van de speler tijdens de Mankalah, de wending aankondigde, in het tij van de negerkraallanden: de dagen van belegering, de dagen van ontvoering, de dagen van onderwerping en de dagen van zee...
De dagen van verstrooide pigmentvolkeren over de wegen der diaspora... De invalsdagen van de vreemdgeworden continentvolkeren uit de andere gebieden en de dagen der geworden kolonistenroem... Stanley... Livingstone... Rhodes... Oppenheimer... en veeltallige anderen meer zo, als het veelkoppige monster dat de neger belaagde! De dagen waarin bitterglorie en de nadagen van de apartheid, van de verdeel en heers, van de verovering en verlies in de duistere sluiptocht van ver-vreemde volkeren aan de hut van de neger. De dagen van al onze verscheurdheden over de wereld, aay-baaa-o, is nie je negerniks! Ch-chmmm!
De dagen waarop de oerbuikmoeder van dit stukje godenaarde de wens binnen de stameling verzuchtte met het biddende woord uit het klagende gemoed, opdat de buffel - de heilige - niet worde geslacht. Opdat de safari niet haar kinderen - behaard, onbehaard, de kaaiman, de nijlpaard, de panter, de leeuw of de vos uit de mythen, alle, alle: de ziel van moeder Afrika hen tot borgsom geboren - zou doen worden uitgeroeid door mensenhand. De dagen van schaamte, van schrik en van verdrieten. De dagen van bwana's van noordnoord tot zuidzuid.
Vogel der vogelrijken-o, mmmmmm-ba, o-umh!
Kind zag de dagen van de zeevaarders! Van de handelaren, de slavenhalers! De dagen dat de Portu-krijgers kwamen en kwamen, kwamen en stichtten, hunne prazo's, voor de handel in goederen of voor het vlees van de neger die hem dier is in 't vel.
De dagen van Gonçalvo de Silveira. De dagen van Sena en Tete, met de karavelen op de drift van de mond van hun havens. De dag-dagen van Matendere, Dhlo Dhlo, Naletale. De dage-dagen van de Zambe- | |
| |
si, de Limpopo, de Nijl-oy, de Benin, de Kongo-eeey en de Niger! De dag-o-dag dagen waarop de BaPortu's van Kariba tot aan de Moederzee het land belaagden. De dagen van chief Bulawayo. De dagen van Arquim, van Minhas, van Axìm, alle soorten forten en fortsoorten langs de kust, voor de roof, de ontvoering, de moorden. De dagen van de veroveraren Covilhão en zijne mede-conquistadores annex criminadores...
De bloeddorst- en doemdagen van het zwaar blanke bewind dat ontsproot aan de roof-boerenoorlogen, woonzaam te Johannesburg, Pretoria, Kaapstad en van het negergebaste verzet van Rainville, Soweto en vele andere vuistlanden of dorpen. De dagen van de waarzwarte leiders en leidsvrouwen, van Nzinga van Matamba - Nzi, Nzi, Nzi-nga! - tot de dagen van de Mau Mau, van Nkrumah, Nyerere, tot... tot... tot... aan de dagen van verzetszonen tegen de nieuwe slavernijen; de dagdagen van offers, hele bloedrivieren vol; van duizenden bekenden en onbekend-bekenden tot en met Dingaan, Bambata, Makana, Hintsa en de grootgrote leiderbaas Rolihlahla Mandela...
De dagen, o dwaasdagen!, van de zwarte verraadzonen zoals Savimbi, duizendvele anderen, mnegers, die hun zwarte broederhuid voor het plezier van hun eigen broekzak zo, en voor de waan van de bedriegmacht der witte negeropkopers, verkochten aan de handen van vele onderdrukkers! Chm?! M-m, m-m, m-m, m-mmmmmm...!
De dagen van de slaafsen, de dagen van het verzet, de bewustwordingsdagen en de kerende getijden, met de glans van de waarware vrijheids-mamanten die de dageraad is aller liefde...
Kind zag de wonderen, de daden, daden-ondaden van de talrijken, tot... tòòòòòòòt voor en na de Mani-dag. dag van de kraalvergadering, hofdag van Mba-Nza Ko-Ngo [Mbanza-Kongo], vanwege Portu-gunsten bijgeheten: Koning-heer Alfonso, de Mani-Mani der Ngo-Ngo-rijken, mmmmmmmmmmmm-hm!!
Kind, alleskind en al de dingen overziende, zag en voorzag de val en de verschrikkingen van het Mani-kongo-rijk dat onder de hand van zwarte en andere vijanden, ook de BaPortu-vijand zo, bezwijken zou!
Dan toen het neerkwam, omlaag, die goudgoden dag onder het licht van zonnen uit de zonnebuik, en het in de handen raakte, hij, Ndu- | |
| |
ma-hooo, Ndu-nekro [mens-neger]!, van de Mani, handen die uitgestoken waren door de man zonder voorhoofd en met de oerharen als zwarte stro hem op het platte hoofd, de Ndu-tata..., schreeuwde het kind en het huilde zich na.
O aangeboren dag van Afrika's verduisterende horizon!
|
|