De goden, zij zongen in koor naar de mens zo! De aasgiergod kwam aangevlogen, spreidde de vleugels uit en danste op de wind in cirkels die de volmaaktheid droegen, in de kransen van licht-o, in de alkrans der lichten! De god in het beest met de schouders voor het juk, hij danste tussen de bladerdaken, en zwierde hoog op in zijn sprongen; van tak tot tak tot tak, met het lied op de lippen dat het bestaan bezong van duizenden verworven leefrechten en vreugden, sprong er de god der eenzaamheden, hartafstanden ver, o-verder-o!
Dit is wat magische geheimtaal u bevestigt: Awasembe kukumutu, awasembe bwababu! Nnnyyy! Nnnyyy! M-mmm!!
En de god in de houten gestalte, onder de boom met het nest van de krioelzame termiet, en de wilde papegaaietong in het bloeizame rood, en de zwerm gele bijen. En de haastige kolibri van de allerzwarte bloem van neger z'n vooroudergeest die aan de nachtzijde der Al-dag bloeit... hij voelde met het diepstgeheimige gevoel van neger, duizendmaal geduizend, het krioelen van het alleraardse leven om hem heen, o lelele, wuuunnnyyy!!
De god der vruchtbaarheid schiep en herschiep! De god der oorsprongen, hij wentelde, diep in de watergronden van moeras en dal! De god van de oorlog, de god van de wind, de god van de dood en de godin van de dromen, zij allen paarden zich aaneen in de schicht van het licht, in de tempel die de dag is, aan het offerblok van de blijdschap-ooo...
Tijgergod, slangengod, mierengod, bijengod, zij allen waren in de opperste verzoening van leefkracht die het oogdom stuwde tot het ongeziene van de ware dynamiek, aay-baaa...!
De duisternis verslagen, 't blinde is een vlek geworden. De eenzaamheid in onze drift is verschrompeld tot duizendsten van het duidbare leven, ons eeuwig ten deel! Hoe klein zijn wij niet in het oog van de zieners: slechts een aar aan de schoven, een korrel aan de maïskolf, een ragfijne vezel aan de wortel der yams! Een mier onder het leger van miljarden schilddragende insekten... en toch degeen gebleven die wij waren: de handlangers van levenskracht, met de ploeg van de wil in de hand! In het hart, de wilde kiemzaad van het veld van de oogst! Bij dag en bij nacht, de trouwgezworenen aan de hartstocht van het allerwereldlijkste bestaan!
Aay-o, sembelele, awidundu dawa [o mensen, in de wereld van de wil schuilt onze kracht]!