Mi boto doro/Droomboot havenloos
(1980)–Edgar Cairo– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
1 | |
[pagina 7]
| |
Droomboot mensendood‘Holland? La' me je zeggen!: Holland geeft mensen geen geluk. Ma' zie je, dít land? Chm! 't Maakt mensen dóód en dóódongelukkig!’ Modderkrab, in z'n dikke modderpudding, borend aan rivier z'n kant, langs water doelen zoekend, hoe nie hoe, z'n gat te vinden, al ligt 't verdronken door de vochten opgezonken van de vloed. Waterlijn zo, verschuivend met getijden. Ma' krab verhuist geen moddergat ver. Dan zonder onderwatervrees, ziet krab het wassen van de waters aan. Krab gooit zijn scharen in de lucht en snijdt een ongeziene prooi. Dan, met de delen die hem dragen, duikt hij snel weg in dat moddergat, daarzo in bodem. Krab stoeit met land en water, lucht, de hele boel. Daarzo, aan de getijden, mond van de rivieren. Twee sabakoe, aanwaaiend op hun vleugels! Niets anders dreef ze, vogel die ze onder 't vliegen waren, dan wind, wind, wind! Wind met z'n waaien, waaikracht, woeeeee..! Tijd zo, leek omgeslagen van verleden naar het nu, of omgekeerd. 't Was getij, getij van nu of vroeger, wie zou weten dan?, daar onder zon z'n vallend licht. Verder... golven daar met hun aanslag aan de wortels van amandelbomen vraten. Bomen daar, aan rivier z'n oeverdom, jaar op jaar al, trachtend te staan als een ahoi! van groen en wringrake takken die de worsteling aan hadden met de lucht. Bomen leek heftig groen te dromen! Dat eens 'n dag, zou komen, meer dan licht zou zijn, iets..., de weelde van het wasdom, die de boom groen van plezier doet uitslaan in het groot der lucht! Aan boom z'n worteling, tussen het schelpdood, een aanspoelvis. Enkele liba-k'kwie, gedraaid op z'n gevinde rug. Met schubben die het visselijk niet los laten, voordat rivier hem heeft gewassen en de lijkgezangen van Riviermoeder geklonken heeft, tegen de klip daar aan. Rondom van vis, bananeschil, geworpen in een daad van menselijke werping, ver van eigen lichaam, ding dat nie nodig was fo verder leven. En toch, bananeschil had eigen nut, nuttiger ooit nu, daar naast vis, met tegenover, sinaas- | |
[pagina 8]
| |
appel in de rotting. Dan sinaas zelf, was zó ongebruikt, een ding als nooit gezien, drijvend op water aan de kant - niet midden in rivier: stroom dreef ze allen daar, waar zij aanspoelden. De jaren waren moe, van toen en nu. Rivier bleef, leek 't, op z'n eigen golven varen, zonder kompas, of land was 't, dat richting op bleef roeien van de zee. Ver, ver, de moko-moko plant wezend, plantaardig. Plotseling zo, zonder relaas dat verder gaat dan dit, gooiden vereend opwaartse krachten, een scheepsbodem omhoog, diep uit de mond. Een schip dat lang gezonken leek, dreef óp! Zomaarzo, uit rivier z'n onderlijf gekomen, een bekken, oud, een schip, met troosteloos z'n boeg. Knie van de boot, zoals mensen hun mond zei fo de boeg, kon varen. Knie, die gelegen had, in rust. En bark was boot, gedreven door matrozen, oud-ervaren. Vanuit de kantlijn waarlangs water aanslagschuimen met de vloeden spuwt, loerden opnieuw weer indianen. Hun geesten. Onderwater Indianen, loerden ook mede vanuit pijl en boog. Kakoeloewa! Shjeshjeshjeeeee...!!! Dan schrokken tien gegooide slaven, zwartneger, bak- en stuurboord overspringend, van eeuwen her en der, óp uit de slavernijen daar aan boord. De waterslaap gebroken... ‘Kongowe! Kongowe!’ Ze stonden op uit doodlijkende stromen! De dumplast van de slavenhandelaren, zíj waren ze, die negers, toen uit de verboden tijden en met zieke lichamen aan boord, het schip wou aan gaan meren. ‘Mannen! Kontrole!! Nikkers overboord! Smijt ze! En gauw, dit ratjetoe!!’ Of tijdens komst, nieuwnieuwe haven opblinkend aan oog, Nieuw-Negerland... Gesprongen waren ze, ver uit het ruim, weg! weg! Verzink fo slavernij als in het niet! Al deze waters! Water kent slechts netten van verdrinking no?, die de drenkeling opvangen! Dan wil riviermond hier, weer uitspuwen, dit soort verdrinkselen die dolend zijn onder de oppervlakte, die de stromen storen in hun loop, als mensenhand die met de wil de tijden gaat kastijden tot de blootgerekte huiden der geschiedenissen! | |
[pagina 9]
| |
Wat is geschied, geschiedde... san???! Ma' in de waternacht, dan nog in nu, danst die ApoekoeGa naar voetnoot1 van de dood, onder de weefselen van indiaanse regenbogen die als omgekeerde hangmat hangen en de hemelen opsieren tijdens de verzoeningsfeesten van Manitu's Arowakken en Caraïben...Ga naar voetnoot2 Manitu is niet meer, groter dan witteman z'n god. En Caraïbs met Arowaks, zijn talen die uit één mond klinken, daar, aan monding van de zee, die enkel na' de harten luistert van degenen die vertellen wat ze zien... daarzo, daar... Apoekoe baja!, Apoekoe danst met negerpepers, blanke radiotransistors, mala'sGa naar voetnoot3 van koelibloemen, wittig grote stuifwolken van lang verloren hoop, boven de natie! Hoor hoe de koema-koemavis z'n zuchten meezucht, oemp! oemp! oemp!, op deze indianendans! Weer keert de tijd, van rug op borst en borst op rug, de ommekeer der dingen die de mensen laten weifelen aan dingen waar ze nog niet in geloven! De dingen die ze zíen, daar!, dáár...!: Een zieleboot, met op z'n voorbalkon Kapitein Doodshoofd!, Dedebonjo!, groot lachend, brait van z'n zonneregen die het licht nat maakt! Z'n haar op z'n beenderhoofd is groen-blauw-groot!, zó vol met schitter, dat de zon z'n Ego, past in Kapitein z'n ooggat, dat omfloerst is met de diepten: hori... hori... horizon! Zo ademden de wateren, zo, met al 't hebben en houwen van hun wezen, bloter dan karkas kan zijn, opstomend als een schip, op weg na' al die havens, daar, aan mensenhoofd... ‘... Holland no? Holland die je ziet! Holland geeft mensen geen geluk, echt, ja! Hoogstens een heleboel huisdinges, ijskast, kleurentevee met tapijt, en auto die ik bijna wil vergeten om te zeggen ook d'rbij! Misschien af en toe zo, dan geeft Holland ze, ver weg, een beetje vrijheid die ze hier nie kunnen krijgen. Want sommige mensen, is geen geldgebrek, haveloosheid, die ze | |
[pagina 10]
| |
wegjaagt! Is geen slechte gang van zaken in de politiek, zoals iedereen met z'n mond verkondigt, jaagt ze weg! Is persoonlijke reden! Dát is dat ding! Sommige gaan dáár, om zonder publieke schande hun kind-zonder-vader (jonge meisjes met zwangerschap) te krijgen; sommige gaan daar, om echtscheiding te nemen zonder schande fo familie of wet die ze als vrouw is aan het wurgen! Sommige gaan om te boelen of te schuren!Ga naar voetnoot4 Ze vluchten maar, want Holland is fo ze een doel!’ Pam!! Weg die mond, die sprak op radio. Muziek kwam spelen, daar, op radio weer zo. Radio bij een der personen daar op bank aan Waterkant. De tijd was aan de monding van de avend. Dan hoor hoe kommentaar gebracht werd, via ethergolven, verder. ‘Hé man! Zak die radio!’ Johnnie! Schreeuw gevend had hij willen schreeuwen: ‘Zet dat ding zachter, die radio!’ Stem van 'em, lijkend te komen uit een soort van kontraether. Hij zat op ándere golflengte toch! Een man van prakkezeren, daarzo, zelf ook gaan zitten op een bank, aan de rivierkant. De avond mondde uit in dieper duister, ster begon te komen, hoog hoog in luchten, veilig, buiten alle aardse vluchtwegen. Verderop daar, die stalletjes, wagen met uitstalkast fo bami, nasi, kippevoet en roti. En stroop verkopend ook, fo wie wou drinken. Zakrollers opkomend met duister. KrasseGa naar voetnoot5 paartjes, met hun autogevrijer in liefdesbetuiging, aan komen rijdend. Visman, eentje, z'n hengelwerk gooiend fo de liba-k'kwie. Dan vroege nachtwilddieren, vanuit struik en bodem, met hun glinsteroogbal spied gevend aan 't aanwassende prooidom, vleermuis aan amandel, wilde rat aan vogelnest, muis aan gevallen stukje telohGa naar voetnoot6. De brekfest, middag, was gekomen, als roekeloos en zonder atmosfeer, leek zo. Twee zware regenwolken waren bovengronds gaan vluchten. Een tippelende zon daarna, warm van lichaam. Dan nu kwam nacht, donker was schoon zonder één vuil, ma' nacht leek zelf iets dat buiten- | |
[pagina 11]
| |
drooms wou blijven, iets van zonder hoop. ‘Aaj boi! Eindelijk no? We gaan die bus gaan kopen! Aaj man! Eindelijk! We gaan dat geld verdíenen nu! Die djop betáált!, dat weet ik! So! Dan wanneer we geld gemaakt hebben, dan...’ Een lichte watervogel in het wit, verbrak z'n vlucht tot stuk, en gooide lichaam op een paal. Paal aan de meerplaats fo de boten. Die vogel was zo licht in zijn gewicht, dat vleugels leken niets te dragen, dan veren over lucht! Vogel leek zonder ziel die vogel zelf was! - geen ding zo vluchtiger dan dát! no? 't Volgde z'n luchtroete, net zoals mens op twee van benen, met z'n voetzool aarde wegwroette! 't Ging, 't kwam z'n komen. Vogel no? Die snepi-vogel stierf, door zijn komst op paal, vogel was snepi daar van ziel!, en raakte bijna uit de veren. Een vogel, ruimschoots van de dood doordrongen door zijn onderbroken vlucht. Dan kijk: hij, Johnnie, hoelang al gezeten daar, benedenwaarts, ook aangekomen en alsof in zetel nu op bank? Gedachte, in zijn hoofd, lichter dan vogel die zo'n snepi was, Johnnie, hij was zichzelf, met zijn eigen droom aan hoofd. Daar bij rivier, rivier met waterkant die oever was. ‘Aaj boi! Wat wil een mens nog meer? Je kan geen werk vinden in dit land! Als je je toekomst maken wil, dan moet je fo jezelf beginnen. Me broer en ik, we gaan met onze nieuwe bus gaan rijen op die lijn. Behalve bus sjaffeuren en je geld verdienen, man!, je hoort de hele dag soulmuziek! Want bus is soulbus! Dan meiden nog, die gaan en komen! Als ze willen kan je ze ook gratis rit geven...! Na negen uur, dan pas komt laatste rit! Haha! Je neemt eentje mee na' eindpunt toch! Yeah man! ... é! Zak die fokking radio! La' we geen ruzie krijgen, hoor je?!’ Tijd later liet hij z'n bil opstaan, om thuis te gaan, hij Johnnie. Hij wou gaan kijken hoe die broer van 'm, Dennis, gevorderd was. Want bigi brada, grote broer, regelde fo ze allebei die zaak. Dennis, man van bisniskennis. Johnnie, hij kon de dinges beter weten. Dat wou zeggen, híj kwam met voorstel en met fantasie. | |
[pagina 12]
| |
