As werd bijeengeschraapt met beefhand, wonder, baya, wonder! As die bleef over... as verdween in de potten van de offeranden, e-e-eee... uhm!!
Met het drummende hart in het barstende lijf wilde de medicijnman zich begeven naar de uitgang van de hut der heiligheden, om het grote Mani-godenwonder te gaan staan lopen verkondigen, toen hem de weg versperd werd door een stoet van oude minnen: zij hadden het tweede geboren menskind mogen aanschouwen, hij-hij, de zoon van de moederbuikzwartzwarte navel, gekomen uit de groei van het vlees der vlezen met de wonderen van al onze bestaansuren, mhmmm...!! En eveneens geboren in de opperste opwinding van de mannelijkheid aan onderbuik! M-m?!
Zij bleven daar buiten en zongen, uwa-uwa! Zongen van de dag en van de nacht. Zij zongen van zon en van manen. En woven en bogen en kropen.
Aay-o, sembelele, oy-baaa... [wee 't bestaan van ons mensen]!
Dat tweede kind werd naar een mand gebracht, een grote korf die stond in de hoek der hoeken. Snel deksel van de mand gelicht, het kind aan de tenen gehouden en... het de mand in gezakt, onder geprevel van magie-gebeden o, mmm-oy!
O, 't Offer der Orakelen! 't Offer der offers, het leek nu volbracht. Thans kon de reuzenboa, macht der machten, kronkelzaam en ontzag in de hartgrond ontketenend, het nemen tot zich, zoals een god wikt en beschikt naar waarheden en daden.
Er werd eerbiedig afgewacht. De mand zou bewegen, trillen, nee, schudden. De god met de spaarzaam getande bek en de ontelbare wervels der wervelingen, hij zou... nee, hij ontketende geen macht! In de mand, in de mand! O, de slangengod, de machtdrager, nachtbrenger en dagbreker, hij... hij weigerde het offerkind te wurgen... te verorberen, zoals de veldwerker, de regenmaker, de krijger of de jachtvoerder de hem toekomende maaltijd aan de dis van het grootgeslacht!
De Slang der slangen rolde zich hoorbaar de mand rond, stelde zich op als een schoot en... wiegde, wiegewiegde met de rug der sterksten de mensenbuikzoon van het zwart geslacht dat weende en weende en huilde.
Dan toen de medicijnpriester een geit bracht, werd het direct verorberd en het kind werd weggehaald - o, het leefde! De godswaarheid