Hij stond op, met z'n hele lichaam fo je daar. Stond op, en liep weg, stevig op twee benen. Een kleine djack aan, net een soort kleinvógeltje! Ding zweefde achter z'n broekbille, daar bovenkuits! Hoor hoe hij liep, met broek in iets teveel gomma en voet die zand kastijding was aan 't geven! (Boetende aarde, voor 't feit dat het z'n eigen schepselen over zich lopen laat, terwijl 't ligt, met modder op z'n ziel...): tjrrak!, tjrrak! Hóór die vent gaan zo, met sneller: tjrrakka!, tjrrakka! Onderweg dacht hij aan de wegen die hij ging, normaal. Dat ding was goed, je lichaam speed te geven. Gedachtes met je mee te laten gaan... ‘La' we zeggen: je vangt een tjawaGa naar voetnoot7 fo elke rit, wáár je die mensen ook zet met die bus. En j'hebt zo'n zeventien cent kosten... a hé no? Zeventien te hoog! ... eh.. vijftien, zestien cent aan kosten! Dan is de rest zuiver winst jonge. Fo duizend mensen op één dag, heb j'al tachtig gulde! Tachtig tot negentig, mi boi! Met ekstra werktijd, late nacht rijen fo één gulde per persoon, als ze na' kino gaan en zo, vooral die wakamansGa naar voetnoot8, dan kom je mooi op honderd pop!: één balk per dag... chm! Je gaat je zweet moeten zweten! Ma' na kfaleksani man!: geweldig! Is nie te geloven hoe je geld kan maken! Hoewel... duizend mensen! Is véél man! Je werkt tot je gek wordt d'rvan! Ma' ja! Met soulmuziek achter je, heb je toch afleiding! ... é fa?’ Hij gaf z'n groet aan uitgaanders, vrienden, bekenden, waaiend met z'n hand. Ze gaven hem hun teken van herkenning weer. Uit schim die hij was, bleek hijzelf. Tan? Een hoek sneed hij, om zelf bus te nemen. Kijk, bij halteplaats bussen nu zo, spaarzaam al. Mensen, ze wachtten daar met bosjes toch. Dan toen één bus kwam, begonnen ze te rennen met makaar te stoten. ‘Ik was hierzo eerst! Kmoto joe!’ Een dikke vrouw met elleboog in iemands buikhol duw aanborend! Kreet van pijn en toriGa naar voetnoot9 van verontwaardiging. ‘Joe m'moer joe! Saka!’ | |
[pagina 13]
| |
Twee dronken hindoestanen, van een trouwfeest wegkomend, lieten hun adem los op nek van 'em. Hij rook die sopi die door ze gedronken was. Die stank van drank, eerder genot geweest, had ook z'n teken. Een foto-djoeka, bosnegerin die in de stad was komen wonen, riep dat ze - met al die stadsmensen op d'r - nog nooit zoveel bosnegers had gezien! ‘Baja? E!!’ Na veel geduw, gekomen in die bus, tjokvol. Dan bus ging weg nu, met ze, passasjiers. Johnnie tussen die soulbusmensen klem zittend op z'n bil. Ma' meegaan was meerijen toch! Dus! Kijk, loekoe, kijk! De verte was aan 't aankomen, wèg van zichzelf met die bus, na' daar, waar Johnnie was, het dichterbije! Door het rijen, alles kwam je tegemoet. Heel wat gestalten gingen zo omver: stilstaande landsbus, officieel en kapot, nooit op tijd meer met rijen van de ritten, banden geboordGa naar voetnoot10, bus helemaal ontkleed tot ijzerkarkas. Je kon al jaren zien, hoe bus dood was. Het dode busbedrijf der staat, Lanti's mislukte arbeid! Voorbij stilstaande bus gerejen, snel! Dan tegenkomend en passerend onderbalkons, met hun stoepen, hun traliedeur als onderdeel van ingang van ze! Hun grote vensters, raam zijnd, met hun piepjaloezie!Ga naar voetnoot11 Mensen, mensen, op benen, fiets trappend, lopend van gang. Hoe ze nie waren, in beweging, alsof nie te verklaren door een stilom exploderen van hun hartkracht aangedreven. Die aandrijfsels! Wie zou gaan weten wát ze masjieneerde! ‘E Boetta! Luister no?! Volgend week kom ik op die bijleg! A o skopoe no? ... Hij hoort me bijna niet! Terwijl ik praat over een prettig feest! Nee, láát! Vergeet die tori! ... Duizend mensen op één dag! In zo'n klein piepbusje als dit! Mi gado! Is een heleboel hoor! Stel je voor: j'hebt ze allemaal in één keer samen in één enkele sipi, boot zo groot, zo groot dat je niemeer gaat weten! Dan ben jij sjaffeur, nee, kapitein die ze moet sturen...’ Johnnie, hij dacht, hij dacht. | |
[pagina 14]
| |
‘Die m'mapima!!’ Sjaffeur daar van die bus, hij stuurde aan op vloek! Maakte met vloeken zelfs een aanbotsing! Buiten, vlak bij die trotwaar, was andere bus gaan optrekken. Bus die ook zelf passasjiers opnam bij halte. Dan kijk: kleine aanrijding! Konkurrensie liet ze wraken op makaar toch, die sjaffeurs! Dan nog, die m'moer!, hij kijkt nie uit z'n volksogen!, zo lelijk als boeboelaasGa naar voetnoot12 z'n achtergat! Ma' hij rijdt die bus weg, terwijl andere bus met Johnnie d'rin is aan 't passeren, net op dat wèry wèry moment! Dus aanrijding, zoals die mensen zeggen: bus bokst met bus! Vandaar sjaffeur z'n vloek uit ongekuisde mondspeeksels! Dan vol van klank ook, met z'n waarde. Ma' snel o.k.! Gelukkig! Geen van alletwee die bussen lijdt daarna aan schade! ‘Jo sebrefata jo! Ga! Ga, laat noodlot z'n spot met je drijven!’ Die andere bus verdween, nee, 't hád verdwijning, zo snel. Dan soulbus, waarin Johnnie opgezeteld, 't rijdt verder. Verder ging 't, de straat afwaarts, weggaand na' 't opdoemende. ‘Familie?! Hoe gaat met u dan? Ik had u lang nie gezien...!’ ‘Mijn god, dat ding is nog nie in orde gekomen! Hoe gaj'k doen dan? En?’ Een preveling aan mond. En desgevraagd fo waarom dit gezegd: ‘Nee, nèks! Niemand gaat weten!’ Soulbus, 't had z'n schoon te rijen rit, met sopiluchtGa naar voetnoot13, met ademruim en schokgevoel van mensen die op banken aan het zitten waren met hun lichaam, helemaal ook, geworden deel van bus in dat verkeer z'n stroming. Meegaande vracht, totdat ze uitstap hadden. ‘Sjaffeur, zet me hier... aaj, kijk no!’ (Johnnie) ‘Neem no!’ (Sjaffeur met kleingeld) Dan repte hij z'n voet, met halte achter z'n staart daar, stilstaand, hij met verwijdering weglopend. Weggaand was Johnnie, na' z'n-huis-z'n-ingang in! Straat over, voet afstand gevend langs trotwaar met gras met zand. Daar, in de aanbouw, op dat erf van iemand anders, half iets, als een | |
[pagina 15]
| |
soort huis. Hij keek. Hij keek... san? Niet alleen beton beton! N'no... kijk daarzo, mensen ook in die donkerte van waar hij woonde, vlakbij zijn huisdom, menigte aan 't vergaren. Een incident zeker, niet op zíjn weg! Ma' wát was aan 't gebeuren dan? Een ambulans was daar gekomen. Buurman, van meer dan zes huizen van hem, zo hoorde hij. Buurman was tot een ziektestaat gekomen. ‘Law nak' en!’ Dol was die man geworden volgens mond z'n zeggen. Dol als een loze bosbuffel! Wat dacht je, was met 'em gepasseerd? Hij was geen zes maanden terug gegaan, na' Holland. A gwe!, wèg van het land na' dáár! Hij had z'n baas z'n velGa naar voetnoot14 gestolen: weggegaan met dertig duizend blad op zak! Ma' toen hij nie kon blijven met heimwee, is meneer terug gekomen. Met alle stilte aan 'em, is hij huis gaan bouwen. Huis op erf. Huis op neutenGa naar voetnoot15. Met ónder huis, een doe-'t-zelf zaak. Ah! Voor ik je zeg!: binnen twee maanden zesmaal ingebroken! Hoe hij geen honden zette! Hoe geen stroom op draad! Dief maakte kortsluiting, dief gaf die hond z'n gif op vlees. Ah, zelfs met diefijzerGa naar voetnoot16 aan dat huis... afèn! Hij werd dus keer op keer van geld gelicht. Dan nog andere tegenslag, hij had een meid. Meid weggevlogen, Hollandwaarts, op zelfde manier, zoals hij met z'n baas z'n cente. (Baas die bedreigde, baas die nie bewijzen kon dat híj gestolen had, want baas z'n boekhouwen was zelf dangra & duister!) Ze zeiden: baas heeft 'em gewiest! Behekst dus, hij, buurman van zes huis verder, betoverd! Kwaaie beheksing ook, die wisi! Dat kleine druppeltje sukses van 'em! Fo hoelang kon 't gaan bestaan, getekkeld als 't werd aan alle kanten? (‘Als je in dit land iets begint... voor je begonnen bent, hebben anderen weer alles fo je afgebroken, álles!’) Als je weet!: dat huis van 'em! Hij kon gewoon geen | |
[pagina 16]
| |
slaap krijgen d'rin! Grote bakerspeldenGa naar voetnoot17 staken dwars door z'n hoofd! Hij hoorde zo levendig, hoe apen kerkliederen waren aan 't zingen, hoog aan z'n hoofd, terwijl hij lag op bed met prachtige matras z'n vering! Hij hoorde, twaalf uur geslagen, hoe natralGa naar voetnoot18 iemand liep, dwars in z'n huis, waarin hij was alleen. ‘W'is daar dan? Wie... wie loopt in me huis?’ Badammmm!! Schemerlamp valt! Scheur in antieke Hollandvaas met blauw van Delft! Een ronde fles, begint als een soort doodsmanshoofd te rollen, tot vlak zo, fo z'n beddevoet. San? Hoe kón zoiets? Hoe kón dat ding? Mijn god man, in de hemelduisters!! Sáááán??? Hij rende huis uit, kleren van z'n lichaam scheurend! Met blote bal onder z'n tollie, vlucht makend door dag en dauwsels! Een man, verdrietigheden één en al! ‘Hij'ft z'n verstand verloren! Z'hebben 'em gewoon tot gek gemaakt! Mi dati? M'e gwe! Ik?! Hoe je me hier ziet! Ik ga weg ja! Weg!’ Onder die aankondiging van persoon, dat persoon zou vertrekken, wèg, van woede, angst, liep Johnnie verder, dicht komend bij z'n eigen huis nu. Honden daar in die straat, honden gaven blaf-presentie! Hij zette voet, langs zand, langs goot met autoband in rotting, stokken, fiets z'n stuur ondersteboven. Sterker, sterker leek hij te voelen hoeveel hij zichzelf liep te zijn. Dat merkwaardige gevoel, alsof reaksie op die mensen daar, hun praten aan zijn oren daar aan zijhoofd! Met ambulans wegrijdend, vracht op viermaal één wiel weggerejen. Dennis? Dennis had voorstel uitgezegd, om een opruimingsdienst te beginnen. ‘Kijk, als je geen grote papierenGa naar voetnoot19 hebt, ga je geen werk hebben. En als je zo'n papier hebt, (denk aan die tori, van die meid, die op een ministerie als professionele typiste, met één vinger voor d'r grote borsten zit te tijpen), ... als je zo'n groot papier van één of andere hoge school hebt, dán nog verdienen anderen door lichaamskwaliteit méér | |
[pagina 17]
| |
geld dan jij! Of door slans politiek, waar ze als amtenaar ter beschikking, óver je werk als baas worden gegooid! Afèn! We kennen al dit soort van tori's al! Wat ik wil zeggen is dit: eigen weg zoeken, eigen ding beginnen is 't beste! Dit land heeft, behalve menselijke, zoveel echte autowrakken, dat je een dienst kan beginnen met ze op te ruimen.’ Johnnie, hij had 't met z'n oor gehoord. Hij had z'n hoofd een kleine schud gegeven. ‘Aaj, aaj, ik begrijp!’ ‘In plaats van dat we allemaal na' Holland gaan, kunnen we zelf iets hier laten bloeien, a no so brada?’ John had gezeten, alsof opeens met een heel hoofd, zo vol gedachten die uitbraken. ‘Kijk, wij blakamansGa naar voetnoot20 zijn als k'ka op straat! Als hondepoep liggen we nèks te doen! Ma' zie je, een koeliGa naar voetnoot21? Hij begint, al is 't met één groene banaan fo je te verkopen! Twee cent winst maar! Is dáármee neemt hij zijn genoegen. Morgen gaat 't vier cent worden. En verder, vóór je je gedachte laat omdraaien in je hoofd, dan is hij rijk!’ ‘Ma' wachte! Ik ken dit soort tori's al...! Zoveel verhalen die je hoort over: de ene groep dít, de andere groep dát...!’ ‘La' me uitpraten, jij met je oneerbiedigheid! Ija...! Of dan begint hij, die soso-foetoemanGa naar voetnoot22, een bus te kopen, hij maakt een kapotte motor d'rin, begint fo je op lijn te rijen! Ah! Broer van 'em komt helpen, zuster van 'em kookt, kinderen onderhouwen en verven die bus. Broer helpt, vader helpt, neef helpt! Voor je jezelf krijgt, hebben ze bloeiende familiebedrijf! Kijk maar: Bedrijf Sohansingh! Bedrijf... afèn! Ma' zie je, wij? Wij blakamans met die losse hoofd van ons! Chm! Tot onze lááste cent gaan we spenderen aan mooie meid en mooiste kleren! Niemand van ons helpt geen niemand!’ Zo! Dan nu kon hij tegenspreken, no? Johnnie, toen en toen, luisteroor gevend aan zijn ouwe buurman, P'pa Wa- | |
[pagina 18]
| |
wama, die zo dinges zei, over de dagelijkse gangen van het leven des lands. Ach, ouwe man hád gelijk. Ma' ja, 't klonk zo.. zo... groepsgewrongen! En moest je niet gaan onpartijdig blijven, om als jongmens nie te vervallen in racistisch denken zoals velen? En? Enigste wat hij plukte van dat gesprek als jongeman, was: open een busbedrijf, vraag je vergunning en exploiteer op een der buslijnen. Wat een wonder no, dat die ouwe Wawama nie tegelijk kinsdeGa naar voetnoot23! Ma' is goed! Hij met gedachte nu bij Dennis. ‘Aaj brada! Ik van mijn kant, ik stel voor dat we geen opruimdienst beginnen. Weet je fo wáárom? Ze gaan je alles laten opruimen en niets betalen! Is zo zijn we in dit land! Genot gaat eerst, dan pas komt niets d'rachter! Buitendien... hoor me, zo ouderwets! ... wie een auto fo z'n deur laat wegfrotten, heeft sowieso geen gevoel fo schoonheid in het spel met z'n omgeving! Dus wáárom zou ik z'n barbarij nie uitbuiten? In plaats van hem beschaafd te willen maken! Feit dat hij luie benen heeft, betekent dat ik aan z'n rit een cent verdienen kan! Weet je wat? Laat ons een busbedrijf beginnen no?’ Een busbedrijf! Zware djop man, met zware konkurrensie. Ma' wel met brood, een goed stuk droog brood ook! Aangenaam ook, fo Johnnie, door die soulmuziek, die je kon draaien aan je oor. Buitendien, wáárom zou je iets anders beginnen dan dát? En? Kijk winkelman van op de hoek - redeneerde Johnnie nu, fo volste overtuiging. Winkelman met z'n nu afgebrande winkelzaak. Een brand, die de op díe plaats gekomen geroepen brandweer, nie kon blussen. ‘Ija meneer! Geloof me zonder dat je wil! Ik kan 't gewoonweg nie vergeten! Brandweer komt! Brandweer ziet: me huis slaat uit de vlam! Dan gaan ze proberen om dat vuur dood te maken! Ze zetten spuiten, ze draaien kraan open! Nèks komt d'ruit, geen water! Je denkt is grap no? Ik heb die brandweer bijna doodge- | |
[pagina 19]
| |
schoten! Als nie me pistool was in dat brandend huis! Chm! Dan als je wéét: is een díef heeft dat vuur fo me aangestoken! Die jongens van dit land zijn lui! Ze zijn lui en ze willen nie werken! Ze zakkenrollen en ze inbreken! Dát doen ze meneer! Dan weer dit land: kent geen organiseren! Als je moet rekenen op LantiGa naar voetnoot24 z'n hulp! Je gaat dóódgaan en geen hándje hulp vinden! A so toch? Kijk na' me uitgebrande winkel hier! Ik moet nu zitten onder een paar balken! Want dat vuur heeft me hele winkelpand opgevreten! Omdat brandweer geen water had...!’ Aaj! Niets leek te kunnen lukken, niks, geen enkele enkele onderneming. Beginnen met Lanti, was al op je eindpunt zitten! Beginnen met jezelf, een eigen bisnis, zou je kunnen? Hij hief z'n hoofd op na' z'n huis, die Johnnie, lopend arriverend nu. ‘Aaj brada! 'Kzie, je bent gekomen! Luister hier no...!’ Dennis in vol ornaat van praten nu, met stem. Horen hoorde hij, Johnnie, hoe tot nog toe 't gelopen was, die tori, aanschaf van die bus! |
|